Mulisch’ laatste tocht

Je moest er vroeg bij zijn en Jan Mulder zat als eerste in de zaal van de Amsterdamse Stadsschouwburg. De een na de ander stroomde daarna binnen. De gelaten stonden strak, de ernst zegevierde, en dat was eigenlijk niet in Mulisch’ geest: in zijn oeuvre vormt de lach een ontsnapping aan ellende.

Er was breed uitgenodigd en ze waren allen present: directeuren van grote uitgeverijen, belangrijke critici, schrijvers van De Bezige Bij en van concurrerende uitgeverijen. Mediavolk ontbrak er evenmin. Slechts een keer in het jaar komen ze daar zo bijeen, bij het Boekenbal, een gelegenheid die staat voor leut, jolijt en driewerf hoera – pas aan het einde van de dag, bij de drank, zou in Americain de vrolijkheid weer even opsteken.

Maar nu ontstond direct de rare stemming van mensen die verheugd zijn elkaar weer eens te zien maar die het ongepast vinden die vreugde te laten blijken. In de zaal was dat nog duidelijker: als je je ergens hyperbewust bent van de...