In het najaar van 2017 zat ik op de redactie van Vrij Nederland tegenover Annet Mooij, die op dat moment bezig was met de laatste hoofdstukken van de biografie van Gisèle van der Waterschoot van de Gracht. Deze kunstenares kwam uit een voornaam geslacht van Oostenrijkse adel, was getrouwd geweest met de Amsterdamse oud-burgemeester Arnold D’Ailly, en woonde tot haar dood (ze werd 100 en overleed in 2013) aan de Herengracht 401.

Gisèle, zoals ze door mensen die haar goed kenden steevast werd genoemd, was voor mij een interessante figuur omdat ze een rol speelde in de sektarische groep Castrum Peregrini, die tijdens en na de oorlog werd aangevoerd door de charismatische leider Wolfgang Frommel. Frommel was een Duitse dichter die vlak voor de Tweede Wereldoorlog in Nederland terecht was gekomen. Tijdens de oorlog hadden hij en Gisèle onderdak geboden aan twee joodse onderduikers en was het huis aan de Herengracht een plek waar veel mensen tijdelijk verbleven.

Bij Castrum Peregrini werden onder het mom van de ‘pedagogische eros’ minderjarige jongens misbruikt.

Door toedoen van voormalig cultureel attaché in New York Frank Ligtvoet waren collega Sander Donkers en ik op het spoor gekomen van een nare misbruikzaak die speelde tot in de jaren tachtig en waarbij onder het mom van de ‘pedagogische eros’ minderjarige jongens werden misbruikt door Frommel en anderen. Frommel was een volgeling van de Duitse dichter Stefan George, die in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog de pedagogische eros uitdroeg: het idee dat een jongere vriend door een oudere heer moest worden ingewijd in de wereld van de kunsten en de erotiek.

Ligtvoet, die zelf in de Castrum-groep had verkeerd maar daar uit had weten te breken, schreef in de zomer van 2017 in Vrij Nederland uitgebreid over zijn persoonlijke ervaringen, zonder dat daarin andere slachtoffers met naam en toenaam aan het woord kwamen. Sander Donkers en ik spoorden twee mannen op die op minderjarige leeftijd door leden van de Castrum-groep waren misbruikt. Naar aanleiding van de publicatie in Vrij Nederland raakten Duitse media in het verhaal geïnteresseerd. De Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Welt, Die Zeit en het televisieprogramma Kulturzeit besteedden aandacht aan de kwestie in het jaar dat in Duitsland de honderdvijftigste geboortedag van Stefan George wordt herdacht.

Lees ookKindermisbruik binnen de kringen van kunstgenootschap Castrum Peregrini22 februari 2018
Was Gisèle wel de stille held?

De vraag die in ons artikel onbeantwoord bleef: wat wist Gisèle van der Waterschoot van der Gracht van het misbruik van jongens door Frommel en anderen binnen Castrum Peregrini? Een vraag die des te relevanter was omdat de huidige Castrum-directie (de stichting bestaat nog steeds en wordt onder meer gefinancierd door het Mondriaan Fonds en de Europese Unie) niet Frommel, maar Gisèle verheft tot de centrale figuur waaromheen Castrum was gebouwd.

Als Gisèle behalve de heldin die in de oorlog hielp met het laten onderduiken van joden ook iemand was die heeft weggekeken bij het misbruik, zou het veel ingewikkelder zijn haar als voorbeeld te stellen. Was Gisèle de ‘stille held’ waar de huidige directie haar voor houdt? En is de Herengracht 401 het huis ‘met een heroïsch verleden’, ‘een met boeiende en waargebeurde verhalen gevuld juwelenkistje’? Of zijn er ook andere, minder mooie verhalen te vertellen?

De eeuw van Gisèle is een fascinerend boek geworden, goed geschreven, goed gedocumenteerd.

Toen ik Mooij er tijdens ons gesprek naar vroeg wilde ze daar niets over zeggen. Logisch, ze was nog bezig met haar biografie, die er dus nu is. De eeuw van Gisèle, geschreven in opdracht van Castrum Peregrini zelf, is een fascinerend boek geworden, goed geschreven, goed gedocumenteerd. Afgewogen, onberispelijk werk. Het is toe te juichen dat de directie van Castrum Peregrini de biograaf onbeperkt toegang gaf tot Gisèles archieven.

