Het handwerk van de criticus moet om de zoveel tijd onder de loep genomen worden, om weer duidelijk te krijgen waar het om gaat. Nu is het de beurt aan de criticus A.O. Scott van The New York Times om zijn geloofsbrieven te openbaren.

Om de tien of vijftien jaar moet iemand met kalme roekeloosheid schrijven wat volgens hem literaire kritiek is. Omdat men het weer vergeten is. Of voor een nieuwe generatie. Het is een noodzakelijke periodieke herijking van de professie, waarin staat dat het wel degelijk nodig is om te oordelen, dat het geen vriendjespolitiek is, dat de criticus een hoge dunk van zijn werk moet hebben (maar dat niet moet overdrijven) dat hij onmisbaar is en dat hij van zijn werk vooral een kunst moet maken. En dat het onzin is te denken dat serieuze kritiek verdwijnt nu iedereen op internet kan zeggen wat hij wil. Ook kan dan weer eens een felle voorkeur uitgesproken worden voor een richting of obsessie (vorm of vent, objectief of subjectief, essayistisch of...