In 2012, tien jaar na de moord op Pim Fortuyn keek Vrij Nederland terug met enkele toenmalige vijanden. Hun oordeel lijkt milder geworden.
Dit artikel verscheen 27 april 2012 in Vrij Nederland.

Toen Frits Bolkestein het podium betrad voor een discussie bij de presentatie van De jonge Fortuyn, het eerste deel van de Pim Fortuyn-biografie van journalist Leonard Ornstein, keek hij met een ietwat ironische blik de zaal in. ‘Het is wel opvallend,’ zei hij, ‘hoezeer de wind is gedraaid sinds de nacht waarin werd gezegd: de kogel kwam van links.’ De VVD-coryfee wijdde er niet verder over uit, maar het was duidelijk waar hij op doelde. Het statige zaaltje van het Haagse Hotel des Indes puilde uit, en zeker niet alleen met mensen die tien jaar geleden ‘in’ Pim waren. Sterker, wie met een gepolariseerde bril keek, zou kunnen zeggen dat er een ruime afvaardiging van de ‘linkse kerk’ was uitgerukt.

Naast de familie Fortuyn en politieke erfgenamen als Marco Pas­tors en Hero Brinkman, waren ook oud-CPN’ers Marius Ernsting en Elly Izeboud aanwezig, evenals GroenLinks-ideoloog Dick Pels, PvdA-mastodont Bram Peper – door Fortuyn ooit ‘een non-valeur van de ergste soort’ genoemd – en een flinke delegatie van de Volks­krant en Vrij Nederland.

Naast Bolkestein zat Tofik Dibi op het podium. Het GroenLinks-Kamerlid betoogde dat de God­delijke Kale zowel ‘het mooiste als het lelijkste’ in de politiek naar boven had gebracht, en ‘veel invloed’ had gehad op zijn eigen denken en op dat van zijn partij. Aan het andere eind van de tafel zat de gevierde biograaf himself. Ornstein, jarenlang Vrij Neder­land-redacteur en tegenwoordig werkzaam voor de VPRO, werd uitgebreid bewierookt door Marten Fortuyn. De sfeer in het zaaltje was vrolijk en zeer welwillend. Het idee dat hier iemand met een poeptaart zou gaan smijten, was simpelweg ondenkbaar.

Het kan, kortom, verkeren. Tien jaar na de moord op de man die volgens zijn aanhangers de Nederlandse politiek heeft ‘wakker geschud’, lijkt het oordeel van zijn toenmalige tegenstanders milder geworden. Maar is dat ook zo? En zo ja: waarom? VN sprak met een aantal hoofdrolspelers van toen. Althans: met de betrokkenen die bereid zijn om terug te blikken. Want het onderwerp blijkt nog altijd zeer beladen, zeker bij degenen die indertijd beticht werden van de ‘demonisering’ van Fortuyn. Ad Melkert, als PvdA-lijsttrekker For­tuyns voornaamste opponent, laat weten ‘niet in de gelegenheid’ te zijn mee te werken. D66’er Thom de Graaf nam onlangs deel aan een openbaar debat over Fortuyns erfenis, en ‘wil het daar nu bij laten’. Boris Dittrich, ook D66, reageert niet op een interviewverzoek. Folkert Jensma, de oud-NRC-hoofdredacteur die een later berucht geworden fel commentaar schreef dat ongelukkigerwijs op de dag van de moord in de krant verscheen, ‘bedankt vriendelijk voor de eer’. Ook de voormalige GroenLinks-lijsttrekker Paul Rosen­möller voelt niets voor een terugblik. Voor die laatste twee speelt daarbij mee dat ze de ervaring hebben dat er opnieuw een storm van bedreigingen opsteekt wanneer ze zich over Fortuyn uitlaten.

Foto: Lenny Oosterwijk
Verfrissend

Zeker, toen NRC-redacteur Elsbeth Etty onlangs de herhaling zag van het beruchte lijsttrekkersdebat van 9 maart 2002, bekeek zij dat met andere ogen. ‘De eerste keer zat ik voor de tv met de schrik van de PvdA-stemmer en aanhanger van Paars. Ik weet nog dat me een gevoel van failliet bekroop, dat ik besefte: dit is écht afgelopen. Ik voelde medelijden met Melkert, en ook met Dijkstal, die had standgehouden tegen de rechtervleugel van de VVD maar juist daardoor de deur wagenwijd had opengezet voor Fortuyn.’ Etty, die indertijd in haar NRC-column zeer kritisch was over Fortuyns opkomst, maakte zich grote zorgen. ‘Ik vroeg me af wat dit zou betekenen voor de Nederlandse politieke verhoudingen, en ik was bang dat het zou leiden tot een scherpe polarisatie in de samenleving. Dat had zeker ook te maken met de Joegoslavië-oorlog, die net achter de rug was, en waar mensen die elkaars buren waren geweest plotseling op etnische gronden aan het moorden sloegen.’

