Uit 2013: Hoe Minister Lilianne Ploumen ontwikkelingshulp combineert met handel.

Donderdag 16 mei 2013. De grote zaal van de Balie in Amsterdam zit stampvol FNV’ers. Op het podium presenteert Lilianne Ploumen, minister voor Buitenlandse Han­del en Ontwikkelingssamen­wer­king, een opmerkelijk plan. Naar aanleiding van grote branden in textielfabrieken in Bangladesh werpt ze zich op als ‘internationaal coördinator’ om de misstanden in de kledingindustrie in dat land een halt toe te roepen. Ze stelt er negen miljoen euro voor beschikbaar. Het voornemen is een belangrijke testcase voor haar nieuwe beleid waarin hulp en handel moeten samengaan. Is het mogelijk om met de Bengaalse overheid, de Europese Unie, hulporganisaties én bedrijven als C&A, Zara en H&M samen op te trekken om de ar­­beidsom­stan­digheden in Bangladesh te verbeteren? ‘Mijn verwachtingen zijn hooggespannen,’ verklaart Ploumen. ‘Ik ben trots dat Nederland zo internationaal voorop kan lopen.’

In de zaal klinkt groot applaus. FNV-voorzitter Ton Heerts, doorgaans niet zo scheutig met complimenten aan het kabinet-Rutte, prijst Ploumen uitvoerig: ‘We hebben niet elke dag een kabinet dat het opneemt voor vakbondsrechten over de hele wereld.’ Opnieuw een ovatie.

Maar al diezelfde dag verpest VVD-Kamerlid René Leegte het sociaal-democratische feestje: hij noemt het plan ‘volstrekt overbodig’ en ‘puur om het Nederlandse schuldgevoel af te kopen’. Later zegt hij tegen Vrij Nederland: ‘Ploumen heeft het plannetje voor Bangladesh gewoon de wereld in geslingerd. De Bengaalse overheid is zelf al fabrieken aan het sluiten, de kledingbranche heeft een convenant gesloten. En nu hobbelt de minister erachteraan, stelt ze negen miljoen beschikbaar uit een potje dat toch al voor Bangladesh was bestemd, en zegt ze dat ze het voortouw neemt. Dat voelt misschien goed, maar het is alleen maar zand in de machine.’

Foto: Ivo van der Bent

In het nog prille ministerschap van Lilianne Ploumen is de onenigheid tussen de coalitiepartners een typerend voorval: ze moet haar weg zien te vinden tussen sociaal-democratische idealen en het marktdenken van de VVD.

Ruim zeven maanden is Ploumen nu als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bezig met haar opdracht uit het regeerakkoord: ze moet een miljard bezuinigen op de ontwikkelingshulp én hulp en handel zo zien te combineren dat het Nederlands belang ermee wordt gediend. Critici spreken over een ‘uitverkoop’ aan de VVD, zelf ziet ze haar beleid als ‘een nieuwe weg’ en ‘een geweldige uitdaging’.

Hoe doet Ploumen het tot nu toe? Voor welke dilemma’s staat ze? Is haar beleid een belangrijke omslag in het denken over ontwikkelings­samenwerking of niet meer dan schone schijn?

Dolkstoot

Oktober 2012. Tijdens de kabinetsformatie wordt Lilianne Ploumen gebeld door PvdA-leider Diederik Samsom: of ze minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelings­samen­werking wil worden in het nieuwe kabinet. ‘Ik vroeg aan Diederik hoe ik het moest doen: meteen ja zeggen of playing hard to get?’ zegt ze terugkijkend. ‘Toen zei Diederik: je moet meteen ja zeggen. Dat heb ik gedaan, zonder met mijn man te overleggen. Hij vond het geen probleem. De kinderen zijn al groot, dus heb ik nu alle ruimte voor een drukke baan. Het is een nieuwe portefeuille en ik hou van nieuwe dingen.’

