Wie drie exemplaren bezit van Baldassar Castiglione’s Il libro del cortegiano (1528) moet wel een bijzondere affiniteit hebben met waar de hoveling voor staat. De bezitter van die drie exemplaren, de Amsterdamse patriciër Jan Six, werd door Rembrandt in 1654 zo geschilderd dat hij door kon gaan voor een Hollandse versie van de hoveling, ook al was een hier geen echt hof om te kunnen hovelen.

Sprezzatura
Portret van Jan Six (1654), Rembrandt.

Zijn ongedwongen, minzaam naar de toeschouwer gekeerde houding, de achteloosheid waarmee hij zijn handschoen vasthoudt, de losjes over zijn schouder gedrapeerde cape, stralen precies uit hoe Castiglione zijn hoveling voor zich zag. Dat betekende, in Anton Haakmans vertaling van Het boek van de hoveling: dat men ‘in alles een zekere achteloosheid of, om misschien een nieuw woord te gebruiken, een zekere sprezzatura aan de dag moet leggen, waarmee men verbergt hoe knap men is en de indruk wekt dat men wat men doet en zegt, zonder moeite en bijna...