Nu, tien jaar later, ging Etty’s aandacht vooral uit naar die voor de Nederlandse politiek zo wonderlijke verschijning. ‘Het viel me op hoeveel lol Fortuyn er in had, dat hij het spel met humor en gein speelde. Dat was verfrissend, ook omdat die anderen alleen zuurheid en paniek uitstraalden. Ik realiseerde me: hij is toch óók een 68’er, iemand van mijn generatie. En daarmee kwam het gevoel van die tijd terug. Moet je kijken: die rare nicht heeft schijt aan iedereen, en zit daar gewoon goeie grappen te maken. Daarmee wekte hij sympathie. Ik gunde het hem eigenlijk, met terugwerkende kracht.’

Dat oordeel, zegt Etty, valt niet los te zien van het feit dat Fortuyn is vermoord. ‘Dat was natuurlijk zeer schokkend, en het heeft ons beeld bepaald. Die arme man die daar op de grond lag. Daar denk je niet meer in puur politieke termen over, maar ook op een meer psychologiserende manier. Als een figuur uit een Griekse tragedie bijna. Volgens mij is dat geen kwestie van omarmen, maar meer van piëteit.’

Ook Anet Bleich, indertijd een vooraanstaand Volkskrant-columniste die ‘Pim’ fel bekritiseerde, voelt tien jaar later niet langer dezelfde ‘angst en woede’ over de persoon Fortuyn. ‘Ik snap ook wel dat je tegenwoordig nauwelijks meer kritiek op hem hoort,’ zegt ze. ‘Aangezien hij er niet meer is, weet niemand hoe Fortuyn zich verder ontwikkeld zou hebben. En dus krijg je de neiging om te denken: ach, het was wel een rare, en een ruziezoeker, maar hij heeft ook wel wat slimme dingen gezegd – over kleinschaligheid in de zorg en het onderwijs, over een generaal pardon. Hij had bovendien zelf allerlei allochtonen op zijn lijst staan, dus het viel allemaal wel mee.’

Maar, zegt Bleich stellig, uiteindelijk is ze het helemaal niet eens met die lezing. Voor haar luidde de opkomst van Fortuyn een nieuwe en zorgwekkende tijd in. ‘Hij was degene die de doos van Pandora open heeft gezet, de geest uit de fles heeft gelaten. Sinds Fortuyn is Nederland merkwaardig genoeg opnieuw gidsland geworden, maar dan in islambashing. We hebben afscheid genomen van elke vorm van politieke correctheid. Het is normaal geworden om de meest razende dingen te zeggen over de islam, moslims en Marokkanen. Daar heeft Fortuyn een krachtige bijdrage aan geleverd, en dat vind ik vreselijk. Wat ik hem verwijt, ook postuum, is dat hij de katalysator is geweest van een radicale omslag in de tijdgeest.’