Ploumen nam in januari 2012 afscheid als voorzitter van de PvdA, na een roerig laatste jaar. Onder Job Cohen zakte de partij weg in de peilingen. Een afscheidsinterview waarin Ploumen de PvdA-leider aanspoorde ‘zichtbaarder’ te zijn, werd opgevat als een dolkstoot in de rug. Korte tijd later was Cohen vertrokken. Het telefoontje van Samsom is Ploumens kans op een comeback in de landelijke politiek. Het is een onverwachte benoeming. Ploumen mag dan PvdA-voorzitter zijn geweest en directeur bij ontwikkelingsorganisaties als Mama Cash en Cordaid, in het politieke handwerk heeft ze geen enkele ervaring, laat staan in het leiden van een groot ambtenarenapparaat.

Tomeloze energie

Den Haag, 5 november. Lilianne Ploumen staat in een kobaltblauw jurkje te stralen op de trappen van Huis ten Bosch, met de koningin en de rest van de ministersploeg. Dezelfde dag sneert de Telegraaf dat de benoeming van Ploumen een ‘onbegrijpelijke keuze’ is en een ‘beloning’ voor een voormalige PvdA-voorzitter die haar eigen partij ‘niet in de hand had’. Als Paul Jansen, chef van de politieke redactie, die middag het ministerie van Algemene Zaken binnenstapt voor een informele ontmoeting van de parlementaire pers met het nieuwe kabinet, valt Ploumen hem meteen in de armen. ‘Oh Paul,’ roept ze terwijl ze de verbouwereerde Telegraaf-journalist innig omhelst, ‘jullie gaan toch niet meer van die nare stukjes over me schrijven hè?’ Het is Ploumen ten voeten uit: spontaan, direct, misschien een tikje te enthousiast.

In het Nederlandse bedrijfsleven hebben weinig mensen ooit van Lilianne Ploumen gehoord. Zelf wijst ze er graag op dat het ondernemerschap in haar genen zit. Ze groeide op als dochter van een melkboer in Maastricht. Als kind hielp ze met het rondbrengen van de flessen. Bij sneeuw of ijzel kreeg ze een gulden extra en ’s avonds hielp ze met de administratie. Ze leerde er de basale wijsheden van de kleine middenstand: de klant is koning en als je niet werkt, verdien je niks.

De kersverse minister stort zich met tomeloze energie op het bevorderen van de buitenlandse handel. Al op de avond van haar aantreden vertrekt ze met premier Rutte voor een handelsmissie naar Turkije. ‘We hebben daar goede zaken gedaan,’ schrijft ze na afloop op haar weblog. De oogst: een joint venture met een Turks advocatenkantoor, een infrastructuurproject voor Royal Haskoning en toegang tot de Turkse markt voor het Nederlandse Farm Frites. In de marge van de handelsmissie zegt Ploumen ook negentigduizend euro toe voor een vervolgonderzoek naar de bestrijding van kinderarbeid in de hazelnotenpluk.

Drie weken later – Ploumen is inmiddels ook al met Willem-Alexander en Máxima naar Brazilië geweest – maakt de minister haar opwachting bij het Nationaal Export Event op Nyenrode Business Universiteit. In een klein zaaltje heeft ze vooraf een ontmoeting met een handjevol ondernemers. Tijdens de gesprekken geeft ze er blijk van zich het internationale managementjargon zo snel mogelijk eigen te willen maken. Ze zegt dingen als: ‘Familiebedrijven, daar zit enorm veel resiliance in,’ ‘Hebben jullie al een nieuw netwerk established?’ en: ‘Lang voordat iemand van derivates had gehoord, had je al letters of credit, natuurlijk.’ Later, tijdens haar speech in de grote zaal, gevuld met een paar honderd ondernemers, schetst ze haar handelsplannen voor de komende jaren. Ze wil investeren in ‘opkomende economieën’. Ze wil veel op reis, want ‘handelsmissies kostten de afgelopen twee jaar 10 miljoen euro en leverden 180 miljoen op.’ Verder komt er een speciaal investeringsfonds ‘om het MKB en het buitenland bij elkaar te brengen’. De uitsmijter: ‘Ik heb u leren kennen als enorm dynamische ondernemers. Ik ben er voor u!’ Bij de koffieautomaat na afloop van het evenement zegt een van de ondernemers, die met haar mee is geweest naar Brazilië: ‘Ik heb niet de indruk dat Ploumen veel verstand heeft van de export, maar dat hoeft ook helemaal niet. Ze doet het heel goed, ze is héél enthousiast.’

