Met grote tegenzin begint Micha Wertheim aan deze bekentenis. Maar nog voor de rest er over begint, wil hij toch tóch nog even wat kwijt over de afterparty van dat satire-congres in Turkije. Zijn kant van het verhaal.

Laat ik beginnen met te verklaren dat ik deze bekentenis met grote tegenzin opschrijf. De reden dat ik toch van mij laat horen is dat het niet lang zal duren voordat er een filmpje opduikt waarin te zien is hoe een aantal zelfverklaarde satirici seksuele handelingen met elkaar verrichten. Het is niet ondenkbaar dat – als de bewuste opnamen opduiken – ook ik herkenbaar in beeld verschijn, zij aan zij met Recep Tayyip Erdogan. De beelden staan nog niet eens online en iedereen heeft er al een mening over. Daarom hecht ik eraan hier alvast mijn kant van het verhaal te vertellen.

Toen ik mij vorig jaar opgaf voor het congres Satire in het Tijdperk Van De Manische Reproduceerbaarheid, deed ik dat ook omdat het een kans was om weer naar Istanbul af te reizen. Ik was twee keer eerder in Turkije geweest en het land is betoverend: het heerlijke eten, het warme weer, de paradijselijke stranden, de archeologische schatten en natuurlijk de vriendelijke mensen. Ik weet het, ik klink alsof ik en reisbureau heb, maar geloof me: het is waar. Het is niet moeilijk te begrijpen dat Turken trots zijn op hun land. Ik besloot eerst een paar dagen rond te trekken om af te sluiten met het driedaagse congres.

Nu moet ik er bij zeggen dat congressen voor satirici een stuk minder leuk zijn dan je zou verwachten. Niet alleen is er veel onderlinge afgunst, de meeste satire die je tijdens zo’n congres voorbij ziet komen is obligaat, voorspelbaar of onbegrijpelijk. Daar komt bij dat het nogal een apenrots is: veel blanke mannen, waarvan vooral de politieke satirici zich zelf vele malen belangrijker en relevanter vinden dan zij die zich bijvoorbeeld beperken tot slapstick of het maken van poepgeluiden. Terwijl iedereen zal moeten beamen dat juist die laatste twee vaak vele malen grappiger zijn. Ik zou zelfs willen betogen dat ze ook belángrijker zijn, omdat zij erin slagen met minimale middelen het menselijk tekort te tonen.

Dit jaar was er nog al wat gedoe over wie er wel en niet aanwezig mocht zijn bij het satire-congres. De organisatie had besloten om iedereen toe te laten die interesse had. Zelf was ik het daar niet helemaal mee eens, omdat ik erg bang ben voor vervaging van de disciplinaire grenzen. Zo zijn er de laatste jaren steeds meer columnisten die de ene keer beweren ernstig te zijn, en op het moment dat je ze daarop aanspreekt, zich verschuilen achter de ironische ongrijpbaarheid van satire. Toch begreep ik de beslissing van de organisatie wel: als wij, als satirici, willen dat onze mening serieus genomen wordt, dan moeten we niet spastisch doen als de mensen wiens werk bestaat uit het formuleren van meningen zich op ons terrein begeven. Achteraf denk ik dat het dáár fout is gegaan.

Je zou je af kunnen vragen waarom er nog een congres wordt georganiseerd voor mensen die het bijna in alles met elkaar oneens zijn. Waarom? Nou ja, misschien omdat het op ten duur verstikkend is om je te omringen met mensen die overal hetzelfde over denken.

Het congres begon met een mooie lezing over zogenaamde ‘Entartete Kunst‘ van de door mij zeer bewonderde professor dr. Arnold Ratsberger. Ratsberger lukt het kunstwerken van Klee, Kandinsky, Kirchner, en Chagall inzichtelijk te maken. Kunstwerken die wij nu vooral mooi en volslagen ongevaarlijk vinden, maar in 1937 door brede lagen van de Duitse bevolking als afstotend, obsceen en zelf immoreel werden gezien. Ratsberger gebruikte deze voorbeelden om duidelijk te maken dat dictatoriale regiems vaak door brede lagen van hun eigen bevolking worden gesteund, als het gaat om wat gezien wordt als het naleven van fatsoen en goede smaak. Wat opviel was dat iedereen na afloop van de lezing uitermate tevreden met zichzelf aan het congresdiner zat.

Satire werkt alleen bij publiek dat de mening van de satiricus deelt.

Prikkelend was ook de Powerpoint-presentatie die dr. Naomi Sluizer gaf over de ontvangst van The Great Dictator. De toentertijd zeer controversiële film, waarin Charlie Chaplin de draak stak met het bevriende staatshoofd Adolf Hitler. Sluizer hielp haar gehoor er fijntjes aan herinneren dat Chaplin niet alleen veel tegenwerking kreeg bij het maken van wat inmiddels wordt gezien als zijn meesterwerk, maar dat hij door het maken van die film uiteindelijk ook slachtoffer werd van de communistenjacht die het naoorlogse Hollywood in zijn greep hield. Conservatieve denkers namen het Chaplin kwalijk, zo toonde Sluizer aan, dat hij door stelling te nemen tegen Hitler, indirect het communisme zou hebben gediend. Wat de Powerpoint-presentatie vooral duidelijk maakte was dat satire alleen werkt bij publiek dat de mening van de satiricus deelt.

Sluizers presentatie sloot aan bij het verhaal dat Simon Retspih hield over de ironie van ironie. Het probleem met ironie (geveinsde onwetendheid ), zo betoogde Retspih, is dat het een stijlvorm is die per definitie alleen werkt bij mensen met een zelfde culturele achtergrond en opleiding. Ze gaat er vanuit dat de ironicus en diens gehoor er allemaal hetzelfde over denken. Onder gelijkgestemden is ironie een bindmiddel dat de gelijkgestemdheid bevestigt. Maar wat als die achtergrond divers is? Dan leidt deze stijlvorm, hoe goed bedoeld ook, per definitie tot misverstanden en wantrouwen. 

En alsof dat nog niet genoeg was, werden we er in de aansluitende paneldiscussie door professor Ratsberger aan herinnerd hoe populair het NSB cabaret van Paulus de Ruiter was. Ratsberger wees erop dat het persifleren van de macht lang niet altijd subversief is, maar vaak ook reactionair; zoals Jacques van Tol, die met succes de draak bleef steken met Joden, ook toen toen vrijwel alle Joden allang uit Nederland gedeporteerd waren.

De tentoonstelling van cartoonisten over religie was gek genoeg vorig jaar wél aangekondigd, maar nú nergens te vinden. In plaat daarvan gaf Hans Teeuwen een goedbezochte en zeer overtuigende presentatie over orale sex als vorm van satirische zelfverdediging.

Zelf zou ik een workshop geven met als titel: One liners; how the democratization of satire has helped anti-democratic populism find its vernacular. Gebaseerd op het boek: How intellectualism can help us postpone the urgency of immediate action. Daarin wilde ik onderzoeken in hoeverre het een bedreiging voor de democratie is dat de grens tussen satire en het politiek discours steeds meer vervaagt. Met als gevolg dat satirici bij talkshows en op Twitter menen te weten hoe politici hun werk moeten doen, zonder stil te staan bij de compromissen en paradoxen die nu eenmaal onvermijdelijk zijn in een democratie. Dit maakt dat politici zich verdedigen door steeds meer oneliners te gebruiken, om te verhullen dat hun werk er nu eenmaal uit bestaat compromissen met de werkelijkheid te sluiten.

Erdogan is geïnfiltreerd in de politiek door zichzelf democratisch te laten kiezen.

Helaas werd mijn workshop afgelast vanwege een totaal gebrek aan inschrijvingen. Dat had er misschien ook mee te maken dat ik geprogrammeerd stond tegenover de workshop van Tayyip Erdogan. Een radicale Turkse satiricus die verder gaat waar Sasha Baron Cohen ophield. Erdogan is geïnfiltreerd in de politiek door zichzelf democratisch te laten kiezen. Nu gebruikt hij zijn positie om te laten zien waar de zwakheden van diezelfde rechtstaat zitten, om die rechtstaat zo van binnenuit te ontmaskeren als een paradoxale constructie vol tegenstrijdigheden. De satirische centrifuge heette zijn workshop. Het kwam er op neer dat je met een paar strategisch gekozen aanvallen, en een beroep op loyaliteit en fatsoen, een soort politieke centrifuge in gang kan zetten die mensen dwingt partij te kiezen in een conflict waar ze liever niet bij betrokken zouden worden. Behalve Jan Roos, zaten ook Putin, Wilders, Órban, Netanyahu en Trump in de zaal aandachtig mee te schrijven met de inzichten van Erdogan. Waarbij ik wel moet aantekenen dat zij zich na afloop stuk voor stuk distantieerden van de politiek van Erdogan, wat overigens een tip was die Erdogan zelf aan zijn publiek had meegegeven.

Na afloop van het congres was er een groot feest om wat stoom af te blazen. Dat is ieder jaar zo. Dit jaar was het in het paleis van Erdogan zelf. Ik ben niet zo goed in feesten, maar ik was toch blijven hangen. Ook omdat ik dacht dat het een besloten feestje was.

Inmiddels weet de halve wereld dat er tijdens dat feest allerlei seksueel handelingen hebben plaatsgevonden. Maar ik hecht er aan te verklaren dat dat op vrijwillige basis gebeurde. Dat ik zelf geen intiem contact met Erdogan heb gehad, heeft er vooral me te maken dat ik heel de nacht werd aangerand door een zekere Bart Nijman, van de website GeenStijl, die daarmee wilde bewijzen dat hij geen antisemiet is. Wel zag ik hoe Erdogan zichzélf op een gegeven moment terugtrok om zich te bevredigen door te kijken naar foto’s van gevangengenomen journalisten en mensenrechtenactivisten.

Omdat Erdogan zijn mond niet kon houden, liggen er nu allemaal apenverhalen op straat. En straks is er dus dat filmpje, waar half Nederland zich nu al op af zit te trekken, terwijl de andere helft er schande van spreekt. Nu is het heel simpel, wie aanstoot neemt aan het filmpje kan ook besluiten er geen kennis van te nemen. Maar omdat ik waarschijnlijk zélf ook op de beelden sta, voel ik mij gedwongen iets te zeggen om dat beeld te herstellen. Al snap ik het ook heel goed dat sommige satirici die op het feest waren juist geen zin hebben om er iets over te zeggen. Het is onzin om te beweren dat zij daarom geen goede satirici zouden zijn. Sterker nog, als het congres mij één ding geleerd heeft is het wel dat een ‘goede satiricus’ een contradictio in terminis is. Zoals gezegd, een goed getimede scheet kan vele malen effectiever zijn dan de scherpste politieke belediging.

Erdogan moet alleen niet doen alsof hij het slachtoffer is. Sterker nog, het feest was bij hem thuis en wie goed kijkt ziet hem met volle teugen genieten.