De biografie zou Gisèle niet hebben behaagd

Maar het beeld dat uit de biografie naar boven komt, werpt een schril licht op de fundamenten waarop het huidige Castrum Peregrini is gebouwd. Al in de inleiding stelt Mooij dat Gisèle alle informatie die haar onwelgevallig was het liefste wilde wegmoffelen. Ze was iemand ‘met een onbedwingbare behoefte tot mooi maken’. Maar onder dat gladde oppervlak, zo stelt Mooij, ‘komt een complexere werkelijkheid tevoorschijn, die Gisèle zelf altijd voor het oog van de wereld verborgen trachtte te houden’. En dat, vermoedt Mooij, is precies de reden dat ‘deze biografie haar niet zou hebben behaagd’.

Het doel van Mooij, zo schrijft ze nadrukkelijk, was niet om Gisèle te ontmaskeren of om bedrog aan te tonen. Wel wilde ze de vinger leggen op Gisèles ‘vermogen uit een complexe en lang niet altijd fraaie werkelijkheid een betekenisvol en aansprekend verhaal te scheppen’.

In haar zoektocht doet Mooij, wanneer het gaat over de geschiedenis van Castrum Peregrini – en ik beperk me in deze recensie tot dat deel van Gisèles leven – een aantal belangrijke vondsten die aansluiten op de conclusies die Ligtvoet en ook Donkers en ik eerder al trokken: dat Wolfgang Frommel misbruik maakte van zijn machtspositie, en dat Gisèles rol binnen Castrum Peregrini zeer beperkt was, vaak tot haar eigen verdriet.

Praten met anderen over de Freundesliebe was niet gewenst, de burgerlijke buitenwereld zou er toch niets van snappen.

Mooij wist de hand te leggen op een in kleine kring verspreid boekje van Daniel Boeke, zoon van de pedagoog Kees Boeke. Daniel zat op de Quaker-kostschool in Eerde, waar Frommel veel jonge jongens rekruteerde om zijn ‘pedagogische eros’ te ondergaan. De schooljongen Daniel Boeke raakte volledig in de ban van Frommel en liet zich tijdens een gezamenlijk weekeinde seksueel overmeesteren.

Een briefwisseling tussen Boeke en Frommel laat zien dat die laatste absolute geheimhouding afdwong. Praten met anderen over de Freundesliebe was niet gewenst, de burgerlijke buitenwereld zou er toch niets van snappen. Dat Frommel zo voorzichtig was, is niet vreemd. Op grond van de destijds geldende strafwet was homoseksuele omgang onder de 21 jaar strafbaar.

Als Lustknabe gebruikt

Mooij komt met nog een ander slachtoffer van seksueel misbruik, de in 2007 overleden Reinout van Rossum du Chattel, die als volwassen man in een openhartige briefwisseling terugkeek op zijn ervaringen met Frommel. Hij beschreef hoe hij als veertien- of vijftienjarige werd ingewijd. ‘Niet met een kus of een omhelzing, maar middels een seksuele daad op de zolder van een leeg huis in Bergen.’

Over Percy Gothein, een Duitse volgeling van Stefan George die Amsterdam tijdens de oorlog een aantal keren bezocht, schreef Van Rossum du Chattel: ‘Dat was onterend! Zwijgend, plotseling door hem te worden meegenomen om als Lustknabe te worden gebruikt. En WF [Wolfgang Frommel] dat maar goed praten, de meest kromme redeneringen houden over hersenletsel etc. Ik merk nu pas goed hoe boos ik toen was. En Cl. [Claus Bock, een van de ondergedoken joodse jongens] maar kulverhalen vertellen over dat als de spanningen te hoog opliepen er naar het gedicht werd gegrepen!’

‘De tot nog toe verspreide oorlogsgeschiedenis van Castrum Peregrini is aan herziening toe.’

Mooij concludeert dat er geen twijfel over is dat ‘achter Frommels geheime Freundesliebe een pedagogisch-pederastische praktijk schuilging die vandaag de dag onder de noemer seksueel misbruik wordt geschaard’. En dat misbruik vond dus ook al tijdens de oorlog plaats.