Vooruitkijken

Bij de ondernemers mag Ploumen een grote onbekende zijn, in het wereldje van de ontwikkelingssamenwerking, waar je ze jarenlang actief was, weet zo’n beetje iedereen wie ze is. Bij haar aantreden wordt de nieuwe minister beschouwd als een hele vooruitgang na de fletse Ben Knapen die in het eerste kabinet-Rutte onder druk van gedoogpartner PVV extra hard de bijl zette in de sector. Hoopvol gestemd zegt Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib, in Het Parool: ‘Ze zal keuzes moeten maken, maar ik weet waar haar hart ligt.’?Al snel blijkt echter dat de minister er niet voor terugschrikt haar oude bekenden bij de hulporganisaties stevig tegen zich in het harnas te jagen. Op de Afrikadag van de Evert Vermeer Stichting, het traditionele bolwerk van de ontwikkelingssamenwerking binnen de PvdA, gooit ze een steen in de vijver. Het moet afgelopen zijn met het geklaag over de bezuinigingen, vindt ze: ‘Je kunt je energie steken in bittere verwijten, heilige verontwaardiging en verlammende protesten tegen dit kabinet. Of je kunt vooruitkijken. Ik kies voor het laatste.’ Ze wil de ‘wereld van morgen omarmen’ en ‘met minder geld hetzelfde doen’. En dat kan volgens Ploumen. Veel landen in Afrika behoren immers tot de snelst groeiende economieën in de wereld en die help je niet door geld te geven, maar door private investeringen en een betere toegang tot westerse markten. De minister wil armoedebestrijding, buitenlandse handel, vredesmissies én klimaatbeheersing samenbrengen in haar beleid. Volgens haar is er de afgelopen jaren vooral gepráát over coherentie. ‘Ik ben de eerste minister in de geschiedenis die dat ook echt gaat dóén.’

Hoofdredacteur Marc Broere van vakblad Vice Versa maakt Ploumens optreden in een commentaar met de grond gelijk. Hoezo de eerste minister met coherent beleid? Al haar voorgangers, van Jan Pronk tot Bert Koenders, werden internationaal geroemd vanwege de grote samenhang in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Pas onder Rutte-I maakte Nederland ‘een vrije val naar beneden als het gaat om internationale solidariteit’ en dat beleid dreigt door de nieuwe minister gewoon te worden voortgezet. ‘Het toch ietwat retorische taalgebruik van Ploumen kan dit niet verhullen. Ze zal ook met meer moeten komen dan met haar eerste flinterdunne oneliners.’

Rivaliserende strijdheren

Congo, 3 februari. De avond valt over het meer van Bukavu. In de Orchids Safari Club verzamelen zich Congolese en Nederlandse mensenrechtenactivisten voor een staande receptie met minister Ploumen. De minister laat op zich wachten vanwege besprekingen die uitlopen. De aanwezigen worden ongerust: hoe later, hoe onveiliger het is op straat. Verschillende van de activisten zijn regelmatig bedreigd door rivaliserende strijdheren omdat ze het waagden aan de bel te trekken over verkrachtingen, rekrutering van kindsoldaten en plunderingen van grondstoffen. Als de minister arriveert, klimt ze op een kratje en zegt: ‘Ladies and gentlemen, we zijn blij dat u hier allemaal bent. Ik kijk ernaar uit met u allemaal te spreken.’ Vervolgens gaat ze onvermoeibaar van groepje naar groepje. In gesprek met de bedreigde gynaecoloog Denis Mukwege benadrukt ze dat mensen als hij bescherming verdienen en dat Nederland daar ‘meer dan voorheen bij betrokken wil zijn’. Vier maanden later probeert de Nederlandse ambassade in Kinshasa de Congolose regering er nog steeds toe te bewegen Mukwege te beschermen, tot nu toe zonder resultaat.

