Morgen wordt Vrij Nederland een maandblad, met extra cultuurspecials en een versterkte online aanwezigheid. Het is de volgende stap in een hele reeks uiterlijke veranderingen – de journalistieke inzet blijft nog altijd ongewijzigd.

‘Een krant voor hen die willen denken’, noemde oud-hoofdredacteur Henk van Randwijk Vrij Nederland bij het twintigjarige bestaan en hij vergeleek de geestelijke strijd die het naoorlogse VN moest voeren met een guerrilla-oorlog. Die beginselverklaring ging, zoals wel vaker in de geschiedenis van dit blad, samen met een vernieuwing van de vorm. VN presenteerde zich in dat kroonjaar met het nieuwe, roodgekleurde logo, ontworpen door Karst L. Zwart. Anders dan dat logo, dat het toch zo’n halve eeuw volhield, staat het motto van Van Randwijk nog steeds overeind. Al zijn er in de loop der tijd veel méér beginselverklaringen geformuleerd door hoofdredacteuren bij hun aantreden of ter gelegenheid van alweer een restyling. Vrij Nederland staat op het punt een van de meest ingrijpende transformaties te ondergaan in de meer dan driekwart eeuw dat het blad bestaat. Deze week verschijnt het voor het laatst als weekblad om op 15 december uit de as te herrijzen als een progressief platform: een maandblad, versterkt door kwartaalspecials en een nog grotere aanwezigheid online. De afgelopen tijd heeft de redactie vooral vooruitgekeken en plannen gemaakt voor een nieuwe, verbeterde versie van VN. Maar in de wetenschap dat het ook als het om veranderen gaat maar één stapje is in een lange reeks die zich uitstrekt over decennia.

Die traditie van vernieuwing begon al in het tweede oorlogsjaar, toen VN voor het eerst in grotere oplage kon worden gedrukt, op een echte drukpers. Op het eerste nummer, dat verscheen ter gelegenheid van de verjaardag van koningin Wilhelmina op 31 augustus 1940, had weliswaar oplage ‘1001 exemplaren’ gestaan maar dat was bedoeld om indruk te maken, toen nog niet op de adverteerders maar op de Duitse bezetter. In werkelijkheid waren er niet meer dan 130 gestencilde exemplaren. Dat zou in de loop van de oorlog oplopen tot tienduizenden die door een wijdvertakt netwerk van ondergrondse koeriers werden verspreid. In de laatste oorlogsjaren had hoofdredacteur Henk van Randwijk grootse visioenen, het blad zou na de bevrijding de Nederlanders moeten gaan opvoeden tot mondige burgers, VN diende ‘ons volk de kennis en het inzicht te verschaffen, die voorwaarden zijn voor het bewust deelnemen aan en het medeverantwoordelijkheid nemen voor de maatschappelijke, politieke en geestelijke taak van ieder afzonderlijk en van het volk als geheel’.

Het waren hooggestemde idealen, maar het resultaat was een weekblad van tien à twaalf pagina’s op grauw oorlogspapier, vol taaie beschouwingen. De enorme oplage van kort na de bevrijding – het aantal abonnees liep toen op tot zo’n 110.000 – stortte in een paar jaar tijd dan ook in elkaar. Er werden vergaande besprekingen gevoerd met De Groene Amsterdammer om met een fusie tegenwicht te bieden aan het rechtse Elseviers Weekblad, maar die zouden op niets uitlopen. Ondertussen werd door uitgeverij De Arbeiderspers en Het Parool besloten om het zieltogende weekblad onder de arm te nemen. Het moest in de woorden van toenmalig Parool-coryfee Simon Carmiggelt alsnog ‘het linkse antwoord op Elsevier’ worden.

