Hoe word je een Ko Colijn? (Naast wat hij al was nu zelfs Officier in de orde van Oranje Nassau!) De buitenlandexpert en vertrekkend directeur van Clingendael legt uit.

De man die in zijn column elke week orde schept in uw wereldbeeld vindt het een rare vraag. Gewend om als adviseur van ministers, diplomaten, generaals en Vrij Nederland-lezers de grote wereldproblemen onder de loep te nemen, heeft hij nooit veel gedachten aan zijn eigen loopbaan gewijd. Tsja, hoe word je een Ko Colijn? Onwennig terugkijkend bedenkt hij dat het zeker heeft geholpen dat hij is opgegroeid in een overzichtelijke tijd, in een wereld die van zichzelf al behoorlijk ordelijk leek en waar je als jongetje iets van kon proberen te begrijpen. Misschien dat hij daardoor altijd is blijven zoeken naar die ordening in wat op het eerste gezicht willekeur en chaos lijkt.

Elke zondagmiddag om tien over één werd de wereld op vertrouwenwekkende, een tikje gedragen toon overtuigend aan hem uitgelegd. Dan werd in huize Colijn, ‘een keurig Haags ambtenarengezin’, absolute stilte geëist, want zeven minuten lang was het woord aan mr. G.B.J. Hiltermann, de oerhollandse, conservatieve radiocommentator van wie de luisteraar niet kon vermoeden dat hij in Argentinië was geboren en achter zijn initialen de exotische voornamen Gustavo Bernardo José verborg. ‘Op straffe van verbanning naar mijn zolderkamer moest ik dan mijn kop houden,’ herinnert Ko Colijn zich. ‘Het thema veiligheid had mijn vaders grote belangstelling. Hij volgde de wereldpolitiek heel intensief en moest en zou luisteren naar mr. G.B.J., ik heb daar wel een klap van meegekregen. Ik wist op mijn zesde al dat Eisenhower, toen president van de VS, in de Tweede Wereldoorlog een van onze bevrijders was geweest. En dat de Britse premier MacMillan wilde dat zijn land bij de EU zou horen, bij de EEG zoals het toen heette.’

De toestand in de wereld was de titel van Hiltermanns commentaar, maar die AVRO-coryfee had niet het monopolie op het verklaren van de internationale politiek. ‘Op maandag besprak K.J. Voskuil, de vader van de schrijver, de socialistische toestand in de wereld,’ zegt Colijn. ‘Dan had je nog Anton Constandse die sprak vanuit anarchistisch perspectief en H.J. Neuman, die voor de KRO zijn katholieke kijk gaf op de wereldpolitiek.’ In dat verzuilde Nederland luisterde je niet naar al die stemmen, maar moest je kiezen. ‘Mijn vader had een duidelijke keuze gemaakt voor het conservatief-liberale geluid van Hiltermann. Daarmee was de zondag gecoverd. Op alle andere dagen stond hij als hij thuiskwam uit kantoor op de uitkijk om te zien of Het Vaderland er al aankwam. Achter die krant verdween hij dan de rest van de avond.’

De nieuwe wereldmachten

Dat was begin tweede helft vorige eeuw, toen de wereld nog lekker overzichtelijk leek. Maar Colijn (geen familie van de premier die Nederland opriep om toch vooral rustig te gaan slapen toen Hitler met de herovering van het Rijnland aan zijn Europese veldtocht begon) vindt deze tijd een stuk interessanter. ‘Aan Clingendael wordt regelmatig gevraagd: kunnen jullie een monitor van de wereld schrijven, hoe het ervoor staat? Een beetje à la Hiltermann dus, maar dan wetenschappelijk onderbouwd.’ Dat is nu ingewikkelder dan ooit, de wereld telt oneindig meer spelers dan ‘de Grote Vijf’ waar GBJ het altijd over had, en bevindt zich in een behoorlijk instabiele periode, of zoals Colijn het uitlegt: ‘We zitten midden in de overgang van de bipolaire wereld van de Koude Oorlog via een unipolaire wereld waarin de Amerikanen het in hun eentje voor het zeggen hadden naar een multipolaire wereld waarin vijf of zes grootmachten een gezamenlijk evenwicht moeten zien te vinden.’

