Hermans, Kousbroek en de rest

De eerste zinnen van de eerste brief die Willem Frederik Hermans op 19 september 1947 aan Gerard (toen nog Simon) van het Reve schreef, zijn wellicht de aardigste die hij ooit heeft geschreven: ‘De Avonden heb ik gistermiddag achter elkaar uitgelezen. Ik feliciteer je ermee. Het boek is buitengewoon eentonig, maar ik heb me geen ogenblik verveeld.’ Het was het begin van een ongeveer tien jaar durende vriendschap waarin Hermans zich van een ongekend genereuze kant liet zien. In de Nederlandse literatuur maakte Hermans verder voornamelijk vijanden, vooral door zijn in het begin van de jaren vijftig geschreven satirisch-polemische stukken tegen collega’s die bij elkaar Mandarijnen op zwavelzuur zouden vormen.

Hermans beschouwde Van het Reve meteen als een belangrijke generatiegenoot. Hij had wel kritiek, maar aarzelde niet om hem van tijd tot tijd ‘buitengewoon knap’ te vinden. Hij gaf uitvoerig commentaar op wat Van het Reve schreef, vooral op de...