Ik ben journalist. Het eerste gebod van mijn professie luidt dat ik ‘waarheidsgetrouw’ ben (overigens was ‘ik’ lange tijd taboe in de krant, laat staan in de eerste zin). Dat klonk vanzelfsprekend, al werd ik er niet zozeer door gedreven. De journalistiek was voor mij in de eerste plaats een alibi om ‘erbij’ te zijn, om verslag uit te brengen van ‘het nieuws’. De betekenis daarvan moest iedereen duidelijk zijn.

Ik had in de eerste jaren een zekere voorkeur voor straatrumoer: zoals kleine maar indrukwekkende veldslagen rondom kraakpanden in de hoofdstad. Zij hadden vaak een middeleeuwse allure. Krakers verschansten zich achter hun met stalen platen dichtgelaste toegangspoort. Vanaf het dak wierpen zij projectielen af naar de oprukkende vijand. Buiten wierpen gemaskerde sympathisanten barricades op en gooiden straatklinkers. De politie trok in linies naar voren. Zij droegen helmen, bepantsering, schilden, en lange wapenstokken. Zij voerden soms woeste honden mee, hadden paarden, traangas en een waterkanon. ‘Stillen’ bewogen zich in spijkerbroek en op gympen achter de linies om na een charge naar voren te stuiven om ‘raddraaiers’ mee te sleuren naar de boevenwagen.

Het kon een halve dag of langer duren, maar de uitkomst stond vast: de wet wordt gehandhaafd.

Op mijn buik droeg ik de speciaal voor dit soort evenementen door Justitie ontworpen kaart waarop in kapitalen PERS stond. Het zou me moeten vrijwaren van geweld, maar het was niet verstandig daarop te rekenen.

Aan het einde van zo’n ontruimingsdag keerde ik terug naar de redactie, waar de persberichten van krakers en politie al op me wachtten. Beiden bestreden elkaar op feiten: aantal betogers, gewonden, arrestaties, legitimiteit. De burgemeester prees het korps voor de bewonderenswaardige terughoudendheid. De krakers en hun raadslieden hekelden het buitensporig geweld, geen ander belang dienend dan dat van de woningspeculanten.

Als een journalist schreef over een schitterende zonsondergang, gingen de fact checkers van bladen als de New Yorker na of die op dat moment en op die plek wel te zien kon zijn.

Ik had me inmiddels de routine van het nieuwsbericht eigen gemaakt. Eerst het belangrijkste, zij het voorspelbare, nieuws: pand is met geweld ontruimd. Daaronder de tegenstrijdige feitenrelazen van beide partijen – politie zegt dit, krakers zeggen dat. Iedereen had recht op zijn eigen alinea. Het was allemaal even waar of niet.

Was het waarheidsgetrouw? Misschien volgens de toen geldende regels, maar je kon tenminste twijfels hebben over de pretenties van de onaandoenlijke, objectieve journalistiek. De waarheid hield zich vaak schuil achter de feiten. Ik was gek op feiten, geïnspireerd door de legendarische fact checkers van bladen als de New Yorker; als een journalist schreef over een schitterende zonsondergang, gingen zij na of die op dat moment en op die plek wel te zien kon zijn.

De grootste bluffer wint

‘Een van de opvallendste kenmerken van onze cultuur is dat er zoveel lulkoek is.’ Aldus de eerste zin van On Bullshit, waarin Harry G. Frankfurt het fenomeen ontleedt. Het laat zich lastig vertalen; ‘lulkoek’ kan, ‘kletskoek’ had ook gekund, maar dat mist net het vulgaire waarmee bullshit zich zo onderscheidt. Het essay verscheen in 1986 in een literair tijdschrift, het kwam in 2005 alsnog uit in een boekje en wordt nu weer vaak aangehaald – de tijden zijn ernaar. Frankfurt schreef later ook nog over de waarheid, On Truth, maar dat had minder impact.

‘Lulkoek is een grotere vijand van de waarheid dan leugens.’ Een leugenaar gaat er tenminste vanuit dat er een waarheid bestaat.