Mij fascineert de bestuurbaarheid – of beter gezegd: de stuurloosheid – van de wereldpolitiek. Nu de VS en de Russen hun monopolie kwijt zijn, eisen China, India en misschien Brazilië hun fair share in de wereldpolitiek en de EU probeert zich soms als een zesde pool in de wereld te gedragen. Maar ondertussen hebben we nog steeds te maken met antieke institutionele verhoudingen, legt Colijn uit. ‘De vijf permanente leden met vetorecht in de VN – China, Frankrijk, Rusland, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk – zijn de grootmachten van 1946, niet die van 2016. En het is sowieso de vraag of de wereldorde die toen is ontstaan, de Pax Americana, aanvaardbaar is voor de nieuwe wereldmachten. Zullen de Chinezen op den duur willen meespelen in van oorsprong Angelsaksische instituties als de Wereldbank en het IMF? Of ontstaat er een parallel systeem onder leiding van de Chinezen of de Indiërs?’

Landgoed

Ko Colijn resideert op Clingendael, een landgoed in Wassenaar met een grote Japanse tuin, een Orangerie en een oud-Hollandse tuin. In het voormalige koetshuis zijn nu een theeschenkerij en ateliers. ‘Mensen uit de hele wereld komen graag naar deze prachtige buitenplaats om aan onze Academy te worden opgeleid. Er lopen op de wereld inmiddels zo’n zesduizend diplomaten, ambassadeurs of ministers rond die hier ooit getraind werden. Het diplomatenklasje van Buitenlandse Zaken is maar een klein deel van het hele volume.’

Hij ontvangt als een landheer, rijzig, in pak en met wandelstok. Zo idyllisch als nu was het hier niet altijd, vertelt Colijn, die op deze warme zomerdag zijn afscheid – voortijdig, maar daarover later meer – bespreekt als directeur van onderzoeksinstituut Clingendael. ‘Het landgoed maakte deel uit van de Atlantikwall, er werden hier bunkers en verdedigingswerken gebouwd en de enige reden dat huize Clingendael mocht blijven staan, was dat het de woning was van de nazi Arthur Seyss-Inquart, de Nederlandse Rijkscommissaris die later in Neurenberg ter dood is veroordeeld.’

We zijn even beland in de toestand van de wereld van 40-45, toch niet de expertise van buitenlandspecialist Ko Colijn, die volgens de Clingendael-website expert is in conflict and fragility en security and terrorism zo ongeveer overal ter wereld. Maar als journalist, wetenschapper en docent heeft hij zich nooit laten inperken door functieomschrijvingen of onderzoeksopdrachten. In een van zijn best gelezen VN-columns van de laatste tijd voer hij bijvoorbeeld uit tegen de sportverdwazing die de media de afgelopen zomer teisterde. En vandaag begint hij het gesprek met een bedachtzame tirade tegen de dictatoriale trekjes van de digitale kiosk Blendle. ‘Ook al denkt hij de redder te zijn van de journalistiek, Alexander Klöpping is in elk geval níét de redder van het publieke debat. Als je een stuk schrijft op de opiniepagina’s van NRC of de Volkskrant ben je door de afspraken van die kranten met Blendle geen baas meer over je eigen stuk. Je kunt het dan als medewerker van organisaties als Clingendael, Oxfam, Cordaid of Amnesty pas drie maanden later op de eigen site publiceren. Dat ga je dus niet doen en daarmee wordt het publieke debat in feite deels gesmoord.’

Moeizaam lopend – ‘die stok is er niet voor de sier, die heb ik echt nodig’ – is hij voorgegaan naar een grote kamer aan het water, waar hij kantoor houdt. Nog even. Vanaf de vijver vol waterlelies klinkt door het open raam geplons van roeispanen van een van de bootjes die hier rondvaren. Het pand wordt gehuurd van de gemeente Den Haag en het instituut Clingendael is voor het betalen van huur en personeel steeds meer afhankelijk van eigen inkomsten. Colijn is voortdurend op zoek naar fondsen – laatst was hij nog op bezoek bij de Postcodeloterij – want anders dan vroeger is zijn denktank niet meer zeker van de overheid als vaste en goed betalende klant. Van de omzet van twaalf miljoen kwam tot nu toe iets minder dan een kwart binnen via basissubsidies van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie, maar dat is vanaf volgend jaar afgelopen. ‘De ministeries hebben gezegd: daar willen we vanaf, jullie moeten voortaan maar gewoon pitchen, concurreren met andere denktanks waar we kennis kunnen inkopen, zoals Chatham House of Brookings in Engeland en de VS, maar ook The Hague Centre for Strategic Studies en het Haagse Institute for Global Justice.

