De laatste vijfentwintig, neoliberale jaren rustte er een taboe op ‘wij’. Maar volgens sociologe Christien Brinkgreve is er een nieuw, ‘relationeler’ verhaal over de hedendaagse samenleving ontstaan. De mythe van het autonome rationele individu is ontmaskerd.

Dat het neoliberalisme met het veroorzaken van de financiële crisis zijn Waterloo heeft bereikt is zelfs doorgedrongen tot de beheerders van de grootste kapitalen op de wereld. Dat bleek uit de door Lynn Forester de Rothschild eind mei in Londen georganiseerde conferentie Inclusive Capitalism. Daar kregen de schatbewaarders van die kapitalen donderpreken te horen van Christine Lagarde van het Internationaal Monetair Fonds en Mark Carney, directeur van de Bank of England (zie de Literaire Kroniek van 2 juni ‘Hoe het neoliberalisme in Londen ten grave werd gedragen’).

De kern van die toespraken zat in de uitspraak van Carney waarin hij een andere uitspraak, die van Margaret Thatcher in 1987, wegvaagde. Thatcher zei toen dat er niet zoiets als een ‘society’, een samenleving, bestond, er waren alleen maar individuele mannen en vrouwen. ‘There needs to be a sense of society’ hield Carney de rijken der aarde nu voor, indachtig het louter op persoonlijke winst gerichte gedrag van de hele financiële en economische wereld de laatste vijfentwintig jaar.

Het rationele individu heeft zich vergaloppeerd met hebzucht, egoïsme, zelfverrijking, commercialisering en extreme privatisering

Volgens de Vlaamsepsycholoog Paul Verhaeghe ging (of gaat) met dit neoliberalisme een zekereaandoening gepaard die hij in zijn boek Identiteit‘depressieve hedonia’ noemt. In één zin samengevat wil dat zeggen: ‘wegenieten ons te pletter maar niemand is tevreden’. De oorzaak is de economischeratrace waarin alles is gericht op het realiseren van individuele ambities (‘scoren’),zonder rekening te houden met anderen. Daarmee ontstond de mythe van hetautonome rationele individu, met een hele reeks kwalen tot gevolg: ‘depressie,dissociatieve stoornissen, borderline, narcisme en ADHD’, zich uitend ininstabiel zelfgevoel, leegte, gebrek aan houvast, zinloosheid en innerlijkeconflicten. Het zijn psychische klachten als symptomen van de tijd. In elketijd worden kanten van de cultuur verdrongen die uiteindelijk gaan opspelen.

Volgens Brinkgreve bestaat het vocabulaire van het nieuwe paradigma uit ‘solidariteit, kwetsbaarheid, verbinding, duurzaamheid, balans, energie, empathie, betrokkenheid en verantwoordelijkheid.’ Foto van Christien Brinkgreve op haar eigen site.
Volgens Brinkgreve bestaat het vocabulaire van het nieuwe paradigma uit ‘solidariteit, kwetsbaarheid, verbinding, duurzaamheid, balans, energie, empathie, betrokkenheid en verantwoordelijkheid.’ Foto van Christien Brinkgreve op haar eigen site.

ChristienBrinkgreve, die Paul Verhaeghe’s diagnose met instemming ter sprake brengt inhaar boek Vertel. Over de kracht vanverhalen, voegt hieraan toe dat tijdens die vijfentwintig jaar durendeneoliberale bubble verdrongen werddat mensen sociale wezens zijn. Het was een taboe, ‘een zonde van de bevrijdegeneratie’ om te erkennen dat geen mens op een eiland leeft, maar dat er sprakeis van onderlinge afhankelijkheid, van ‘interdependenties’. Een uitdrukking vandie onderlinge afhankelijkheid zijn verhalen. Die zijn niets als ze nietgelezen worden en daardoor voor communicatie zorgen. Bovendien, en misschienwel als eerste, zijn verhalen een manier om de werkelijkheid mee te ordenen,vorm en structuur te geven. Er wordt iets mee vastgelegd, er wordt betekenismee gegeven. Er ontstaat betekenis door verhalen.