‘Lulkoek is een grotere vijand van de waarheid dan leugens zijn,’ schrijft de Amerikaanse filosoof. Een leugenaar gaat er tenminste vanuit dat er een waarheid bestaat. Hij liegt ertegenin. Als hij betrapt wordt, schaamt hij zich meestal. Maar een bullshitter is het onverschillig of iets waar is of niet. Hij spreekt zijn eigen waarheid en als iemand hem die probeert te ontzeggen op grond van feiten, haalt hij de schouders op: ‘Nou en? Wie maakt me wat?’

Frankfurt vermoedde al in 1986 dat er meer en meer lulkoek zou worden verspreid. Het publieke debat vereist meningen. En die worden steeds minder op feitelijke gronden in twijfel getrokken, omdat er inmiddels ook zoveel scepsis is over de vraag of het überhaupt mogelijk is te weten hoe het werkelijk zit. Het vertrouwen in feiten en in de instellingen, die ons daarvan zouden moeten voorzien, neemt af. Iedereen kan gelijk hebben. Voor politici is het niet zozeer belangrijk de waarheid getrouw te zijn, alswel trouw te zijn aan jezelf, aan je eigen verhaal, de anekdote waarmee je mensen voor je wint.

En we weten inmiddels dat de grootste en snelste bluffer wint. Wie iets ferms beweert, krijgt de aandacht en de daaropvolgende tegenspraak sterkt hem daar alleen maar in. De campagnevoerders vóór de Brexit beweerden dat de Britten 350 miljoen pond per week aan de Europese Unie moeten afdragen. De tegenstanders konden zo hard mogelijk roepen dat dat niet klopte, wat bleef hangen was dat het een hoop geld moest zijn.

nepnieuws

Bestrijding van desinformatie

Frankfurt schreef On Bullshit ver vóór het aantreden van Donald J. Trump, een van de grootste bullshitters. Sinds zijn verkiezing in 2016 zijn er twee soorten fake news: nieuws dat niet waar is en nieuws dat hem niet bevalt. En dat blijkt aanstekelijk voor potentaten elders. Onder de dekmantel van bestrijding van het nepnieuws, verordonneren zij dat hun eigen lulkoek de enige waarheid is.

Alom klinkt nu de roep om bestrijding van desinformatie. Ook al weten we nog steeds weinig over bereik en effect, het lijkt de kwaal der kwalen, verantwoordelijk voor de vergiftiging van het publieke debat, het aanwakkeren van tegenstellingen, het scheppen van ongelijkheid, de nederlaag van Hillary Clinton en, ik noem maar wat, de opkomst van Thierry Baudet.

Uitgedunde redacties kwamen onder druk te staan om zoveel mogelijk ‘klikbaar’ nieuws te verspreiden. De tijd om onderscheid te maken tussen zin en onzin werd krap.

Het is goed nieuws voor het ‘echte’ nieuws en voor degenen die zich daarvoor inzetten. Er rolt nu weer wat geld en prestige hun kant op: onderzoeken, conferenties, subsidies. Er is, hopelijk nog net op tijd, een kleine herwaardering voor de laatste waarheidszoekende journalisten. Dat mag geen aanleiding zijn voor snoeverij, want de klassieke media hebben een groot aandeel in het verspreiden van desinformatie. Te lang hebben zij (‘wij’ moet ik zeggen, ik was er ook bij) geen beter idee voor het internet gehad dan het streven naar het grootste bereik door zoveel mogelijk artikelen gratis weg te geven in de hoop dat het zich ooit zou terugbetalen. Zij (wij) moesten daartoe bezuinigen in de oude wereld en investeren in de nieuwe. Uitgedunde redacties kwamen onder druk te staan om het klokje rond zoveel mogelijk ‘klikbaar’ nieuws te verspreiden. De tijd om onderscheid te maken tussen zin en onzin werd krap. Hoeveel websites, ook van keurige media, hebben bijvoorbeeld niet het bericht verspreid dat volgens de wetenschap de frietjes van McDonald’s zouden helpen tegen kaalheid? Niet waar? Dan hebben we weer een nieuw bericht.