Deze zomer zijn alle verloven ingetrokken, we gingen niet met vakantie maar schreven scherpe offertes over kernzaken als Europa, de internationale veiligheidssituatie, de klimaatcrisis.’ 
Hij maakt zich niet ongerust. ‘De behoefte aan kennis bij BZ en Defensie blijft onverminderd groot, ze hebben soms geen idee wat ze moeten en dan zijn wij als raadgever toch vertrouwder dan die think tanks in Londen of Washington. En afgezien van de aanbestedingen voor langlopende projecten hebben ze altijd nog zakgeld, zodat ze bij onverwachte gebeurtenissen kunnen zeggen: wil je even dit of dat onderzoeken. Ze kunnen op ons rekenen om een Poolse of Iraanse ambassadeur bij te praten over de Nederlandse internationale positie of om rapporten te schrijven over de toekomst van de krijgsmacht. Of bij grote incidenten zoals de MH17.’

Steeds complexer: ‘We zitten in de overgang van de bipolaire wereld naar een multipolaire.’ Beeld: Henk Wildschut en Paul Faassen
Competentiestrijd

Op vrijdag 18 juli 2014, een dag na het neerstorten van Malaysian Airlines-vlucht MH17, vertrok hoofdcommissaris Pieter-Jaap Aalbersberg als hoofd van de repatriëringsmissie naar Oekraïne. ‘Vlak voor zijn vertrek zat hij in die stoel,’ wijst Colijn. ‘Zijn koffer stond ernaast, die had hij al gepakt. Hij zei: ik ben gebeld door premier Mark Rutte, ik vlieg vandaag naar Oekraïne, maar ik ken dat land helemaal niet. Kunnen jullie me helpen?’ Twee Ruslandspecialisten van Clingendael gaven de commissaris die vrijdagmiddag een stoomcursus over de Russisch-Oekraïense verhoudingen. ‘Om kwart over negen ’s avonds zat hij een stuk wijzer in het vliegtuig naar Kiev.’

Het was een van de dossiers waarbij er onduidelijkheid ontstond over de verantwoordelijkheid van de ministeries van Algemene Zaken, Veiligheid & Justitie, Buitenlandse Zaken en Defensie, zegt Colijn. ‘Er zijn zaken die je zowel high als low politics zou kunnen noemen. Dat geldt ook voor terrorisme, is dat nu een kwestie voor Koenders of voor van Van der Steur? Cyberwar of cybercrime: dat dossier ligt alleen al qua naamgeving tussen beide domeinen in. Ook rond de MH17 ontstond zo’n competentiestrijd: moesten diplomaten dit oplossen of politiemannen, of militairen? Daar is Clingendael ook over geraadpleegd, in de coulissen. Typisch een dossier dat tussen ministeries in valt en dat ditmaal bij V&J terecht kwam. Het heeft kostbare tijd gekost om uiteindelijk een crisisgroep te vormen waarin ook mensen van Buitenlandse Zaken en Defensie zaten.’

De praktijk is allang dat we militair volledig afhankelijk zijn van het buitenland.De eerste dagen na het neerhalen van de MH17 maakten topambtenaren zich zorgen over het risico van een volksoproer, bleek onlangs uit journalistiek onderzoek. Om aan de wil van het volk en aan de roep van De Telegraaf tegemoet te komen, is zelfs de mogelijkheid van militair ingrijpen voorbij gekomen in het crisisberaad in Den Haag. In zijn Zomergasten-uitzending had premier Rutte het over de optie om ‘troepen’ naar Oekraïne te sturen. ‘Er is op hoog militair niveau aan ons gevraagd: hoe kijken jullie er tegenaan als we daar “iets” zouden doen,’ zegt Ko Colijn. ‘Er werd niet over concrete scenario’s gesproken, maar de inzet was: hoe kunnen we dat gebied waar de lijken en de wrakstukken liggen veilig stellen? Hoe zinvol en haalbaar is het om er een ring van commando’s omheen te zetten om te zorgen dat die separatisten het onderzoek niet belemmeren?’