Ploumens aanwezigheid in het door burgeroorlog verscheurde Grote Meren-gebied is een opvallend statement, want in Den Haag loopt coalitiepartner VVD in het geheel niet warm voor meer betrokkenheid bij het conflict. Het liefst willen de liberalen de ambassades in landen als Uganda, Rwanda en Burundi sluiten, omdat het Nederlandse bedrijfsleven er weinig belangen heeft. Bij de borrel zegt Ploumen tegen Vrij Nederland: ‘Het standpunt van de VVD dwingt mij om heel precies te beargumenteren waarom het wél nodig is om de ambassades open te houden en daarom ben ik hier.’

Tijdens de reis ligt de nadruk op de ontwikkelingshulp, maar de handel wordt niet vergeten. Via een overbevolkt vluchtelingenkamp op een vlakte van gestolde lava in de Congolese stad Goma, waar Ploumen spreekt met verkrachte vrouwen, reist ze naar de Rwandese hoofdstad Kigali waar ze ’s avonds een biertje drinkt met de directie van Brawirla, de lokale brouwerij van Heineken. Moeiteloos schakelt de minister over van de ellende van het kamp naar een gesprek met de directie over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uitvoerig prijst ze gastheer Heineken omdat de multinational in Rwanda en Congo duizenden boeren werk verschaft door het verbouwen van gerst en rijst.

Op de terugweg naar Nederland in de Gulfstream van Defensie drinkt Ploumen een biertje. Ze zegt dat hulp en handel wel degelijk te combineren zijn. ‘Bij Heineken bemoeien ze zich met de hele keten, ze stellen eisen aan de afzonderlijke schakels. Daar komen hulp en handel al samen. Ook op deze reis zie je al de nieuwe combinatie in de praktijk. Als ik alleen minister van Ontwikkelingssamenwerking was, zou ik in Kinshasa en Kigali niet zo snel ook met ondernemers zijn gaan praten. Hulp en handel gescheiden werelden? Ik weet niet wie dat verzonnen heeft en wie dat nog in stand houdt. Wat mij betreft loopt het al heel erg door elkaar heen.’

Terwijl Ploumen in Afrika haar nieuwe beleid in de praktijk brengt, zwelt in Nederland de kritiek aan. Haar wittebroodsweken zijn voorbij als het februarinummer van Vice Versa uitkomt. Daarin noemt de Britse ontwikkelingseconoom Paul Collier de door Ploumen bepleite combinatie van hulp en handel een ‘giftig mengsel’ dat oneerlijke competitie en inefficiëntie bij lokale bedrijven in de hand zou werken. ‘Door de twee tegengestelde belangen te combineren zal Nederland het Chinese model van buitenlandpolitiek volgen, dat handelsbelangen vermomt als ontwikkelingshulp.’ Paul Hoebink, hoogleraar Ontwikkelingsstudies, sluit zich aan bij de kritiek: ‘Bij handel gaat het om Nederlands eigenbelang, bij ontwikkelingssamenwerking om heel andere dingen. Het is een misvatting om te denken dat dat heel makkelijk combineert. De combinatie levert altijd inherente spanningen op.’ Ploumen doet de kritiek af als ‘oud denken’ van mensen die zijn blijven steken in de jaren zestig. Ook tegenover Vrij Nederland wuift ze de kritiek weg: ‘De tijd van Jan Pronk is voorbij. De klassieke ontwikkelingshulp zal op den duur verdwijnen. De wereld is veranderd.’

Paradepaardje

Eind maart staat Ploumen te popelen om de langverwachte notitie te presenteren waarin ze haar nieuwe beleid ontvouwt. Ze heeft zo’n haast dat ze alvast een persconferentie aankondigt: ze gaat ervan uit dat haar nota wel in het kabinet zal worden goedgekeurd. Maar tijdens de wekelijkse ministerraad zet VVD-bewindsman Henk Kamp van Economische Zaken haar de voet dwars. Zoals afgesproken in het regeerakkoord wil Ploumen een ‘revolverend fonds’ (leningen in plaats van subsidies, waarbij rente en aflossingen weer terugvloeien in het fonds) van 750 miljoen euro optuigen om investeringen in ontwikkelingslanden te ondersteunen, ‘in het bijzonder in het midden- en kleinbedrijf’. In het kabinetsberaad wil Henk Kamp de garantie dat er een vast percentage van het fonds geïnvesteerd wordt via het Nederlandse MKB. Ploumen wil de zaak juist niet ‘dichttimmeren’. De ministers komen er niet uit, de persconferentie wordt op het laatste moment afgeblazen.