Dit is wel een andere lezing van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog dan de heldhaftige verhalen over onderduikers die gezamenlijk gedichten van Stefan George lazen, zoals die tot op de dag van vandaag naar buiten wordt gebracht. Mooij constateert droogjes: ‘Wie dit tot zich laat doordringen, rest slechts de conclusie dat de tot nog toe verspreide oorlogsgeschiedenis van Castrum aan herziening toe is.’ Het lijkt een vingerwijzing voor onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, dat recht tegenover Castrum Peregrini op de Herengracht is gevestigd, en waarvan de voormalige directeur in de Raad van Advies zit en een medewerker als bestuurslid aan het huidige Castrum is verbonden.

Gisèle was wel degelijk op de hoogte

Was Gisèle van der Waterschoot van der Gracht op de hoogte van wat Mooij de ‘pederastische praktijken’ van Frommel noemt? De huidige directie stelde eerder in reactie op de artikelen in Vrij Nederland ‘niets te weten’ over ‘het eventuele wegkijken’, en verwees verder naar het nog uit te komen boek van Mooij.

Het antwoord is er nu: uit nooit verstuurde conceptbrieven van Gisèle aan Frommel, die ze in 1948 schreef, blijkt dat ze van veel van wat er speelde wel degelijk op de hoogte was. In het eerste concept, dat het meest openhartig is, zette Gisèle vraagtekens bij het homoseksuele keurslijf waarin Frommel zijn volgelingen dwong. ‘Zolang je volgelingen nog heel jong zijn, lukt het je hen met je erotiek te boeien (…),’ schreef ze, ‘maar er komt in het leven van de meeste jongens een moment dat ze verlangen naar een tegenpool. Bestrijd je deze natuurlijke neiging te zeer, dan gebeuren er twee dingen: ofwel voer je ze mee naar de andere kant, ofwel zoeken ze de vrouw heimelijk op, houden haar geheim, schamen zich daarvoor en voeren tegenover jou en onder elkaar een jammerlijke komedie op.’

Het inslikken van kritiek op Frommel is volgens Mooij kenmerkend voor de gang van zaken binnen Castrum Peregrini.

Maar deze zinnen hebben Frommel – die op dat moment in Zwitserland was – nooit bereikt. In ‘het derde kladje’ was de passage verdwenen. Onbekend is of de brief uiteindelijk is verstuurd. Maar het inslikken van kritiek op Frommel is volgens de biograaf kenmerkend voor de gang van zaken binnen Castrum Peregrini. ‘Kritiek werd ingeslikt, conflict vermeden, trammelant gemaskeerd’. Even verderop concludeert Mooij: ‘Voor Frommels Amsterdamse aanhang en zeker voor degenen die onder Gisèles dak leefden, vertoonde Castrum de trekken van een sekte.’

Een gladgestreken geschiedenis

De huidige directie heeft het bestaansrecht van de stichting Castrum Peregrini als lieu de memoire opgehangen aan Gisèles leven en werk. Na lezing van de biografie lijkt dat behoorlijk te schuren. Volgens Mooij is er sprake van een gladgestreken geschiedenis. Gisèle was volgens de biograaf gegrepen door het dwingende charisma van Frommel en het ‘ideaal van eeuwige in de oorlog gewortelde lotsverbondenheid’.

Gisèle en Frommel hadden een affaire die op niets uitliep en in de oorlog stapte ze over op F.W. Buri, een joodse onderduiker die op zijn veertiende door Frommel was ontdekt en die ook naar Nederland was gekomen. Hij was volgens Mooij een van Gisèles grote liefdes. Mooij: ‘Niemand die haar beter heeft gekend; niemand aan wie ze zich zo volledig heeft gegeven; niemand voor wie ze meer over heeft gehad.’

Zo ontstond er midden in de oorlog op de kleine bovenwoning op de Herengracht een hoogst ingewikkelde relatie tussen drie mensen.

Maar Buri was met handen en voeten aan Frommel gebonden, die Buri had gemaakt tot wie hij was. En Frommel verbood deze intieme omgang van een van zijn discipelen met een vrouw (ondanks zijn eigen romantische verleden met Gisèle). Frommel verweet Buri verraad en schending van vertrouwen. En zo ontstond er midden in de oorlog op de kleine bovenwoning op de Herengracht een hoogst ingewikkelde relatie tussen drie mensen.