Professioneel zag niemand van de militaire staf het zitten, volgens Colijn, maar even was er het gevoel: straks eist de politiek dit van ons en dan moeten we kunnen handelen. De crisisgroep zat in zijn maag met de maatschappelijke druk en de militaire optie was kansloos. ‘Dat moment van twijfel heeft maar heel kort geduurd en ons advies als Clingendael was duidelijk: elke vorm van militaire bemoeienis was volstrekt onwenselijk.’

‘Oorlogen van failed states ontwrichten ook onze samenleving.’
Verwaarloosde oorlogen

Behalve directeur van Clingendael en docent aan de Erasmus Universiteit is prof. dr. Ko Colijn ook journalist. Al een jaar of veertig schrijft hij voor Vrij Nederland, eerst lange onderzoeksverhalen, later columns. In die vroege verhalen ging het over leveranties van fregatten aan de sjah van Perzië en wat later over de duistere zaken van Muiden Chemie, illegale kruitleveranties en nachtkijkers aan Iran en Saddam Hoessein, de plaatsing van kruisraketten en de Nederlandse gifgasleveranties aan Libië. ‘Die hausse van de Nederlandse wapenhandel, die in de jaren tachtig heel groot was, is voorbij,’ zegt Colijn. ‘Goed, we leveren nog een paar korvetten aan Marokko en we hebben het Egyptische leger voorzien van de legervoertuigen die op het Tahrirplein stonden. De wapenexport blijft qua omzet op peil, maar tegenwoordig gaat het voornamelijk om halfproducten en onderdelen. Zo was er onlangs in de binnenkamer van het kabinet veel te doen over de leverantie van vliegtuigbanden voor de luchtmacht van Saoedi-Arabië. Destijds werden hier de eindproducten gemaakt: kanonnen, nachtzichtapparatuur. Een paar van die vliegtuigbanden is toch echt een ander verhaal dan zes fregatten leveren aan de Saoedi’s, iets wat Bolkestein destijds wilde.’

Het sentiment is ook veranderd, de discussie was destijds ideologisch gekleurd, zegt Colijn, die onlangs zijn veertigjarige PvdA-lidmaatschap vierde – ‘maar ik geef ook lezingen voor VVD, GroenLinks of het CDA, hoor’. ‘Pacifisten hoor je nu niet meer, de kraakbeweging is verdwenen, de linkse beweging die het leger het liefst helemaal wilde afschaffen is gemarginaliseerd. Nu bestaat er een brede overeenstemming over het feit dat de veiligheidssituatie zwaar is verslechterd terwijl we onze verdediging sinds de val van de muur verwaarloosd en ontmanteld hebben.’

Het overheersende gevoel, vervolgt Colijn, is dat de onveiligheid wel erg dichtbij komt. ‘Er is een ring of instability met Poetin in het oosten en falende staten in het zuiden, van de westelijke Sahel tot Syrië. En Nederland bungelt onder in de lijstjes van de NAVO als het gaat om defensie-uitgaven. We hebben onverantwoord bezuinigd op defensie en we hebben een Potemkin-krijgsmacht in stand gehouden waarvan de operationele inzetbaarheid gering is.’

In mijn vrije tijd gaf ik les in marxistische economie, dat was toen in de mode.Voor het eerst is in het rapport van de Rekenkamer gezegd: we kunnen ons eigen grondgebied niet eens verdedigen. Dat klinkt misschien alarmerend, maar is niet zo interessant, zegt Colijn. ‘De praktijk is allang dat we militair volledig afhankelijk zijn van het buitenland. De krijgsmacht doet steeds meer samen met de Duitsers, tot nu toe al zo’n driehonderd projecten. Generaal Mart de Kruif, tot begin dit jaar commandant van de landstrijdkrachten, zei in deze kamer tegen me: “We zijn eigenlijk gewoon een deel van de Duitse Bundeswehr.” Dat gedoe van Geert Wilders cum suis over de Nederlandse soevereiniteit is volkomen achterhaald.’