Hoog Op de rots

In oktober 1948 verscheen een vernieuwd Vrij Nederland dat inderdaad ook in de vormgeving aan Elsevier deed denken. Het formaat was royaler, de opmaak luchtiger, naast ernstige verhalen waren er ook vrolijke columns van auteurs als Carmiggelt en de van Het Parool overgekomen jonge journalist Eli Asser. Asser belandde tussen oud-verzetsmensen die elkaar door en door kenden uit de bezettingstijd, en vooral tegen hoofdredacteur Henk van Randwijk keek hij op. ‘Die zat boven op een rots, daar kon ik helemaal niet bij,’ zei hij vorig jaar in VN. Maar Van Randwijk dreef al snel weg, hij kon zich niet vinden in het beleid van de van Het Parool overgekomen mede-hoofdredacteur Johan Winkler, die hij verweet ‘platvoersheden, schijngeestigheden en quasi-gevoeligheden’ in het blad te hebben geïntroduceerd. Een progressieve versie van Elsevier achtte hij ‘onbestaanbaar’. ‘We doen precies wat de anderen doen, alleen slechter, minder gevarieerd en minder goed geschreven.’ Van Randwijk vertrok met slaande deuren, Winkler zou tot 1955 aanblijven. Onder zijn leiding kende VN een kabbelend bestaan en een kleine oplage onder streng toezicht van de PvdA-leiding en vakbondsbestuurders.

Jeugdcultuur

Bij het aantreden van de katholieke socialist en verzetsheld Mathieu Smedts regende het opzeggingen van lezers die in VN vooral ook een protestants blad zagen. Smedts bleef ondertussen de beginselen trouw die als een rode draad door de geschiedenis van het blad lopen. ‘Wij zijn onverdraagzaam enkel tegen de onverdraagzamen, tegen dictatuur van links en rechts,’ schreef hij bij zijn aantreden. Het blad wilde ‘de troost zijn der verdrukten en de verdrukker van degenen die geen troost nodig hebben’.
Al meteen in zijn eerste jaar bleek Smedts een vernieuwer. Hij haalde de jonge verslaggever Jan Vrijman binnen, die een serie reportages maakte over de nozems, met fotoseries van de eveneens piepjonge Ed van der Elsken. Het was de eerste keer dat de jeugdcultuur op die manier werd beschreven.

Het kabinet Van Agt-Wiegel bood inspiratie voor de beroemde advertentie: ’t zijn weer tijden om je op Vrij Nederland te abonneren.

Smedts slaagde erin om Vrij Nederland om te bouwen tot een titel waar kritische en onafhankelijke geesten een onderdak vonden. De jonge redacteur Rinus Ferdinandusse loodste met goedvinden van de hoofdredactie latere coryfeeën als Hugo Brandt Corstius, Joop van Tijn, Peter Vos en Renate Rubinstein binnen – allen afkomstig van Propria Cures. VN groeide langzaam naar het blad dat het in de ‘gouden jaren’ zou worden: de reportages werden langer, de interviews steeds prominenter, er verschenen beeldbepalende columns, cartoons van Peter van Straaten, Jaap Vegter, Siegfried Woldhek en de morbide tekeningen van Harry Lammertink (Yrrah). In 1969 vertrok Smedts nadat adjunct Ferdinandusse in de maanden ervoor de leiding in feite al had overgenomen. Het adagium in die gedemocratiseerde jaren was een variant op eerdere beginselverklaringen: ‘Wij controleren de macht.’ Alleen was dat motto nu losgekoppeld van de protestantse of de rode zuil. Roem en oplage stegen tot grote hoogte, maar het blad hield begin jaren zeventig min of meer dezelfde vorm: een krant van twee katernen.

’t zijn weer tijden

Pas vanaf 3 september 1977 kregen de lezers echt meer waar voor hun rijksdaalder – een paar maanden later bood het kabinet Van Agt-Wiegel inspiratie voor de beroemde advertentie: ’t zijn weer tijden om je op Vrij Nederland te abonneren. De twee vertrouwde katernen waarin ‘achter de schermen van de politiek’ werd gekeken, ‘beerputten’ werden opengetrokken ‘waarvan niemand het bestaan wist’ en grote interviews met beroemdheden werden afgedrukt waren er al. Daar kwam nu een ‘lijvig kleurenkatern op magazineformaat’ bij om ‘op gezette tijden een onderwerp volledig te kunnen uitdiepen’.