Om Buri nog meer aan zich te binden wees Frommel hem aan als geestelijk erfgenaam, iets wat hij later overigens weer zou intrekken. ‘Iedereen had reden om zijn best te doen en de situatie draaglijk te houden, maar er was een grote en blijvende bron van spanning geïntroduceerd, nog versterkt natuurlijk door het gedwongen samenleven op een kleine etage, die een van de drie betrokkenen niet eens kon verlaten,’ aldus Mooij.

Het Gisèle-sprookje en de Wolfgang-mythe

Voor Gisèle was het geen reden om de situatie te laten voor wat ‘ie was. Haar ‘kinderfantasie’ van een hechte familie leek bij Castrum te worden verwezenlijk. Volgens Mooij leunde ‘het Gisèle-sprookje’ op ‘de Wolfgang-mythe’ en versterkten ze elkaar. Alles wat daaraan afbreuk deed, verdween later uit het verhaal van haar leven. Mooij komt met een dramatisch rijtje conclusies: er was binnen Castrum sprake ‘vrouwvijandigheid die haar van meet af aan buitensloot’, het ‘profiteren’ van gastvrijheid en geld, ‘marginalisering’ van haar rol in de oorlog, ‘het seksuele eigenbelang in Wolfgangs pedagogische missie’, gebrek aan artistieke waardering en een geringschattende manier waarop over Gisèle gesproken werd.

‘De Castrum-connectie maakte Gisèle interessant. Wat moest ze zonder?’

‘Veel gebeurde er achter haar rug en er werd in haar bijzijn vaak toneelgespeeld, maar de fundamenteel afwerende houding moet ze hebben gevoeld,’ schrijft Mooij. Toch bleef Gisèle trouw aan Castrum, en ontwikkelde ze ‘een mentale strategie van verfraaien en idealiseren’ die op den duur een overlevingsstrategie werd. ‘Gisèles aanwezigheid verleende luister en respectabiliteit aan Castrum, maar omgekeerd gold iets vergelijkbaars: de Castrum-connectie maakte haar interessant. Wat moest ze zonder?’ Mooij stelt het niet met zoveel woorden, maar je zou kunnen zeggen dat Gisèle al leed aan het Stockholm-syndroom voordat het überhaupt was uitgevonden.

Een naar en griezelig beeld

Met de publicaties in Vrij Nederland werden voor het eerst in de publieke media pertinente vragen gesteld over het verleden van Castrum Peregrini. De eeuw van Gisèle voegt daar een hoop ongemakkelijke feiten en constateringen aan toe. De directie heeft aangekondigd wetenschappelijk onderzoek te laten doen naar aanleiding van de VN-publicatie. Die zal het beeld waarschijnlijk niet wezenlijk veranderen.

Grote vraag is wat de driekoppige Castrum-leiding, die nu in het pand op de Herengracht woont en er dus evident belang bij heeft dat de huidige situatie in stand blijft, gaat doen. Ze bepleiten openheid en transparantie. Maar wat als die openheid en transparantie een beeld oplevert dat naar en griezelig is en veel minder heldhaftig en mooi dan tot nu toe naar buiten werd gebracht? Naar wat voor lieu de memoire kijken we dan?

Wie wil zich vergapen aan een prachtig decor waarin zich de akeligste dingen hebben afgespeeld die zo lang verborgen zijn gebleven? Waar een sektarische leider de dienst uitmaakte en zich schuldig maakte aan seksuele misdrijven, waar Gisèle gevangen was in de kluwen van zijn charisma en zelfs met hem meedacht over zijn escapades, waar minderjarige jongens onder het mom van de pedagogische eros voor het leven geestelijk werden verminkt?

Op de presentatie van het boek tijdens een overvolle bijeenkomst aan de Herengracht maakte directeur Michael Defuster géén gebaar naar de slachtoffers van het seksuele misbruik. Het lijkt hoog tijd dat dit er nu wel komt.

De eeuw van Gisèle. Mythe en werkelijkheid van een kunstenares van Annet Mooij is uitgegeven door De Bezige Bij.