Gevoelsmatig plaatst Stephan Sanders Tofik Dibi’s verhaal in het zeer prille begin van 1960. Dat een jongeman zo moet worstelen – daar hadden we toch het generatieconflict voor uitgevonden?

Mijn eerste reactie op de homoseksuele coming-out van oud-GroenLinks-politicus Tofik Dibi was er niet een van verrassing of empathie, maar van verveling. What’s new? De paus geeft in een openhartig interview toe dat hij katholiek is en Diederik Samsom omschrijft zichzelf na lang aandringen als ‘best wel een politiek dier’.

Die eerste reactie was niet zoals ik hoor te reageren, volgens mijn eigen standaarden. Ik ben lang geleden opgehouden met dat gezellige gezelschapsspel waarbij de deelnemers jongleren met het vermoeden dat bekende persoon X of Y ‘eigenlijk’ homoseksueel is. Strontvervelend. Ik geloof mensen op hun woord; of ze zeggen het en ze zijn het, of ze ontkennen het, en dan zijn ze het niet of willen het niet zijn. Allebei de posities zijn even respectabel, je mag toch iets voor jezelf houden. Daar komt nog iets bij: ik heb een slechte gaydar, zoals dat heet, ik zie het niet snel aan mensen. Men wordt ouder, maar in vroeger tijden werd er wel eens met me geflirt. Ik had dat pas door als iemand met een bord voor mijn neus ging staan: ‘IK WIL SEKS MET JOU.’

Toch was ik niet verrast door de homoseksuele kant van Dibi, terwijl hij daar nooit eerder over sprak. Misschien moet ik zeggen: het interesseert me niet zoveel. Maar toen las ik wat reacties van Marokkaanse Nederlanders als Groene-redacteur Hassan Bahara en Parool-columnist Mano Bouzamar, en die zetten me aan het denken. Zij zijn allebei enthousiast over Dibi’s actie, en trouwens ook over het begeleidende boek, omdat ze zoveel herkennen van de beschreven Marokkaanse groepsdruk.

Gevoelsmatig plaats ik Dibi’s verhaal in het zeer prille begin van 1960.Als er op tv gekust wordt, zedig tussen man en vrouw, wordt er in gezinsverband weggezapt, want dat geeft geen pas. Alle seks, ook de heteroseksuele, moet verzwegen, verheimelijkt en gestolen worden. Praten over dat soort zaken doe je nooit met je ouders. Ik wist het wel, maar het leken mij van die clichés die groepen steeds maar hanteren om ook voor zichzelf herkenbaar te blijven. Hierbij speelt mee dat ik met mijn eigen moeder als puber naar alle voorbijkomende films van Rainer Werner Fassbinder ging – en dat was uitdrukkelijk haar idee. Ongemak. Het seksueel expliciete blijft ouderloos het best verteerbaar.

Dibi is twintig jaar jonger dan ik, en het kost me de grootste moeite onder ogen te zien dat de geschiedenis niet vrijmoedig voortmarcheert, maar in bepaalde kringen en klassen steeds opnieuw moet worden uitgevonden, en voor je idee zelfs rechtsomkeert maakt. Gevoelsmatig plaats ik Dibi’s verhaal in het zeer prille begin van 1960 – de tijd dus die ik niet bewust meemaakte. Ik ben bekend met het idee van de ‘ongelijktijdigheid van de geschiedenis’, maar dat een jongeman, lid nota bene van een vrijmoedige partij (zeker bij de oude PSP was homoseksualiteit een absolute pre) in deze tijd zo moet worstelen… Daar hadden we toch het generatieconflict voor uitgevonden!

Zo werkt het dus niet. Wordt hij nu een voorbeeldhomo voor Marokkanen in Nederland? Als dat nodig is, moet het maar. Ik vond lang geleden Robert Long een verademing – niet per se om z’n liedjes maar om zijn on-Albert Mol-achtige verschijning. Ik leerde toen: je kan dus ‘gewoon’ man zijn en homo, nu is dan de les: homo en moslim, dat gaat.
In 2013 sprak Dibi in dit blad over ‘zijn mediaverslaving’ en het idee een merk te moeten zijn, een brand. Dibi’s mediamerk was de jonge vrijzinnige moslim die niet zó was; nu is hij de gevallen politicus die wel zó is. Voor alles zou je hem willen zeggen: reduceer jezelf toch niet tot merk. Je hoeft geen Miele te zijn. Want die mag nooit tegenvallen.
Ga niet mee in de mensenmarketing.

U kunt ‘Djinn’ hier bestellen.

Dit stuk staat deze week op papier in Vrij Nederland. Dat leest hartstikke lekker. Een abonnement misschien?