Dat ‘volledig’ werd letterlijk genomen: in de eerste aflevering werd de ondergang van textielfabriek Sturka beschreven waarvoor álle meer dan tachtig ontslagen personeelsleden waren geïnterviewd. Het mondde uit in een reportage van veertig pagina’s met foto’s van Bert Nienhuis. Vrij Nederland bleef in die jaren uitbreiden – de eerste Detective & Thrillergids verscheen in 1980, het aanvankelijk maandelijkse boekenkatern werd vanaf december 1984 wekelijks aan de krant en het kleurenkatern toegevoegd. Het leek niet op te kunnen, maar ondertussen was de neergang ingezet.
De onderlinge verhoudingen verzuurden, de redactie viel in kampen uit elkaar – die legendarische ruzies zijn inmiddels uitentreuren beschreven. Daarnaast stond de oplage onder druk door de opkomst van de zaterdagkaternen van de dagbladen. Bij het vijftigjarig jubileum in september 1990, alweer rondom de oprichtingsdatum, werd een magazine gelanceerd waarin alle katernen waren samen gevoegd. Het extra groot uitgevoerde weekblad was met 28 bij 36 centimeter even groot als het Franse dagblad Libération, al deed de nieuwe vorm een NRC Handelsblad-recensent misprijzend denken aan ‘bepaalde “life style” tijdschriften als Interview en Rolling Stone’. De hoofdredactie benadrukte dat VN een weekblad bleef ‘dat naar krant ruikt’ en op hetzelfde formaat werd gedrukt als het eerste nummer van na de bevrijding. ‘Dat heette toen nog geen “magazine”, het was gewoon een krant, een krantje zelfs.’ Door dat formaat en door het goedkope papier konden de redacteuren ondanks de ingrijpende facelift als vanouds over ‘de krant’ blijven spreken.

Polemischer

Ook al veranderde de verschijningvorm van het blad, de redactionele koers bleef onveranderd. In hun hoofdredactioneel benadrukten Rinus Ferdinandusse en Joop van Tijn dat weliswaar was gekozen voor een nieuwe vorm, maar dat Vrij Nederland even ‘tegendraads, onverwacht, prikkelend en a-modisch’ zou blijven als de ‘leden’ van het blad het gewend waren. Nog altijd wilde VN in de geest van Van Randwijk schrijven voor mensen ‘die willen denken’. Zoals directeur Theo Bouwman het zei: ‘Vrij Nederland zal Vrij Nederland blijven maar ook veranderen, zoals het ook in de afgelopen vijftig jaar voortdurend veranderd is.’

Na de dood van Joop van Tijn in september 1997 trad in 1998 voormalig Amerika-correspondent Oscar Garschagen aan als hoofdredacteur. ‘Vrij Nederland vernieuwt en gaat tegelijkertijd een beetje terug naar vroeger,’ schreef hij in een hoofdredactionele mededeling. Uiterlijke en inhoudelijke veranderingen zouden geleidelijk worden doorgevoerd, het devies was ‘werk in uitvoering’. Hij wilde Vrij Nederland polemischer maken en riep daarvoor afzonderlijke opiniepagina’s in het leven waar alles mocht, mits het ‘prikkelend, polemisch en tegendraads was’. Het formaat werd verkleind, wat vooral een papierbesparing opleverde maar in het redactioneel werd aangeprezen als een slimme zet waardoor je het blad ‘lekkerder in bed, bad en in de trein’ kon lezen. De rubriek Brandende Kwesties zou, net als de cultuurbijlage UitVN waaraan onder anderen Arnon Grunberg en Martin Bril meewerkten, na een aantal jaren ook weer geruisloos verdwijnen.

Garschagen werd in 2001 opgevolgd door boekenredacteur Xandra Schutte. In mei van dat jaar kondigde ze samen met uitgever Hendrik Jan Schoo trots een gerestylde Vrij Nederland aan. Ditmaal voor het eerst echt op traditioneel magazine-formaat, alweer vanwege dat lezen in bad, dat in VN-kringen kennelijk als krachtig argument werd gevoeld. ‘Oud-hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse zei ooit dat Vrij Nederland er niet was om in bad te lezen – nu het wel kan, is dat mooi meegenomen,’ schreef Schutte. Het motto ‘Vrij Nederland geeft te denken’ was een duidelijke echo van de oude slagzin van Henk van Randwijk. Schutte koos onder de kop ‘Traagheid is onze kracht’ op niet mis te verstane wijze voor de aanval, de kranten hadden de strijd nog niet gewonnen. ‘De toekomst is aan de weekbladen, niet aan de kranten,’ schreef ze blijmoedig. Een schone taak van opiniebladen was om ‘als cipiers de onzin tegen te houden’ en ‘de piloten te zijn die het overzicht houden’. ‘Het weekblad kiest niet alleen maar duidt en interpreteert evenzeer. Dat doet het scherp en geprofileerd opdat de lezer zijn eigen mening kan vormen.’

