In 2011 sprak VN-redacteur Harry Lensink Thierry Baudet voor een serie over ‘dwarsdenkers’. Politieke ambities had hij toen allerminst. ‘Ik vind het leuk om stukken te schrijven en hou van goede journalistiek.’

Het was op een ochtend in Haarlem, de stad van z’n jeugd, dat Thierry Baudet (1983) de kerkklokken hoorde en op zoek ging naar de kern van het conservatisme. De toen 21-jarige student rechten had in zijn puberteit kort geflirt met het socialisme en was daarna in de heilzame werking van de vrije markt gaan geloven om vervolgens lid te worden van de JOVD.

Maar die politieke stromingen gaven geen antwoord op vragen over, pak ‘m beet, de waarde van de gemeenschap, de rol van religie en de betekenis van de publieke ruimte. ‘Ik vond dat klokgelui erg mooi. Zo’n kerk heeft toch een soort functie in een stad. Dat de meeste mensen tegenwoordig niet meer geloven, wat doet dat met een samenleving?’

Zo is het gekomen dat Baudet samen met zijn voormalig studiegenoot Michiel Visser onder de titel Conservatieve vooruitgang een bundel samenstelde met twintig portretten van twintigste-eeuwse conservatieven. Het boek verscheen vorig jaar en bevat profielen van denkers als Irving Babbitt, José Ortega y Gasset en Christopher Lasch, geschreven door Baudet en prominente geestverwanten als Andreas Kinneging, Arjo Klamer en Theodore Dalrymple.

De twintiger meldt op z’n eigen website dat hij ‘een vertegenwoordiger van een nieuwe generatie Europeanen’ is.

De samenstellers willen onder meer het misverstand uit de wereld helpen dat het conservatisme vooral staat voor rechtse of reactionaire ideeën. ‘Conservatief is het gedachtengoed van denkers die de nadruk leggen op het innerlijk leven als ultieme test voor een gezonde maatschappij,’ schrijft Baudet in de inleiding. Blijkbaar is hij geslaagd in zijn missie, want Conservatieve vooruitgang ontving volop lofbetuigingen van onder meer mastodonten als Jerôme Heldring en Frits Bolkestein.

Daarmee stond de jonge rechtswetenschapper op de kaart. Om voorlopig niet te verdwijnen, althans als het aan hemzelf ligt. Niet voor niets meldt de twintiger op z’n eigen website dat hij ‘een vertegenwoordiger van een nieuwe generatie Europeanen’ is, ‘die op frisse wijze naar oude vraagstukken kijkt en vaak vermoeid is door de geslotenheid van het publieke debat in Nederland’.

De in Heemstede geboren en in Haarlem getogen zoon van een psychologe en een musicus studeerde rechten en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij deed voor het eerst van zich horen met de website www.150volksvertegenwoordigers.nl, waarop hij wilde laten zien wat Kamerleden bezielt. Zelf heeft hij geen politieke ambities. De site ontstond vanuit ‘journalistieke interesse’. ‘Ik vind het leuk om stukken te schrijven en hou van goede journalistiek.’

Ik heb conservatisme onderzocht en heb er veel uitgehaald. Maar het is niet de enige bron voor begrip van de wereld.

Het daaropvolgende project, Conservatieve vooruitgang, doet vermoeden waar Baudet zelf is te plaatsen in het politieke spectrum. Maar de jurist spreekt dat tegen. ‘Ik ben hooguit een sociaal liberaal conservatief. Ik heb conservatisme onderzocht en heb er veel uitgehaald. Maar het is niet de enige bron voor begrip van de wereld. Ik wil openstaan voor dat deel van de werkelijkheid dat de ander ziet.’ Overigens ontwaart Baudet conservatieve elementen op onvermoede plaatsen. ‘Job Cohen met zijn “de boel bij elkaar houden” is een voorbeeld. En de duurzame agenda van GroenLinks vond je in de jaren vijftig al bij de conservatieven.’

Hij bepaalt zijn mening ad hoc, zegt Baudet. Per concreet geval wil hij een keuze kunnen maken, zonder de belemmering van ideologische kaders. ‘En soms heb ik geen mening.’ Maar áls hij zich uitspreekt, gebeurt het ongezouten en eloquent. Zoals onlangs in een bijdrage voor de bundel De Rechtsstaat in de 21ste eeuw, waarvan een voorpublicatie verscheen in NRC Handelsblad. In het stuk veegt Baudet de vloer aan met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Dat instituut zou ondemocratisch zijn en zich te pas en te onpas bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Hij noemt het EHRM ‘een allesverslindend monster dat zonder enige legitimiteit talloze nationale wetten en regelingen buiten werking stelt’.

Hij oogstte lof maar er was ook felle kritiek. Zijn betoog zou volgens sommige collega’s getuigen van ‘minimaal juridisch en historisch inzicht’, ‘onzorgvuldig’ zijn en bol staan van ‘feitelijke en juridische onjuistheden’. Baudet laat de beschuldigingen van zich afglijden. ‘Ik heb geen inhoudelijke tegenargumenten gehoord.’

Je zou vilein kunnen zeggen dat de jonge academicus een goed gevoel voor timing heeft: op tijd het zieltogende socialisme de rug toegekeerd en ingezien dat het marktdenken ook niet zaligmakend is, heeft hij zich aangesloten bij in het oog lopende intellectuelen van rechtse snit als Afshin Ellian, Paul Cliteur en de Britse Theodore Dalrymple. In de societyrubriek van Het Parool werd hij schertsend beloond met een 10+ voor ijdelheid. Baudet geeft het meteen toe, hij koestert de aandacht en heeft een kien oog voor de tijdgeest. ‘Dit is wat ik wil, uitwerking geven aan de dingen die nu spelen.’