Waar staat hij? Links in de hoek, met dat keurige pochet? Nee, dat is Robert. Toen nog welkom in de familie. Daarnaast dan, met die gestreepte das? Ook niet. Het zijn de donkere wenkbrauwen en de grijns van Max junior. En die jongeman met het ronde hoofd en de rode konen, schuin boven de pater familias? Dat is onmiskenbaar David, de oudste broer.

Een groepsportret van de praktijk-Moszkowicz, begin jaren tachtig. Een kleine twintig advocaten omringen de naamgever. Meester Max Moszkowicz senior zit statig in het midden. Het is na een etentje in het Maastrichtse restaurant Jean la Brouche. Voor de gelegenheid zijn de tafels opzijgeschoven.

Bij een tweede blik op de foto, ons getoond door een oud-stagiair van Max senior, is het raak. Daar, achter het forse lichaam van David, gaat het hoofd van Bram Moszkowicz schuil. Een tikkeltje schuin, zoals hij in de jaren daarna nog vaak zal poseren. Zachte wangen, een beetje bleekjes, nog geen grijze haar te bekennen. Hij lijkt te lachen, maar de camera legt het net niet vast.

We zien een verscholen, bijna verlegen ogende Bram Moszkowicz. Het is slechts een momentopname. Veel meer dan zijn broers zal hij zich in de daaropvolgende jaren ontpoppen tot de zelfbewuste, rechtmatige troonpretendent.

Advocatenmelk

Bram Moszkowicz werd geboren in 1960, als de jongste uit een gezin van vier. David (1950), Robert (1953) en Max junior (1955) gingen hem voor. Vier Maastrichtse jongens die – in meer en mindere mate – samen met hun vader Max (1926) gestalte zouden geven aan een bij leven al legendarische advocatenfamilie.

Ze leken voorbestemd. Senior heeft zelf altijd ontkend zijn nageslacht te hebben gestuurd. Net zo lief had hij hen gezien als getalenteerde musici. ‘Al mijn zonen hebben vioolles gehad van een Hongaarse meneer, ene Berkovich,’ liet hij in 1998 optekenen in het boek Mr. Max Moszkowicz. De pleitvader. De muzieklessen bleken echter een vergeefse investering.

Mogelijke vaderlijke dwang is ook vaak weersproken door zoon Bram. Hij verhaalt in interviews en in zijn boeken graag over een warm en beschermend gezin, waarin hij en zijn broers een grote mate van vrijheid genoten. Ook in de keuze voor de advocatuur. ‘Buiten­staanders denken altijd: die jongens hadden geen keus,’ vertelde Moszkowicz ons in 1996 toen we hem en zijn vader spraken voor een dubbelinterview in Vrij Nederland. ‘Maar mijn vader en moeder hebben hun best gedaan – vooral mijn vader – om ons een andere richting op te krijgen, bijvoorbeeld medicijnen. Dat is dus niet gelukt.’

Zelf heeft Bram Moszkowicz de stap naar zijn vak ‘onbewust’ gemaakt, door de vele tot de verbeelding sprekende verhalen die vader thuis vertelde. Max senior: ‘Kinderen hebben zulke grote oren. Vanaf het begin had ik stagiairs. Die woonden meestal op kamers en die nam ik nogal eens mee naar huis. Daarmee praatte je aan tafel over zaken. Mijn jongens zijn letterlijk met advocatenmelk grootgebracht.’

Ze volgden braaf het pad van vader. In de ouderlijke villa aan de Sint-Lambertuslaan in Maastricht, genaamd ‘de Ark’, gooiden de kinderen zelden of nooit de kont tegen de krib. De aandrang om zich af te zetten tegen hun verwekker kenden de jongens Moszkowicz niet. Als scholier gingen ze ‘uit respect’ naar seniors pleidooien luisteren om van hem te leren. En toen ze het ouderlijk huis verlieten, zochten twee van de zonen – David en Max junior – respectievelijk een woning tegenover en vlak om de hoek van het ouderlijk nest. Ze koesterden de nabijheid van een betrokken, liefhebbende pater familias. Eentje die je niet de les las, maar met wie je in discussie ging.

Dominant

Waren de advocatenzonen echt zo dociel? Of was het misschien toch de dwingende hand van Max senior die de keuze van zijn nakomelingen heeft bepaald? Toen de advocatenfamilie begin jaren negentig optrad in De TV Show van Ivo Niehe zei Max junior dat hij een ‘prettig dominante vader’ had die geen andere beroepskeuze mogelijk maakte.

