Column

Zodra het in Amanda Kluvelds boek Pijn (Arbeiderspers) over schrijvers of kunstenaars gaat, slaak ik vanzelf een zucht van verlichting, als in een reflex. Ovidius, Montaigne, Daudet, Flaubert en Leopardi maakten er tenminste nog iets van zodra de pijn verdwenen was of draaglijk was geworden. De pijn ging bij hen niet vrijuit, maar kreeg te maken met hun tegenactie, een aanval van creativiteit die de herinnering aan de pijn radicaal uitwiste – tot hij weer terugkwam. Maar er was zoete wraak genomen.

Wie geen schrijver of kunstenaar is, zal blij zijn dat de pijn verdwenen is, maar daar blijft het dan bij. De enige wraak is een goed humeur. Pijn is meestal nergens goed voor. Het kan mensen voor korte of langere tijd iets bescheidener maken omdat ze herinnerd worden aan hun kwetsbaarheid. Door pijn kunnen ze ineens met beide benen op de grond getrokken worden. Iemand die een tijd flink pijn heeft geleden, zal voorzichtiger worden. Maar dat is toch vooral een pragmatische...