15-08-2009
Door Carel Peeters

Meestal zie ik ze vliegen, de volgetikte pagina’s die ik met de computer naar iemand ver weg stuur, drie pagina’s, dertig pagina’s, desnoods honderden pagina’s vliegen door de lucht, maar niemand die ze ziet, behalve mijn verbeelding. Al die letters kiezen in fracties van seconden het luchtruim en komen even later veilig en ongeschonden aan, precies zoals ze vertrokken zijn. Het is en blijft miraculeus, een wonder, ook al weet ik ongeveer hoe het werkt. Op den duur zal ik er wel aan wennen, maar nooit helemaal. Zoals het eigenlijk ook krankzinnig is dat je zo maar op straat, op de fiets, in de auto, tram, trein of bus met de verste landen van de wereld kunt telefoneren, met een vriend, familielid of kennis. Hij of zij staat dan in de bloedhitte van een woestijn, jij kijkt uit over de Zuiderzee. Wanneer iemand op de binnenplaats van een gebouw met een computer op schoot aan het internetten is, zie ik alles wat hij doet als een wolk van woorden...