Uitstekend debater
Voormalig PvdA-coryfee Marcel van Dam zal voor eeuwig de boeken ingaan als de man die Fortuyn een ‘minderwaardig mens’ noemde – een opmerking waarvan hij al meermalen heeft gezegd spijt te hebben. ‘Niemand is minderwaardig,’ licht hij toe. ‘Zelfs de grootste boef niet, dus dat had ik niet moeten zeggen.’ Pim Fortuyn, benadrukt Van Dam, had alles in huis om een goed politicus te worden. ‘Hij was een begaafde man, een uitstekend debater, die bovendien wist wat er onder het volk leefde. Maar hij was óók een grenzeloze opportunist die zijn eigen opvattingen ondergeschikt maakte aan zijn wens om invloed uit te oefenen. De wijze waarop hij de islamkaart speelde, vind ik nog steeds buitengewoon betreurenswaardig. Hij maakte mensen bang voor de islamisering van de samenleving, terwijl dat gewoon onzin is. Het is onmogelijk voor een minderheid van vijf procent van de bevolking, die bovendien vooral bestaat uit de onderklasse, om de meerderheidscultuur te bedreigen.’
Politiek-inhoudelijk is Van Dams oordeel over Fortuyn in het afgelopen decennium dan ook niet veranderd. ‘Zijn opkomst was in vele opzichten een wake up-call voor de politiek. Fortuyns grote verdienste was dat hij manifest maakte wat er in de jaren daarvoor allemaal mis was gegaan. Zijn succes liet zien dat de gevestigde partijen – de PvdA voorop – een grote groep kiezers, de bewoners van de oude wijken, volkomen in de steek hadden gelaten. Ik hoor het Wouter Bos nóg zeggen: die mensen die langs de weg stonden bij Fortuyns begrafenis, dat waren ónze mensen.’Maar waar de traditionele partijen die les ter harte hadden moeten nemen, hebben zij volgens Van Dam simpelweg geprobeerd het succes van Fortuyn te kopiëren. ‘Ik vind het schandalig dat bijna alle partijen zijn denkbeelden over immigratie hebben overgenomen, en de kiezers hebben gevoed met de gedachte dat de multiculturele samenleving te lang heeft doorgeëtterd. Daardoor is de communis opinio ontstaan dat vrijwel alle problemen in Nederland door immigratie zijn veroorzaakt. Nou, voor zover die problemen bestaan, komt dat door het feit dat we die mensen bij elkaar gedumpt hebben in de slechtste wijken van Nederland. Het is een sociaal-economisch probleem, en dat heeft niets met hun godsdienst te maken. In mijn ogen is elke religie achterlijk, maar dat is nog geen reden om mensen kwalijk te nemen dat ze er een hebben.’

Geen democraat
Bij de vertegenwoordigers van wat Pim For­tuyn neerbuigend aanduidde als ‘de linkse kerk’, zijn de meningen over zijn denkbeelden nog altijd negatief. Toch ontkom je niet aan de indruk dat de toon wel degelijk milder is geworden. Zeker als je even een duik neemt in de knipselmap van 2001/2002, het jaar van zijn komeetachtige opkomst. Nog los van de veelbesproken vergelijkingen met Mussolini, de NSB, Le Pen of Haider, is het vooral de enorme veelheid aan bezorgde, waarschuwende artikelen die opvalt. Ook Vrij Nederland publiceerde in die dagen vrijwel wekelijks stukken met koppen als ‘De cursus bestrijding Leefbaar Nederland’, ‘Fundi Fortuyn’ en ‘Het ongelijk van Pim’.
‘Er was in die tijd een sterk moralistische politieke cultuur,’ zegt politiek historicus Gerrit Voer­man, van wie deze week het boek Popu­listen in de polder verschijnt. ‘De politieke correctheid werd breed gedeeld. Niet alleen in de politiek, maar ook daarbuiten werd er gedacht in termen van goed en fout, en het linkse superioriteitsgevoel speelde daarbij een grote rol.’ Overigens mag je in dit verband het woord ‘links’ gerust wat ruimer nemen. Na acht jaar Paars was het verschil tussen de PvdA en de VVD voor de buitenwereld vrijwel verwaarloosbaar geworden. Ook de toenmalige voorzitter van de liberalen, Bas Eenhoorn, kwam met een vergelijking tussen Fortuyn en ‘het type Mus­so­lini’. In de kritiek op Fortuyn deed De Telegraaf nauwelijks onder voor de traditionele ‘linkse’ kranten. Bij monde van politiek commentator Kees Lunshof: ‘Fortuyn kan kankeren, choqueren, uitdagen, treiteren, maar veel opbouwends en positiefs heeft hij nog niet geleverd. (…) Hij is in wezen geen democraat.’ Ook de huidige hoofdredacteur Juul Paradijs liet niet na kritische artikelen over Fortuyn te schrijven. Zoals het terugkijkend ook opmerkelijk mag heten dat Afshin Ellian, thans rabiaat conservatief columnist van Elsevier, in VN een vurig pleidooi hield tegen Fortuyns voornemen om artikel 1 van de grondwet te schrappen.Volgens Voerman heeft de morele verontwaardiging vanaf het begin een heldere interpretatie van het fenomeen Fortuyn in de weg gestaan. ‘Er werd heel veel over hem gezegd, maar weinig daarvan was gebaseerd op kennis van zijn werk. Ik dacht toen al: je kunt wel allerlei morele oordelen over hem uitstorten, maar daar schiet je niet zoveel mee op.’ Voerman las het hele oeuvre van Fortuyn en publiceerde in april 2002 een nuchtere analyse van diens ideeën. ‘Hoe Fortuyn zich ontwikkeld zou hebben weten we niet, maar wat we toen wel met zekerheid konden zeggen, was dat hij tot zijn dood een liberaal is gebleven, zij het met nationalistische trekjes. Een andere conclusie was dat je hem helemaal niet extreem-rechts kunt noemen. Anders dan Janmaat en Le Pen voerde hij geen “eigen-volk-eerst-beleid” – een voorkeursbeleid voor autochtonen. Ook wilde hij geen remigratie van aanwezige migranten. We schreven toen dat zijn nationalisme geleidelijk sterker werd, maar vooralsnog vrij gematigd van inhoud bleef.’

Die nuance was ver te zoeken in de verhitte discussies over Fortuyn, waarin het verwijt van ‘extreem-rechts’ niet zelden viel. Ook dat is wel te verklaren, meent Voerman. ‘Hij zei dingen die op dat moment absoluut not done waren. Het contrast met hoe het er vóór Fortuyn aan toeging was erg groot. Het taboe om op die manier over immigranten te praten was nog springlevend.’

Massief blok
‘Het was een massief blok dat zich tegen Fortuyn verzette,’ zegt Yoeri Albrecht. ‘En dat heeft me geleerd hoe gevaarlijk het kan zijn om tegen de heersende meningen in te gaan.’ Albrecht, indertijd VN-redacteur en tegenwoordig directeur van De Balie, bespeurt inderdaad een rehabilitatie van Fortuyn in ‘linkse’ kringen. ‘Maar,’ zegt hij fel, ‘het is jammer dat iemand daarvoor eerst vermoord moet worden. En hoe kwam dat? Volgens mij wel degelijk door het klimaat dat toen geschapen werd. Volkert van der Graaf kon zichzelf wijsmaken dat hij een verzetsheld in 1939 was die Hitler neerschoot. Ik denk dat de herwaardering van Fortuyn ook te maken heeft met het schuldgevoel dat daarover heerst.’
Mogelijk is Albrechts stellige overtuiging niet geheel los te zien van de ervaringen die hij in die jaren met Pim Fortuyn had, en die niet of nauwelijks in de pers terechtkwamen. Zo was hij erbij toen Fortuyns chauffeur, na de opnames van het mede door Albrecht gepresenteerde programma Krachtstroom, een voor de politicus bestemde poederbrief opende. ‘Ik zag hoe Fo­rtuyn asgrauw werd en begon te trillen. Theo van Gogh, die dat programma regisseerde, ging met hem zitten en bood hem een cognacje aan. Fortuyn begon bijna te huilen en zei: “Wat we allemaal meemaken de laatste tijd, hoe we ’s nachts van de weg gereden worden, hoe vaak ik wel niet bedreigd word…” Hij was echt doodsbang. En nog geen drie maanden daarna was hij dood.’Twee jaar later werd Albrecht ‘ambassadeur’ van Fortuyn bij het programma De grootste Nederlander. Wat ooit bedacht was als een onschuldig spelletje, werd nu een zwaar beladen avond. Niet alleen omdat de tribune vol met Pim-aanhangers zat, maar vooral omdat de finale plaatsvond in de grimmige weken na de moord op Theo van Gogh – die weer een van Albrechts beste vrienden was. Tot verbijstering van velen won ‘Professor Pim’ de verkiezing. Terugkijkend zegt Albrecht dat hij het vooral ‘retorisch interessant’ vond om Fortuyn te verdedigen. ‘Ik vond hem helemaal niet de grootste Nederlander aller tijden. In veel opzichten was ik het helemaal niet met hem eens, en ik heb ook nooit op hem gestemd. Maar het werd me gevraagd, en ik vond het leuk. En ik vond ook dat ik het móést doen, omdat ik groot respect had voor het feit dat hij wist dat hij gevaar liep, en toch doorzette.’

Na de verkiezing, zegt Albrecht, kwam hij zelf in aanvaring met het massieve blok. ‘Het publiekelijk verdedigen van Fortuyn is mij op een ostracisme komen te staan. Ik heb de macht van de linkse kerk enorm onderschat. In alle grote kranten ben ik uitgemaakt voor “louche” en wat al niet meer. Mijn motieven werden in diskrediet gebracht. Ineens was het: you’re on your own, buddy. En hoewel het nooit als een formele reden is aangevoerd, denk ik ook dat ik grotendeels hierdoor mijn baan bij Vrij Nederland ben kwijtgeraakt.’

Pure demagogie
Sinds de dood van Fortuyn zijn de hevige verwijten over en weer nooit meer uit het publieke debat verdwenen. Waar Albrecht naar eigen zeggen een slachtoffer was van de oude politieke correctheid, werden opiniemakers en politici ter linkerzijde in de jaren na de moord steeds feller bekritiseerd. De kogel kwam immers uit hun hoek. ‘Ik heb me heel erg gestoord aan die demoniseringsdiscussie,’ zegt Elsbeth Etty. ‘Omdat ik het een aanslag vond op de vrije meningsuiting. Ik heb altijd geprobeerd om me daar niet door te laten intimideren – om niet iets níét te schrijven wat ik wél vond uit angst voor dat verwijt. Het is pure demagogie om met je vinger te wijzen als er iemand wordt doodgeschoten. Dat is niet de schuld van degene die iets akeligs heeft gezegd, maar van degene die het wapen getrokken heeft. Ik vind dat journalisten en columnisten zich ook niet omgekeerd moeten laten demoniseren.’
Uitgerekend met Theo van Gogh heeft Etty regelmatig discussies over dit onderwerp gehad. ‘We waren het totaal oneens. Theo meende dat Fortuyn was vermoord omdat mensen als ik, de “demoniseerders”, hadden geschreven dat hij een fascist was. Tirannen­moord is gerechtvaardigd, zei hij dan, dus jullie hebben zijn moordenaar een alibi gegeven. Hij kon overigens nooit met een citaat aankomen, en volgens mij héb ik Fortuyn nooit met iemand als Mussolini vergeleken.’
Aankomst van het stoffelijk overschot van Pim Fortuyn bij de begraafplaats Driehuis-Westerveld. Foto: Marcel Antonisse/ANPAankomst van het stoffelijk overschot van Pim Fortuyn bij de begraafplaats Driehuis-Westerveld. Foto: Marcel Antonisse/ANP
Een ander land

Of je Fortuyn nu beschouwt als een zegen of als een vloek, of je vindt dat hij het land heeft ‘wakker geschud’ dan wel ‘op zijn kop heeft gezet’, het is duidelijk dat Nederland in veel opzichten een ander land is dan tien jaar geleden. Biograaf Leonard Ornstein ziet Fortuyns opkomst als ‘een absolute waterscheiding’ in de Nederlandse politiek. ‘Er is heel duidelijk een “voor” en een “na”,’ zegt hij. ‘Met Pim hebben we definitief afscheid genomen van de verzuiling en kwam in de politiek de nadruk veel meer op het persoonlijke te liggen.’

Ook politiek historicus Voerman meent dat er met Fortuyn een nieuwe periode aanbrak. ‘De tijdgeest veranderde. Het is nog te vroeg om die verandering helemaal te karakteriseren, maar je kunt wel zeggen dat er afstand is genomen van de politieke correctheid. Fortuyn heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Je ziet het aan de politieke partijen, die sindsdien behoorlijk zijn opgeschoven in standpunten over integratie. Je ziet het ook aan de omroepen en de kranten, bijvoorbeeld in de keuze voor sommige columnisten. Trouw en de Volks­krant waren toen echt centrum-links, en dat begon te schuiven.’

Anet Bleich zag die ontwikkeling met lede ogen aan. ‘Links was ooit iets waar je trots op was, en “conservatief” iets waar je maar moeilijk voor uitkwam. Nou, dat is wel veranderd. Bij de Volkskrant zag Pieter Broertjes (toenmalig hoofdredacteur – red.) het als een noodzaak om dicht bij de tijdgeest in de buurt te blijven. Gelukkig is het nu weer een stuk minder, maar in die dagen was de opiniepagina een feest voor opkomend rechts.’

Volgens Elsbeth Etty is links de afgelopen jaren stevig in het defensief gedrukt. ‘Pim Fortuyn is ermee begonnen om alles wat kritisch en onafhankelijk was, weg te zetten als “linkse kerk” – de Publieke Omroep, NRC Handelsblad, de rechterlijke macht, de grachtengordel. Heeft hij dat er nog met een knipoog ingeramd, met Wilders is het een virulent anti-links geworden; in dat boekje van Martin Bosma wordt links zelfs gecriminaliseerd. Het is een verzamelnaam geworden voor alles wat het niet met hen eens is. En dat heeft wel degelijk invloed. Kijk maar naar de reflex van de Publieke Omroep, met al die nieuwe opinieprogramma’s. Zelf heb ik er in mijn beroepsleven ook last van gehad.’

Bij zijn aantreden als hoofdredacteur van NRC Handelsblad zei Peter Vandermeersch dat er te veel linkse columnisten voor de krant schreven. Kort daarop werd de column van Elsbeth Etty zonder opgaaf van redenen opgeheven. Etty: ‘Hij zal het ongetwijfeld ontkennen, maar ik kan het niet anders zien dan als een handreiking aan een nieuw publiek. Demon­stra­tie­gedrag om te laten zien dat er een nieuwe wind is gaan waaien.’

Anet Bleich spreekt over ‘de nieuwe politieke correctheid’. ‘De hele consensus is een kilometertje of tien opgeschoven,’ meent ze. ‘Dat boek van Bosma is een goede indicatie van hoe de opinie is opgeschoven. Hij noemt Hitler een socialist, en god, god, god: wat is dat boek serieus genomen. De meeste mensen zeggen nu: Wilders is geen racist, en hij heeft het volste recht alles te zeggen wat hij wil. Ik vind dat eigenlijk niet. Ik zeg natuurlijk niet dat hij moet worden opgesloten, maar ik vind dat gescheld op alles en iedereen weerzinwekkend. En het stuit op zulke lauwe reacties!’

Volgens Yoeri Albrecht bestaan er tien jaar na de moord op Fortuyn twee vormen van politieke correctheid naast elkaar. ‘De linkse kerk is minder vitaal geworden, maar nog altijd wel machtig – al moet ik zeggen dat ik de laatste paar jaar het klimaat als minder verstikkend ervaar. De nieuwe vorm van politieke correctheid dicteert bijna dat je “kutmarokkaan” moet zeggen, en dat vind ik evenzeer gevaarlijk. Het werkt allebei de kanten op. Woorden hebben impact. Dat is wat ik tegen had op For­tuyn, op Theo van Gogh, en nu ook op Wilders: zij onderschatten altijd wat voor klimaat het schept als je zo hard tegen mensen tekeer gaat. Ik vond de islamkritiek van Fortuyn grotendeels terecht, maar de manier waarop hij het verwoordde niet. Kritiek op georganiseerde religie is broodnodig. Maar als je bevolkingsgroepen zo hard behandeld, heeft dat een gevolg. Daar was en ben ik op tegen. Dat je bepaalde problemen nu kunt benoemen lijkt me een vooruitgang. Het feit je makkelijker kunt zeggen dat islamieten niet deugen, is dat niet.’

Slechte kopie
Het oordeel over Pim Fortuyn is moeilijk los te koppelen van de opkomst van Geert Wilders. Na afloop van de presentatie van De jonge Fortuyn noemde Tofik Dibi de PVV-leider voor de camera van PowNews ‘een slechte kopie’. ‘Fortuyn was Dolce & Gabbana, Wilders is C&A,’ zei Dibi, en daaruit sprak een zekere weemoed naar ‘het origineel’.
‘Ik ben geen zielenknijper,’ zegt politiek historicus Voerman, ‘maar voor zover er sprake is van een rehabilitatie van Fortuyn zal het zeker een rol spelen dat Wilders een flink stapje radicaler is. Fortuyn heeft het nooit gehad over het verbieden van de Koran, of het sluiten van islamitische scholen. Dus wellicht dat veel mensen om die redenen denken: liever Fortuyn dan Wilders.’Volgens critici als Marcel van Dam is dat een oneigenlijk argument. ‘Geert Wilders was nooit de politicus geworden die hij nu is als Fortuyn er niet was geweest. Iedere markante politicus zaait iets wat later pas wordt geoogst. En als je wind zaait, zal je storm oogsten.’

Yoeri Albrecht verwijst naar een opmerking die hij maakte tijdens de finale van De grootste Nederlander. ‘Ik zei toen dat we nog naar Fortuyn zouden gaan terugverlangen, omdat wat na hem komt veel erger zal zijn. Daarmee zat ik er niet ver naast.’