Frans de Waal als Zomergast gaf een beknopte, vermakelijke samenvatting van zijn werk. En daar hield het op. Een drie uur durende Universiteit van Nederland.

‘Alweer?’ dacht ik. Maar De Waal leek per ongeluk te zijn overgeslagen, al die seizoenen van Zomergasten. Zijn vakgebied spreekt aan, is voor de leek te overzien (dit in tegenstelling tot dat van de eerste zomergast, die arme Rosanne Hertzberger), hij heeft een fijne vertelstem en biedt in elk gesprek anekdotes aan op een dienblaadje. Bovendien weet hij juist dáár te stoppen waar het lastig of ongemakkelijk wordt: de Griet op de Beeck onder de wetenschappers is een gast zonder zorgen, een zómergast per definitie.

Ik vreet alles van Frans de Waal. Boeken, filmpjes, lezingen: ik wil het, verslind het, en gooi de afgekloven botten op het olifantenkerkhof. Wie houdt er niet van apen, de mens in een lachspiegel (‘disgusting!’)? Wie wil er niet horen dat empathie de sleutel is tot weet ik het wat en dat ie-der-een er een...