Een week later is het dan wel zover. Niet in Perscentrum Nieuwspoort maar low key in een zaaltje op het ministerie. Ploumen straalt er niet minder om als ze haar notitie presenteert: ‘Wat de wereld verdient. Een nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen.’ Ze formuleert drie grote ambities: het uitbannen van extreme armoede binnen één generatie, ‘duurzame en inclusieve groei’ overal ter wereld én succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland.

Het paradepaardje van haar nieuwe beleid moet het revolverend fonds voor het bedrijfsleven worden, dat ze Dutch Good Growth Fund heeft gedoopt. Een vast percentage investeringen via het Nederlandse MKB wordt niet genoemd, in het kabinet is afgesproken dat de verdeling van de gelden moet groeien in de praktijk. Daarnaast kondigt Ploumen harde bezuinigingen aan in de jaren tot 2017 op zaken waar juist Nederland zich decennialang voor heeft ingezet: 280 miljoen euro op veiligheid, rechtsorde en goed bestuur, 215 miljoen op water, milieu en klimaat, 200 miljoen op de bijdragen aan internationale organisaties als de VN en de Wereldbank, 190 miljoen op onderwijs en onderzoek en in 2017 een bedrag van 230 miljoen op ontwikkelingsorganisaties als Cordaid, Hivos, Oxfam Novib en Icco.

Foto: Ivo van der Bent

Alleen voor de bevordering van seksuele en reproductieve rechten, waarvoor Ploumen zich jarenlang inzette als directeur van Mama Cash, wordt op termijn 20 miljoen extra gereserveerd. ‘Dat laatste is inderdaad mijn persoonlijke accent,’ verklaart ze tegenover Vrij Nederland. ‘Daar heeft de rol van de Nederlandse overheid ook echt toegevoegde waarde.’

De hulporganisaties reageren geschokt op de plannen. Alexander Kohnstamm van koepelorganisaties Partos spreekt over ‘een onbegrijpelijk klap’ voor de ontwikkelingssamenwerking, terwijl er grote subsidies naar het bedrijfsleven gaan die ‘noch nodig zijn, noch effectief’. Hivos noemt de bezuinigingen ‘disproportioneel’. En Oxfam-Novib-directeur Farah Karimi, in oktober nog hoopvol gestemd, stuurt een woedend persbericht de wereld in: de plannen van de minister zijn ‘onbegrijpelijk’, ‘onnavolgbaar’ en ‘onder de fatsoensnorm’.

Een paar weken na publicatie van de notitie ontvangt Karimi in haar kantoor aan de Haagse Mauritskade. ‘Ik heb een paar maanden geleden één keer met Lilianne gesproken. Ik wist in welke richting haar gedachten gingen, maar over de invulling van de bezuinigingen wist ik niets.’ Karimi kent de minister uit de tijd dat ze zelf nog GroenLinks-Kamerlid was en Ploumen directeur van Mama Cash. ‘Ze is buitengewoon innemend, en kundig op een aantal terreinen, zoals vrouwenrechten. Maar als minister heeft ze het neoliberale denken omarmd,’ zegt Karimi. ‘Ze doet alsof zware bezuinigingen op zaken als onderwijs en good governance met investeringen in het bedrijfsleven te compenseren zijn. Maar problemen in fragiele staten los je niet op met alleen handel. Om de markt goed te laten functioneren, heb je juist goed onderwijs, goede gezondheidszorg, good governance en infrastructuur nodig. Deze minister zet veel te snel bij het grofvuil wat we de afgelopen decennia hebben bereikt.’