Mensen zijn geen louter sociale wezens, maar ambigue wezens, wier loyaliteit afwisselend bij zichzelf en bij anderen ligt

VolgensBrinkgreve speelt het verdrongen gebrek aan sociale binding van de laatstevijfentwintig jaar nu op, alsof Mark Carney’s ‘There needs to be a sense ofsociety’ al lang in de lucht hing. Het is volgens haar ‘hoog tijd’ voor ‘eenander verhaal’. De diagnose en het verhaal van onze tijd luidt dat de mythe vanhet autonome rationele individu is ontmaskerd: dat rationele individu heeftzich vergaloppeerd met hebzucht, egoïsme, zelfverrijking, commercialisering enextreme privatisering. Het neoliberalisme heeft bovendien destructief gewerktop de waarden en normen zodat belastingontwijking, fraude, geldverspilling engegoochel met bonussen zich elke dag voordeed. De diagnostici van dezevergaloppering zijn onder meer Richard Sennett, schrijver van De mens als werk in uitvoering, MichaelSandel, schrijver van Niet alles is tekoop, Martha Nussbaum, schrijfster van Nietvoor de winst en Hans Achterhuis’ Deutopie van de vrije markt.

Brinkgreve’sgebruik van de analyses en ideeën van deze sociologen, filosofen enpoliticologen leidt er toe dat ze ‘een nieuw paradigma’ introduceert. Waareerst woorden en begrippen als ambitie, maakbaarheid, wilskracht, eigen keuze,autonomie en vrijheid karakteristiek waren voor de dynamiek in het leven,bestaat het vocabulaire van het nieuwe paradigma uit ‘solidariteit, kwetsbaarheid,verbinding, duurzaamheid, balans, energie, empathie, betrokkenheid enverantwoordelijkheid.’ Het zijn allemaal ‘relationele woorden’ die het belangvan de context accentueren waarin mensen zich bevinden.

'Brinkgreve, die doorgaans juist een speciaal oog heeft voor het zien van de complexiteit en ingewikkeldheid van mensen en situaties, maakt haar verhaal te soft.'
‘Brinkgreve, die doorgaans juist een speciaal oog heeft voor het zien van de complexiteit en ingewikkeldheid van mensen en situaties, maakt haar verhaal te soft.’

Dit rijtjewoorden en begrippen die behoren tot ‘het andere verhaal’ van Brinkgreve is temooi om waar te zijn. In haar enthousiasme voor de tekenen die erop wijzen dathet oude paradigma van het neoliberalisme aan het verdwijnen is, slaatBrinkgreve door naar de andere kant. Wanneer ze als socioloog zegt dat mensensociale wezens zijn, zou ik zeggen dat mensen ook sociale wezens zijn. Mensen zijn geen louter sociale wezens,maar ambigue wezens, wier loyaliteit afwisselend bij zichzelf en bij anderenligt. Altijd een sociaal wezen zijn maakt dat het eigen wezen niet zelfstandigtot ontplooiing kan komen. En dat is nodig, om een eigen patroon van waarden envoorkeuren te ontwikkelen, onafhankelijk van anderen. Daarnaast is erbevruchtende wisselwerking genoeg.

Brinkgreve,die doorgaans juist een speciaal oog heeft voor het zien van de complexiteit eningewikkeldheid van mensen en situaties, maakt haar verhaal te soft. Zevereenvoudigt de complexiteit van de positie van mensen in de samenlevingwanneer ze die louter giet in ‘relationele’ termen. Die termen neigen sterknaar welzijnswerk en sentimentaliteit: ‘afhankelijkheid, kwetsbaarheid, aanhankelijkheid,en op anderen aangewezen zijn om in leven te blijven.’ Ook gebruikt ze zalvendewoorden als ‘helen’, en moet nu alles, nadat in het vorige paradigma alles coolen onverschillig was, ‘bevlogen’ en ‘bezield’ zijn.

Ze gaat ondermeer te rade bij het oude structuralisme van de antropoloog Claude Lévi-Straussvoor steun voor haar standpunt dat mensen sociale wezens zijn en behoren toteen groter verhaal: ‘het is niet het individu dat betekenis geeft, het krijgt betekenis als deel van eengroep’, citeert ze van Lévi-Strauss. Dat gold misschien voor de stammen envolkeren die Lévi-Strauss als antropoloog bestudeerde, maar dat is al lang nietmeer zo in de westerse ontwikkelde samenlevingen. Bijna ongemerkt reduceertBrinkgreve elk mens in haar boek hiermee tot een heel klein verhaaltje.

'Vertel. Over de kracht vanverhalen' is uitgegeven door Atlas Contact

Gezag van binnen en van buiten

In 2012 schreef Carel Peeters een literaire kroniek over Brinkgreves boek Het verlangen naar gezag. Over vrijheid, gelijkheid en verlies van houvast. ‘Waar vroeger dwang was moet nu overleg, empathie en begrip zijn. Haar nieuwe vorm van gezag noemt ze dan ook ‘communicatief gezag’.’

Lees hier het artikel