Net toen Kees van Kooten zijn mouwen had opgestroopt om te beginnen aan zijn boek over geliefde cartoonisten, kreeg hij een hartaanval. Het boek kwam er toch, maar wel in een heel andere vorm.

Het was een ideale toestand waarin Kees van Kooten twee jaar geleden belandde toen hij bij het naar school brengen van zijn kleinkinderen een hartaanval kreeg. Hij merkte het zelf maar half, tot zijn dochter zag dat hij grijs aan het wegtrekken was en 112 belde. Vanaf dat moment bevond Van Kooten zich in een vreemd euforische stemming: ‘Verbijsterd door de gedachte dat dit wel eens mijn sterfdag kan blijken, raak ik hier niet in het minst onrustig van. Integendeel. Ik ga er eens goed voor liggen en tel mijn zegeningen’. Hij komt tot het besluit dat het ‘is volbracht, mijn taak zit erop. Zo is het goed, want beter kan het nooit meer worden.’

Maar deze stemming was té mooi, het was eerder ‘een bovenzinnelijk gebeuren’ waarin hij zichzelf, héél ongebruikelijk, ‘moeiteloos en...