Ploumen gaat verder waar het vorige kabinet stopte. Onder staatssecretaris Ben Knapen werd ook al een miljard bezuinigd, onder andere op onderwijs in ontwikkelingslanden. In een rapport in 2012 luidde de Wereldbank de alarmbel over het tempo van de bezuinigingen in Nederland. Het nieuwe beleid ‘kan zware gevolgen hebben voor het welzijn van kinderen in verschillende van de landen die de hulp het meest nodig hebben’. Onder andere in Burkina Faso, waar Nederland in de voorgaande jaren 31 procent van het basisonderwijs financierde. ‘Burkina Faso heeft voorzetting van de hulp dringend nodig,’ stelt het rapport. Maar Nederland gaf niet meer thuis, deze maand sloot de ambassade in de hoofdstad Ouagadougou.

Coalitiepartner VVD duwt bezuinigingen op de traditionele armoedebestrijding al jaren door, met als argument dat de hulp toch niet effectief is. Maar dat klopt niet, blijkt keer op keer uit onderzoeken van de onafhankelijke inspectiedienst IOB van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Door Nederlandse investeringen in het basisonderwijs in landen als Zambia, Oeganda en Bangladesh zijn vele duizenden kinderen naar school gegaan. En programma’s in Egypte, Mozambique en Benin hebben de toegang tot drinkwater voor miljoenen mensen verbeterd.

Toch gaat Ploumen schijnbaar onbekommerd door met bezuinigingen op onderwijs en andere structurele hulp.

Bram van Ojik, huidig fractievoorzitter van GroenLinks in de Tweede Kamer, werkte jarenlang voor Buitenlandse Zaken, onder meer als ambassadeur in Benin en directeur Sociale Ontwikkeling. Van dichtbij maakte hij mee hoe de bezuinigingen onder Rutte-I werden doorgevoerd. ‘Het bloed is nog niet opgedroogd en nu willen ze wéér een miljard snijden. Dat betekent in drie jaar tijd een bezuiniging van veertig procent. Dat heeft heel directe gevolgen. In verschillende Afrikaanse landen kunnen kinderen straks van de ene op de andere dag niet meer naar school. Terwijl de mondiale ongelijkheid alleen maar groeit, wordt onder leiding van Ploumen de klassieke ontwikkelingssamenwerking afgebouwd.’ Volgens Van Ojik is Ploumen de gevangene van de VVD. ‘Maar dat lijkt ze helemaal niet erg te vinden. Ze vereenzelvigt zich volledig met haar rol.’

Ploumen zelf zegt dat ze ‘heus wel weet’ dat de bezuinigingen hard zullen aankomen. ‘Maar het heeft weinig zin te blijven benadrukken hoe pijnlijk het is. Ik besteed mijn tijd liever aan wat ik nu bijvoorbeeld in Bangladesh probeer te doen. Dat is niet in geld uit te drukken. Daar hebben de allerarmsten veel meer aan dan een gloedvol betoog over hoe moeilijk ik het persoonlijk met de bezuinigingen heb. Ik kijk liever vooruit dan achteruit.’

Achilleshiel

Weinig mensen kennen Lilianne Ploumen beter dan Nina Tellegen, directeur van Stichting DOEN, het miljoenenfonds dat is verbonden aan de Nationale Postcode Loterij. Tellegen werkt, net als Ploumen, al jaren in de wereld van de hulporganisaties. Ze organiseerde de campagne van Ploumen voor het voorzitterschap van de PvdA. En ze zitten samen al twaalf jaar in een groepje vrouwelijke directeuren dat elke zes weken bijeenkomt in café Small Talk aan de Van Baerlestraat in Amsterdam. ‘Ik heb bewondering voor wat ze doet,’ zegt Tellegen. ‘Vanaf dag één op het ministerie is ze gaan aanpakken. Dat kan ze goed: dingen overzien, snel schakelen, haar nek uitsteken. Ik ben het ook eens met de richting die ze als minister is ingeslagen. Ontwikkelingslanden moeten niet afhankelijk blijven van ontwikkelingshulp. Maar dan moeten we ze wel de tijd geven en de verantwoordelijkheden fatsoenlijk overdragen. In Burkina Faso heeft dat desastreus uitgepakt, dat mag niet nog een keer gebeuren. Dit is de achilleshiel van Lilianne: in haar enthousiasme loopt ze wel erg ver voor de troepen uit.’