De lulkoek onder het nepnieuws

Het meeste nepnieuws is tenminste nog het werk van leugenaars. Russische agenten die online graag mogen zieken, Macedonische slimmeriken die wat willen verdienen. Zij weten dat er een waarheid is, maar ook dat er genoeg mensen zijn die je leugens willen geloven. Daar valt nog goed tegen te strijden aan verschillende fronten: politiek, wetenschap, onderwijs, media. Het komt neer op een mix van het kwade straffen en het goede belonen, reguleren en stimuleren, meer mensen aan de knoppen en meer algoritmes met goede bedoelingen, waardoor de berichten dat de aarde plat is weer wat lager in de zoekresultaten komen. Zo moeilijk is dat misschien niet.

Maar voordat wij alles in de strijd gooien tegen nepnieuws, moeten wij ons misschien toch afvragen wat we gaan doen met de echte lulkoek, de ijsberg onder de waterspiegel. Of, om een recente studie van de Amerikaanse denktank Rand-Corporation, aan te halen: wat doen we met ‘het verval van de waarheid’? De denkers zien dat belangrijke debatten niet langer plaatsvinden op basis van feiten maar op basis van opinies. Er is een verband met het populisme. Zij schrijven vanuit de werkelijkheid van een sterk verdeeld Amerika. Maar als wij hier in ons kleine landje spreken over immigratie, veiligheid, islam, klimaat, vaccinaties of de donorwet, kunnen de feiten dan nog wel op tegen de meningen?

nepnieuws

Lulkoek in het kwadraat

Als Halbe Zijlstra zegt dat hij erbij was in de datsja, geloven we hem totdat een volhardende journaliste van de Volkskrant hem noopt te verklaren dat het niet waar is, maar dat hij zijn bron wilde beschermen en dat het inhoudelijk (Poetin droomt van Groot-Rusland) helemaal klopt. Zo hoopt hij te ontsnappen en coalitiegenoten steunen hem daarbij. Alexander Pechtold: ‘Ik waardeer zijn oprechtheid. Ik moet de eerste Rus nog tegenkomen die zijn fouten rechtzet.’

En dan is de wereld weer te klein voor degenen die niets hebben met de D66-leider, maar wel met Russen – wat is dat toch dat zij deel uitmaken van het polemisch menu net als moslims, bakfietsmoeders en natuurlijk Thierry? Tientallen Russen zouden aangifte tegen hem hebben gedaan. Veelal gepensioneerde strafrechtdeskundigen schudden desgevraagd het hoofd in de media: dit rook naar discriminatie. En Tunahan Kuzu van Denk (Armeense genocide? Wie zegt dat?) maakte er een nummer van in de Kamer. De advocaat van Geert Wilders wilde het hoger beroep in de zaak van ‘minder-minder’ uitstellen om te zien of Justitie Pechtold wel even voortvarend aanpakte. De benarde democraat probeerde ook te ontsnappen: hij bedoelde niet alle Russen, maar Russische politici.

Het was allemaal lulkoek in het kwadraat.

De feiten doen er alleen toe voorzover zij de vooringenomen mening bevestigen.

En als NOS Nieuws meldt dat een meisje aangifte heeft gedaan tegen lieden die haar belaagden omdat zij een hoofddoek droeg, klinkt de schreeuw aan de ene kant. En als de politie later meldt dat zij twijfelt of de aangifte op waarheid berust, hoor je de andere kant roepen. Zie je wel? De feiten doen er alleen toe voorzover zij de vooringenomen mening bevestigen. Trouwens, was het ook niet een schande dat de NOS wel ‘huilie-huilie’ deed over het hoofddoekmeisje, maar niet meteen meldde dat de verdachten van verkrachting van twee Nederlandse vrouwen in Antwerpen Noord-Afrikanen waren? Zie je wel?

Het is niet nieuw, maar het is nu wel anders. Technologie stelt iedereen in staat lulkoek snel te verspreiden. Traditionele poortwachters van informatie doen er niet toe. Mark Zuckerberg mag zeggen dat hij het niet wil, en misschien meent hij dat ook, maar het verdienmodel van Facebook en YouTube beloont leugens. Onwaarheden zijn populairder, worden sneller gedeeld, komen hoger in de favorietenlijstjes en leveren dus meer advertentiegelden op.