In deze jaren waarin zowel dag- als weekbladen moesten opboksen tegen de ongebreidelde informatie die online over de lezer werd uitgestort, zocht de hoofdredactie de raison d’etre voor het weekblad in de functie van poortwachter. Niet alleen Schutte deed dat, maar ook haar in 2005 aangetreden opvolger Emile Fallaux, die zijn eigen ingrijpende restyling uitvoerde. ‘Een gedaanteverwisseling is niets nieuws in de geschiedenis van dit blad,’ lichtte hij toe, ‘maar deze verandering is bijna net zo fors als de overgang van krant naar tijdschrift in 1990’. Hij schreef in oktober 2005 dat Vrij Nederland ‘een baken wil zijn in de chaos van informatie en amusement, een alternatief voor de zapcultuur’.

Fallaux streefde naar een journalistiek van twee snelheden, pleitte voor veel slow journalism naast actuele verslaggeving en wilde van VN een soort New Yorker van de lage landen maken – naast Vanity Fair en later The Atlantic door de jaren heen vaak als hét na te volgen voorbeeld genoemd. Hij verkleinde het formaat, introduceerde getekende covers en bond illustratoren aan het blad die de verhalen moesten verluchtigen. Geknipt voor U, de laatste van de door Rinus Ferdinandusse geïntroduceerde rubrieken en al sinds 1959 in het blad, moest zeer tot verdriet van de oud-hoofdredacteur sneuvelen. Twee jaar later kreeg het oude logo weer meer ruimte en verdwenen de getekende covers. De jaren van Fallaux waren ook de jaren dat de online-versie van VN voor het eerst serieus werd genomen – vooralsnog zonder de bijbehorende serieuze investeringen.

Weg naar een betere wereld

Fallaux’ opvolger Frits van Exter legde het ontwerp van Vrij Nederland in handen van Loes Koomen, die korte metten maakte met het logo uit 1960. Bij wijze van nieuw logo plaatste ze de titel Vrij Nederland schuin met daaraan vast een nieuw motto: ‘Lang leve de inhoud.’ Het blad werd weer eens groter én dikker – elke week minstens honderd pagina’s ‘mensen met inhoud’, beloofde Van Exter. De vraag waar het om ging in die nieuwe vorm werd in het hoofdredactioneel kort en krachtig beantwoord: ‘Om de cultuur, de stand van zaken van onze beschaving.’ Was VN nog links, vroeg Van Exter zich hardop af in het blad dat voor het eerst lifestyle-pagina’s introduceerde onder de titel ‘het Leven’. Het antwoord was voorzichtiger dan in de voorgaande decennia: ‘Ja, als dat betekent dat Vrij Nederland vooruitstrevend is, strevend naar meer beschaving, rechtvaardigheid, gelijkheid, vrede, kwaliteit van leven.’

In september 2014 kreeg het schuine logo bij de tot dusver laatste restyling een stevig kader waarbij inhoudelijk de weg van de ‘oplossingsgerichte’ journalistiek werd ingeslagen. Van Exter kon zich voorstellen dat het ‘opdoffen’ van de papieren uitgave door de buitenwacht als een achterhoedegevecht zou worden gezien. De weg naar een betere wereld, die hij als de te volgen koers zag, was misschien ‘oneindig kronkelend, omzoomd met doornenstruiken en vol valkuilen’. Maar, voegde hij daar in een vlaag van optimisme aan toe: ‘Wij zien nog veel nieuwe mogelijkheden voor het volgende hoofdstuk van ons vervolgverhaal.’ Aan dat spannende nieuwe hoofdstuk beginnen de redactie én de lezers van Vrij Nederland morgen.