Het succes van Ploumens beleid staat of valt met het slagen van het Dutch Good Growth Fund dat de rigoureuze bezuinigingen goed moet maken. Een van de weinige verklaarde voorstanders van dat plan in de ontwikkelingswereld is René Grotenhuis, directeur van Cordaid. Hij was het die Ploumen in 2004 opnam in de raad van bestuur van de katholieke ontwikkelingsorganisatie. ‘Haar pragmatische houding past in de katholiek-sociale traditie,’ zegt Grotenhuis. ‘Het is het veiligst om op je eigen terrein te blijven en de moral high ground te zoeken. Wat zij doet met dat fonds is veel riskanter. Wie weet wordt het niks. Maar ik vind: als je de kans hebt iets op gang te brengen, moet je het proberen.’

Ook de VVD is zeer content met het plan. Maar nog veel enthousiaster is Jan Vos, Kamerlid voor de PvdA. Geen wonder: het was Vos die het idee voor het revolverend fonds inbracht tijdens de formatie. ‘Ik heb inderdaad een paar A4-tjes ingeleverd met dat idee,’ bekent hij tegenover Vrij Nederland. ‘Ik dacht: de VVD wil bezuinigen op de ontwikkelingssamenwerking, de PvdA wil zo veel mogelijk behouden, laten we het zo doen dat ze zich er allebei in kunnen vinden.’

Vos, Kamerlid sinds de laatste verkiezingen, noemt zichzelf een ‘rode ondernemer met een groen hart’. In de jaren negentig was hij betrokken bij Niet Nix, de sociaal-liberale vernieuwingsbeweging in de PvdA. Later richtte hij onder meer een fonds op dat geld van de Wereldbank investeert in kleine bedrijven in ‘post-conflict-landen’. Volgens Vos is Ploumen bezig met ‘een belangrijke omslag in het denken, die aansluit bij de tijdgeest’. De PvdA’er vindt dat ondernemers de wereld ‘net zo goed verbeteren als politici’. Westerse landen moeten zich aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid: de enorme economische groei in landen als Brazilië, Indonesië, Angola en Zambia. ‘Als we ons blijven richten op de traditionele ontwikkelingshulp, kopen de Chinezen in die landen de grondstoffen voor onze neus weg. Daar moeten we duurzame investeringen tegenoverstellen.’

Foto: Ivo van der Bent

Blijft het probleem dat de allerarmsten door de keuzes van Ploumen hard worden getroffen. ‘Dat kan ik niet ontkennen,’ zeg Jan Vos. ‘Op de korte termijn zijn mensen in ontwikkelingslanden de dupe van de bezuinigingen. Maar als we inzetten op macro-economische groei komen er op de langere termijn veel meer mensen uit de armoede. Dat zet meer zoden aan de dijk dan dat we het ministerie van Onderwijs in Oeganda subsidiëren en maar moeten zien hoeveel scholen ze ervan bouwen.’

Maar welke garanties zijn er dat het fonds van Ploumen een succes wordt? In welke behoefte voorziet het? En komt het uiteindelijk ook de allerarmsten ten goede? Uit het onderzoek ‘Private Profit for Public Good’ van Eurodad, een netwerk van 49 Europese ngo’s, naar investeringen vanuit Europese overheden in opkomende economieën, blijkt dat in de praktijk maar een kwart van die financiering bij ondernemingen in de ontwikkelingslanden zelf terechtkomt. Bijna de helft van het geld gaat naar grote beursgenoteerde bedrijven in Europese landen en belastingparadijzen. Je zou daaruit de conclusie kunnen trekken dat het revolverend fonds een gat kan vullen door juist kleinere bedrijven te steunen. Maar is dat ook zo?