Maar misschien zien wij zelf de werkelijkheid ook niet. Misschien laten wij ons te veel leiden door kleine groepen druktemakers die zich ophouden in een digitaal geconstrueerde wereld, waar alle kennis is uitbesteed aan Google. Daarbuiten, in de echte wereld, leven zoveel meer mensen.

Pakkende verhalen

Maar zijn zij voor de waarheid te winnen? René ten Bos, Denker des Vaderlands, betwijfelt het. Hij schrijft: ‘De waarheid – als het domein van feiten – is een moeilijk ding’. De filosoof is opnieuw afgedaald in de grot van Plato waar mensen zich bij het vuur, met de rug naar de werkelijkheid, illusies laten voorspiegelen. ‘Is verlichting mogelijk in een wereld die zich niet wil laten verlichten?’ En: ‘Waar komt de arrogantie vandaan om te denken dat feitenvrijheid geen zin aan een mensenleven zou kunnen geven?’

Lees ookNepnieuws in een wereld die geen feiten wil: een essay van Denker des Vaderlands René ten Bos19 december 2017

Ten Bos noemt in zijn artikel, dat een neerslag is van een lezing over journalistiek, het idee dat journalisten ten behoeve van het volk dienaar van waarheid en feitelijkheid zijn ‘onzinnig’. Het gaat volgens hem in de wereld al lang niet meer om de neutrale, observeerbare feiten van vroeger. ‘Het gaat niet om de vraag of het buiten 8 graden is of om de vraag of vlees eten gezond is of niet. Het gaat om klimaatopwarming of de vleesindustrie. Iedereen die hier wat over beweert, wordt partizaan. In een wereld die geen feiten wil, moeten journalisten zulke partizanen zijn. Ze moeten pakkende verhalen schrijven en goede argumenten bedenken om de maatschappelijke discussie te voeden.’

Het is mij een raadsel hoe wij ons zelf en anderen er bijvoorbeeld van kunnen overtuigen dat klimaatopwarming een probleem is zonder ook maar een thermometer te raadplegen.

Kennelijk zijn we, volgens Ten Bos, inmiddels voorbij de waarheid, is het nu zaak de strijd aan te binden voor het goede. De wereld heeft, wat hem betreft, niet langer feiten nodig, maar strijdbare verhalen. Maar het is mij een raadsel hoe wij onszelf en anderen er bijvoorbeeld van kunnen overtuigen dat klimaatopwarming een probleem is zonder ook maar een thermometer te raadplegen. En waarin onderscheiden ‘pakkende verhalen’ zich van lulkoek? En moeten argumenten niet op verifieerbare feiten berusten willen zij, zo niet ‘goed’, dan toch tenminste grondstof voor een zinnig debat zijn?

Het slechte nieuws is dat het dus nog ingewikkelder is: er zijn leugens, er is lulkoek, er is de alom betwijfelde waarheid en er is de afkeer van feiten.

Maar er staat wat op het spel. Zoals Hannah Arendt schreef: ‘De ideale onderdaan van een totalitaire maatschappij is de overtuigde nazi noch de overtuigde communist, maar de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie (dat wil zeggen de werkelijkheid van de ervaring) en het onderscheid tussen waar en onwaar (dat wil zeggen de normen van het denken) niet langer bestaan.’

Een partizaan zou niet meer aansporing nodig moeten hebben om écht waarheidsgetrouw te willen zijn. En dat is iets méér dan getrouw te boekstaven wat de burgemeester zegt en wat de krakers zeggen.

Fotografie: Lonneke van der Palen
Styling en setdesign: IOIA
Model: Beatriz Collin
Manicure: Frédérique Olthuis @ House of Orange

Dit is het eerste deel uit een tweedelige serie over nepnieuws. Deel twee, Gerard Jansen over bullshit, egels, journalistiek en gestoorde natuurkundigen, lees je hier.