Op zaterdag 12 januari is Elma Verhey op 67-jarige leeftijd overleden. Van 1977 tot 2005 was zij redacteur van Vrij Nederland. Verhey maakte furore met de grote reportages die ze samen met Gerard van Westerloo schreef voor de kleurenbijlage. Het duo legde de onvrede vast die later, tijdens de Fortuyn-revolte, in volle omvang naar buiten kwam. Pas toen werden de verhalen die ze eind jaren zeventig en begin jaren tachtig schreven herkend als voortekenen van de opkomst van het populisme.

Elma Verhey werd in 1951 geboren in Den Bosch en was als twintiger namens de PvdA het jongste raadslid van Nederland in de gemeenteraad van Cuijk. De journalistiek trok en na een korte periode bij de Volkskrant reageerde ze in 1977 op een advertentie waarin de redactie van Vrij Nederland twee onderzoeksjournalisten zocht. Het weekblad wilde in die tijd een nieuwe weg inslaan met grote reportages en onderzoeksverhalen in een aparte bijlage. ‘Het eerste verhaal dat ik voorstelde was een reportage over een camping,’ vertelde Verhey daar later over. ‘Ik wilde het leven van die mensen beschrijven tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust destijds. Gewoon door op te schrijven wat ze zeiden en vonden.’

Ze werd aangenomen en maakte al vrij snel daarna samen met Van Westerloo en Hugo Arlman een grote reportage bij het Zutphense confectiebedrijf Sturka, waar honderdzestig mensen werden ontslagen. Het drietal deed maanden over het onderzoek en sprak met alle honderdzestig ontslagen werknemers.

Het verhaal over Sturka zette de standaard voor een reeks roemruchte verhalen in de kleurenbijlage. In die reportages kreeg de lagere middenklasse een stem, de mensen die ‘als laatsten met pijn en moeite, hun aandeel in de welvaart hebben verworven en die nu, als eersten dreigen dat aandeel weer te verliezen.’ ‘Ons soort mensen’ noemden Verhey en Van Westerloo de mensen die ze aan het woord lieten in verhalen als ‘De pont van kwart over zeven’, ‘De vlucht in de stacaravan’, ‘De bestuurders van lijn 16’ en ‘Het verval van de Smitstraat’.

Bij dat laatste verhaal stonden gruizige zwart-wit foto’s van treurige straten met in brand gestoken auto’s die werden afgewisseld met advertenties voor drank, auto’s en vakanties. Behalve bewondering voor die nieuwe vorm van journalistiek was er ook kritiek. ‘Met een whisky in de hand lezen hoe de andere helft van Nederland woont,’ was het satirische commentaar van Kees van Kooten en Wim de Bie.

In het in 2016 verschenen De gouden jaren van het linkse levensgevoel; Het verhaal van Vrij Nederland van John Jansen van Galen vertelde Verhey dat er bij Vrij Nederland in die jaren een machocultuur heerste. ‘Ik werd alleen gezien als de opschrijfboekjesvasthouder en vriendin van Gerard van Westerloo. Je werd als vrouw nooit zelfstandig beoordeeld. Het past in een seksistisch patroon waarin meisjes niets voorstelden.’

Desondanks slaagde Verhey erin zich een stevige positie te verwerven op de VN-redactie. In de jaren die volgden schreef ze onder meer over de dood van kraker Hans Kok, de coup in Suriname, het plagiaat van René Diekstra, het misdaadproces tegen Johan V., de Hakkelaar. Met Mustapha Oukbih (1964-2017) schreef ze De Hollandse droom van de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders.

Ook verscheen Om het Joodse kind (1991), haar standaardwerk over de problematiek rond de voogdij van Joodse pleegkinderen na de oorlog. In 2005 vertrok Verhey bij de redactie van Vrij Nederland na een hoogoplopend conflict dat uiteindelijk bij de rechter werd beslecht. Het had iets van een Shakespeareaans drama dat juist Gerard van Westerloo, op dat moment interim-hoofdredacteur, haar de wacht had aangezegd.

Ze werd hoofdredacteur van Tribune, het partijblad van de SP, waar ze na twee jaar op staande voet werd ontslagen nadat ze een dissident verhaal had gepubliceerd dat de partijleiding onwelgevallig was. Ze was redacteur van de televisieprogramma’s De Wereld Draait Door en Zembla en publiceerde de laatste jaren vooral op The Post Online. Op dat online platform ging Verhey door met het ontrafelen en aan de kaak stellen van misstanden. Zo schreef ze kritische stukken over de Stichting Democratie en Media, het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers en over de Amsterdamse Coöperatieve Woningvereeniging Samenwerking, waar een minderheid van de bewoners opponeerde tegen het beschikbaar stellen van drie woningen aan asielzoekers in hun elitaire midden. Dat artikel ging in de woorden van Verhey over ‘klassiek sociaal-democratisch graaisocialisme in Amsterdam-Zuid’.

Ook veertig jaar na ‘De bestuurders van lijn 16’ bleef Verhey, als strijder voor ‘ons soort mensen’, zich verzetten tegen politieke correctheid en misplaatste superioriteitsgevoelens.