Nederland geeft maar 1 procent van het nationaal inkomen uit aan de NAVO, terwijl de afspraak is dat dat minimaal het dubbele moet zijn, wat zou neerkomen op 14 miljard. Colijn is voor verhoging van de Defensie-uitgaven – en dan liefst niet door onverantwoorde aankopen als de JSF. ‘Zo’n eenzijdige investering tast de landmacht en de marine aan, dus dan kleed je de luchtmacht aan ten koste van die twee andere krijgsmachtonderdelen. Dat kan niet de bedoeling zijn, want de minister wil wél een multifunctionele krijgsmacht.’

De belangrijkste taak is de verdediging van het land, daarnaast zijn er de missies in het buitenland, zoals Afghanistan, Mali en Syrië. En ten derde zijn er nationale taken, soldaten die worden ingezet tegen terrorisme en om zandzakken bij de Maas te leggen. ‘Rechts zegt: laten we stoppen met die wars of choice, die expeditionaire missies. Maar driekwart van de oorlogen die er op de wereld gevoerd worden, zijn verwaarloosde oorlogen van failed states, die ook ónze samenleving ontwrichten door export van terreur, vluchtelingen, internationale misdaad. Dus dat zijn in feite ook onze wars. Ik vind oprecht dat we er allemaal belang bij hebben om die buitenlandse missies te blijven uitvoeren, ook al kun je twijfels hebben over de effectiviteit van bijvoorbeeld de Nederlandse bemoeienis in Afghanistan.’

Welke deskundigen volgt de deskundige?
Ko Colijn bewondert vooral de ‘abstractologen’ die tot integrale analyses van de wereld in staat zijn en verstandige dingen zeggen over zijn kerninteresse: de bestuurloosheid van de wereld, de beteugeling van de anarchie. ‘Dat kunnen grandioze historici zijn als Paul Kennedy of Henry Kissinger. Je kunt van die laatste vinden wat je wilt – een oorlogsmisdadiger, een valse adjudant van Nixon – maar daarnaast, en dat is bijna onmenselijk knap, is hij in staat om in zijn World Order de geschiedenis professoraal te bespreken. Alleen missen die historici weer het gereedschap en de rigueur van de Leer der Internationale Betrekkingen. Uit die wereld volg ik John Ikenberry, AnneMarie Slaughter, Robert Keohane, Paragh Khanna en Ian Bremmer. En gezaghebbende journalisten als Gideon Rachman, Thom Friedman en Philip Stephens, mondiale super-G.B.J. Hiltermannen die het meer van insidercontacten dan van de studiezaal moeten hebben, onschatbare brokers tussen kennis en wereldpolitiek.’

Dienstplicht

Hoe kwam een leraar economie van een keurige middelbare school eigenlijk terecht in de wereld van wapenhandel, gifgas en generaal-majoors? Terwijl hij zelf niet eens in militaire dienst was geweest? Aanvankelijk was Colijn leraar economie aan het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest. ‘In mijn vrije tijd gaf ik les in marxistische economie, dat was toen in de mode. De huidige minister van OC&W Jet Bussemaker heeft die cursussen nog bij mij gevolgd.’ Dat lesgeven en die dienstplicht hadden met elkaar te maken. ‘Destijds kon je door les te geven tot je dertigste vrijstelling krijgen van militaire dienst,’ zegt Colijn. ‘Ik was niet op pacifistische gronden tegen de dienstplicht, maar de keus was: economie geven op een middelbare school of anderhalf jaar over de Ermelose heide kruipen. Ik heb voor het eerste gekozen en daar schaam ik mij niet voor. Het is best ironisch dat het nu bij mijn baan hoort om hoge militairen college te geven over wat te doen in Mali of Afghanistan.’ Toch ziet hij verrassend genoeg wel iets in herinvoering van de dienstplicht. ‘Moreel gezien vind ik het geen slecht idee om tegen jongens en meisjes te zeggen: doe minstens een jaar iets voor je land. Maar dat staat los van het veiligheidsdebat. Als het gaat om militaire dienstplicht is het probleem wel dat het meeste materieel daarvoor te ingewikkeld is, je hebt al meer dan een jaar nodig om een tank überhaupt in beweging te krijgen. Alleen een kalasjnikov kun je binnen een halfuur bedienen.’

Illegale wapenexporten

Tijdens zijn studie politieke wetenschappen (specialisatie internationale betrekkingen) aan de Universiteit Leiden werkte Ko Colijn samen met medestudent Paul Rusman aan een kleine dependance van het beroemde Groningse Polemologisch Instituut van professor Röling. ‘Het heette de Polemologische Bibliotheek, een soort dispuut met boeken over vraagstukken van oorlog en vrede die we verzamelden door oude zolders op te ruimen of uit legaten van overleden dominees.’

Ze hadden de wind mee: de belangstelling voor bewapening was door protesten tegen de neutronenbom, de vervanging van de Starfighter door de F16 en de Lockheed-affaire op een hoogtepunt. ‘Het “militair-industrieel complex” heette die internationale wapenindustrie in linkse kringen en dat was echt een hausse. Bij de VPRO en kort daarna bij Vrij Nederland vroegen ze aan Rusman en mij: kunnen jullie ons vertellen of er in Nederland ook zo’n kongsie van industrie, wetenschap, krijgsmachtorganisatie bestaat? En wie verdienen er bij ons aan de grote wapendeals?’

Er braken gouden tijden aan voor de defensiejournalistiek en Colijn en Rusman waren de enigen die onderzoeksjournalistiek bedreven, iets wat ze lange tijd volhielden naast hun baan als leraar economie. ‘Ik heb altijd die twee petten gehouden en ik heb daar, een beetje dansend soms, van kunnen profiteren,’ zegt Colijn die ook later steeds óók journalist bleef. Aanvankelijk als medewerker en later als redacteur van Vrij Nederland. ‘Ik benutte de ouderwetse journalistieke netwerken, maar kreeg via de iets hoger gelegen netwerken van Clingendael ook snel toegang tot de hoogste ambtenaren. Dat spel moet je goed en fair spelen.’ Omgekeerd was de journalistiek een bron voor zijn wetenschappelijke werk. ‘Paul Rusman en ik hadden dankzij ons speurwerk voor Vrij Nederland zoveel dossiers opgebouwd over illegale wapenexporten van Nederlandse bedrijven aan Iran én aan Irak, terwijl die met elkaar in oorlog waren, dat we dat niet allemaal in VN kwijt konden. Onze hangmappen puilden uit en op een gegeven moment zat er niets anders op dan er een boek over te schrijven. Het is een mooi dik proefschrift geworden dat voor een groot gedeelte was gebaseerd op onze verhalen die eerder in VN waren verschenen.’

Onbestuurbaar: ‘De helft van de wereld bestaat uit falende of fragiele staten.’
Dreigbrief

Colijn blijft schrijven voor Vrij Nederland, ook nu hij nog voor zijn officiële pensionering, 4 oktober, gedwongen is gestopt als Clingendaeldirecteur. ‘Ik kreeg een dreigbrief van de neurologe, die schreef: stop er mee, anders val je een keer om. Ik heb naar haar geluisterd.’

Zijn kamer aan de vijver heeft hij dus afgestaan aan Monika Sie Dhian Ho, de politicologe en voormalige directeur van de Wiardi Beckman Stichting die hem is opgevolgd. ‘Ik heb geen rol gespeeld bij de selectie van mijn opvolger, maar Monika was mijn allereerste student aan de Erasmus Universiteit en ik was blij met de keuze.’ Colijn zal haar inwerken, maar zou ook een boek willen schrijven dat verder gaat waar zijn oratie bij de aanvaarding van het hoogleraarschap mondiale veiligheidsvraagstukken ophield. ‘Mij fascineert de bestuurbaarheid – of beter gezegd de stuurloosheid – van de wereldpolitiek. Er moeten mechanismen ontstaan die voor China én voor Rusland én voor het Westen acceptabel zijn om de anarchie, die onze wereld eigenlijk nog steeds is, bestuurbaar te houden. Om de veiligheidsconflicten op te lossen, maar ook de klimaatkwestie en de vluchtelingenpolitiek. De bestaande afspraken worden niet door alle landen erkend en de helft van de wereld bestaat niet eens uit landen maar uit falende of fragiele staten. Ik vind het belangrijk om in kaart te brengen hoe de wereld worstelt om zoiets toch voor elkaar te krijgen.’

Ik loop nu al als een dronkaard als ik geen stok gebruik, misschien loop ik binnenkort helemaal niet meer.Dat dat niet of alleen maar moeizaam vordert, slaat hem niet uit het veld. Kijkt hij niet ongerust naar de wereld waarin zijn pas geboren kleindochter terecht zal komen? ‘Het is zoals Obama zei over zijn streven om kernwapens de wereld uit te krijgen: ‘This goal will not be reached quickly –- perhaps not in my lifetime.’ Maar als je het over honderden jaren bekijkt, is er wel degelijk sprake van vooruitgang. We hebben na de Tweede Wereldoorlog de mensenrechten uitgevonden. We hebben de democratie min of meer verheven tot de ideale staatsvorm. We hebben gezegd: we kunnen beter geen kernwapens gebruiken. Niet iedereen is het ermee eens, maar toch, het is een soort norm geworden. De responsibility to protect-doctrine, de R2P, dus het recht om te interveniëren om grove schendingen van mensenrechten te bestrijden, was een revolutionaire stap, een wereldwijde publieke voorziening. Zoals we het normaal vinden dat je 112 kunt bellen als er op straat iets gebeurt wat je niet vertrouwt. Zo’n 112-mechanisme was er niet in de wereld. Dat recht is sindsdien één keer toegepast, in Libië, maar het wordt nu niet meer vanzelfsprekend erkend omdat China en Rusland vinden dat wij te ver zijn gegaan in Libië. Die normatieve ontwikkeling, die zich soms over honderden jaren uitstrekt, laat een fascinerende trend zien van een wereldgemeenschap in wording. Soms twee stappen vooruit en een pijnlijke terug. Tegen de tijd dat mijn kleindochter naar de middelbare school gaat, zijn we absoluut weer een stukje verder opgeschoten.’

Als een dronkaard

Over zijn eigen toekomst is hij minder optimistisch. Hij weet sinds een paar jaar dat hij bij de 50 procent in de familie Colijn hoort bij wie de gevolgen optreden van de erfelijke kwaal met de weinig kleurrijke naam ADCA-SCA 6. ‘Rond ons zestigste krijgen we meestal de eerste verschijnselen. Het betekent kort gezegd dat Houston control in je hoofd niet meer goed werkt. De kleine hersenen krimpen en de aansturing van je spieren raakt ontregeld. Ik loop nu al als een dronkaard als ik geen stok gebruik, misschien loop ik binnenkort helemaal niet meer; hoe snel dat zal gaan, valt niet te voorspellen.’

Over het verloop van de ziekte maakt hij zich weinig illusies; hij heeft bij zijn grootvader, zijn moeder en zijn oudste zus kunnen zien hoe elke stap, elke traptrede, elke lettergreep tenslotte een te zwaar project werd. ‘De automaat in hun hoofd begaf het en dat is dodelijk vermoeiend. Bij mij valt het dan nog relatief mee, tot nu toe heb ik geen pijn en cognitief ga ik voor zover ik weet niet achteruit, dus ik heb eigenlijk niets te klagen.’

Schrijven en spreken lukt ook nog, al is hij steeds sneller moe. ‘Mijn opa was hoofdonderwijzer en die was al op zijn 49ste alleen nog maar in staat tot fluisteren. Zo ver is het met mij nog niet, maar ik kan geen college meer geven. Wel commentaar voor radio en tv, maar na een kwartier begint ook dat te haperen.’ In VN gaan we niets merken van zijn mindere conditie. ‘Ik maak gebruik van spraaktechnologie: als ik praat tegen de computer verschijnt de tekst vrijwel foutloos op het scherm. Engelse woorden schrijft dat programma de eerste keer nog fonetisch op, maar hij leert snel. Een fantastische oplossing.’ En dan, helaas, toch een noodzakelijk voorbehoud: ‘Tenminste, zolang het me nog lukt om verstaanbaar te spreken.’