In Nederland bestaat al een revolverend fonds dat investeert in ontwikkelingslanden: de FMO. De Nederlandse staat verstrekte van 1991 tot 2006 650 miljoen euro, waarvan de FMO in twee decennia een portefeuille van zes miljard wist te maken door onder meer te investeren in agrarische ondernemingen, energiebedrijven en financiële instellingen in opkomende economieën. Directeur Nanno Kleiterp vindt het Dutch Good Growth Fund van Lilianne Ploumen een goed idee. ‘Het past in een trend: minder geven, meer investeren. Wij willen het graag helpen uitvoeren. Maar de doelstelling moet helderder. Is het ontwikkelingspolitiek of is het industriepolitiek? Volgens het plan zoals het er nu ligt moet het fonds ten goede komen aan het midden- en kleinbedrijf in Nederland en in ontwikkelingslanden. Maar het Nederlandse MKB staat mede door de crisis niet echt te springen om in ontwikkelingslanden te investeren.’ Een kleine onderneming in bijvoorbeeld Rwanda financieren voor een bedrag van veertigduizend euro kan niet direct vanuit Nederland, zegt Kleiterp. ‘Dat is niet kostendekkend te maken. Dan is het goedkoper om het geld weg te geven en dat is nou juist niet de bedoeling. Het kan wél door te investeren in lokale financiële instellingen die zo’n aanvraag goed kunnen beoordelen.’ Ook plaatst hij kanttekeningen bij het tempo. ‘Lilianne Ploumen wil 750 miljoen euro uitzetten in drie jaar. Dat lijkt me veel te snel. Zo’n fonds kan alleen een succes worden als je het in een verantwoord tempo laat groeien en er geen grote druk is om het zo snel mogelijk te besteden.’

Wonderfonds

Ook de Tweede Kamer wil van de minister meer duidelijkheid over wat ze nu precies beoogt met haar Dutch Good Growth Fund. De oppositiepartijen hebben inmiddels al 531 schriftelijke vragen gesteld over Ploumens beleidsnotitie, waarvan vele tientallen over het fonds. Maar veel duidelijker wordt het er niet van. De minister weigert zich vast te laten leggen. In haar antwoorden gebruikt ze onbestemde formuleringen als: ‘Het fonds beoogt verschillende activiteiten te ondersteunen, in onderlinge samenhang en zonder verdeling van de beschikbare middelen. Ik stuur niet vóóraf op welke deel van het Fonds direct naar Nederlandse bedrijven zal gaan.’ En: ‘Het fonds zal voor een substantieel deel worden besteed in de lage-inkomenslanden, inclusief fragiele staten, maar ook hier ga ik niet van tevoren precies op sturen.’

Eind mei, tijdens een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer, botsen de oppositiepartijen en Ploumen opnieuw over het fonds. De Kamerleden stellen zo veel kritische vragen dat de minister uit haar slof schiet en de oppositie toebijt: ‘Ik ga niet mee in de assumptie dat het fonds overbodig is, los van feit dat het bijzonder is dat dit bedrag wordt uitgetrokken in crisistijd!’

Sjoerd Sjoerdsma, Kamerlid voor D66 en voorheen diplomaat in Afghanistan en de Palestijnse gebieden, heeft inmiddels de conclusie getrokken dat Ploumen er niet meer uit gaat komen met haar fonds. ‘Ze zegt vol goede moed dat iedere euro een daalder wordt. Maar dat wonderfonds is niet meer dan een probeersel, waarvan volstrekt onduidelijk is welk probleem het eigenlijk oplost en hoe ze het wil gaan doen. Ze verkeert in een fase van goedmoedige ontkenning. Haar beleid begint verdacht veel te lijken op de nieuwe kleren van de keizer.’

In dezelfde week komt het bericht dat oud-minister Jan Pronk zijn lidmaatschap van de PvdA opzegt, mede vanwege de ‘beschamende’ bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking en de koppeling van hulp en handel waar Ploumen zich zo hartstochtelijk voor inzet. ‘Ik heb hem meteen een berichtje gestuurd om hem te laten weten hoe erg ik het vind,’ zegt Ploumen. ‘Jan en ik zijn er wel aan gewend dat we het niet met elkaar eens zijn. Maar ik had het beter gevonden als we ons debat binnen de partij hadden kunnen blijven voeren.’

 

CV Lilianne Ploumen

1962 geboren te Maastricht

1983 sociaal-cultureel werker in Rotterdam

1985 medewerker Instituut voor Psychologisch Marktonderzoek

1990 manager marketing en onderzoek Foster Parents Plan

1996 coördinator fondsenwerving en later directeur Mama Cash

2001 hoofd kwaliteit en strategie en later directeur Cordaid

2007 voorzitter PvdA

2012 minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking