Tijdens de Nexus Conferen­tie over ‘geloof, fanatisme en vrijheid na het einde van de geschiedenis’ die onlangs in Amsterdam werd gehouden, vertelde de Sloveense cultuurfilosoof Slavoj Žižek tussen neus en lippen door dat hij een fan was van Ro­bes­pierre, de man die tijdens de Franse Re­vo­lutie alles wat krom was recht praatte en duizenden tegenstanders naar de guillotine dirigeerde.

Žižek koketteert met zulke uitlatingen. Bij andere gelegenheden poseert hij graag als leninist en stalinist. Maar ondertussen is die hartstocht voor de slachter van de Franse Re­vo­lu­tie niet louter ironie. Žižek heeft iets met absolutistische machtspolitiek. Hij vindt democratie maar een softe bedoening, een politiek systeem dat in zijn ogen verhindert dat er politieke krachten ontstaan die zich effectief tegen ‘het kapitalisme’ keren en die zouden kunnen zorgen voor een nieuw soort communisme.

Je kunt bij de zelfbewuste Žižek niet spreken van een blinde vlek; toch...