Zoon Robert heeft er later harde woorden over gesproken. ‘Pa stelde hoge eisen aan ons en als je er niet aan voldeed, verloor hij zijn belangstelling,’ vertelde hij in 2001 aan het Nieuw Israëlietisch Weekblad. ‘Ik zag er als kind helemaal niet joods uit. Dat was voor hem een teleurstelling die hij feilloos op me wist over te brengen. Ik heb altijd op mijn tenen gelopen om zijn goedkeuring en waardering te krijgen. Ik ging als een speer door mijn studie. Maar hij liet alleen iets van trots blijken als er vreemden bij waren en mijn broers niet binnen gehoorsafstand waren. Dat voelde beroerd, want ik hield veel van hem.’

Advocaat Richard de Casseres, die tegenwoordig een eigen praktijk heeft in Leeuwarden, werkte indertijd op het Maastrichtse kantoor. ‘Vader Max stelde zich ten opzichte van zijn zonen behoorlijk dominant op. Als hij bij wijze van spreken riep: “Spring!”, dan sprongen ze. Hij liet weten hoe ze hun leven dienden in te richten. Dat ze advocaat moesten worden of welk meisje ze moesten trouwen. Dat moest minstens joods zijn. Ik ben later, toen hij al in Amsterdam werkte, wel eens met Bram uit eten geweest. Toen liet hij zich ontvallen dat als hij had kunnen kiezen, hij liever “in de textiel” was gegaan.’

Aan tafel bij Ivo Niehe zei een van de zonen over vader dat hij ‘zo hard als steen is als dat nodig is’. En senior was nooit tevreden over geleverde resultaten. Als Max junior met mooie rapportcijfers thuiskwam, kreeg hij te horen ‘dat er nog een schepje bovenop moest’.

David: ‘Hij dwingt je met zijn ogen. Dan keek hij me aan en dan moest je even weggaan. Dat deed ik dan ook.’

Zoon Bram haalde er meteen de angel uit: ‘We waren brave jongens, maar dat heeft niets met die blik te maken.’ Hij wilde zijn vader toch vooral loven vanwege diens luisterende oor. ‘Als je echt een probleem hebt, luistert hij. En krijg je een goed advies.’

Max senior, tegen Niehe: ‘Het voelt alsof we broers van elkaar zijn.’

Bram: ‘De vier musketiers: één voor allen, allen voor één.’

Toen de presentator bij de ook aanwezige kleinkinderen naar hun toekomst informeerde, wilden ze bijna allemaal advocaat worden. De familie toonde trots een foto van Brams zoontje Nathan. De baby was toen acht maanden oud en zat in een togaatje in zijn kinderstoel.

Drie jaar Auschwitz

Ze waren van meet af aan uitzonderlijk. Het was een joods gezin met een schrijnend verleden in het overwegend katholieke Limburg. Het ijzingwekkende oorlogsverhaal van Max senior is een episode waar thuis niet over werd gesproken, maar die daarbuiten omgekeerd evenredig vaak is belicht. Logisch, want wie iets wil begrijpen van de relatie tussen zonen en vader komt steevast uit bij Auschwitz. Of wordt ermee naartoe genomen door Bram Moszkowicz – soms letterlijk, zoals de keer dat hij een cameraploeg uitnodigde voor een bezoek aan de restanten van het Poolse vernietigingskamp. ‘Altijd als ik hem zie, denk ik aan wat hij tijdens de oorlog heeft meegemaakt,’ zei Bram tegen ons in 1996. ‘Normaal gesproken zeg je: alles wat daarna komt, heeft geen zin meer. Maar hij heeft het weten te relativeren, ook al blijft het heel belangrijk.’

Het is het verhaal van vader Max die als puber op vijftienjarige leeftijd samen met ruim duizend joden op transport ging en als enige terugkwam. Wiens moeder, zusje en broertje werden vergast. Wiens eigen vader de vele ontberingen van het Vernichtungslager overleefde, maar vlak voor het einde van de oorlog toch nog werd vermoord. Het is het verhaal van een achttienjarige die via concentratiekamp Mauthausen uiteindelijk terugkeerde naar Limburg. Volwassen, amper vijftig kilo wegend, met een getatoeëerd nummer aan de binnenkant van zijn onderarm en een hoofd vol ondeelbare herinneringen aan gruwel, haat en dood.

De geur van rode bieten kon kampherinneringen oproepen en de vader in huilen doen uitbarsten.

Hij zweeg er liever over. Net als veel andere overlevenden. ‘Soms ging de betonnen deksel, die op dat verleden ligt, even omhoog, maar o zo kort,’ vertelde Bram Moszkowicz in een interview met Opzij. ‘Ik heb maar een piepklein topje van de ijsberg ontdekt en dan nog vaak via mijn moeder.’ Senior vond het anderzijds ook een plicht om van zijn oorlogsverleden te getuigen. ‘Ik heb drie jaar in die hel doorgebracht,’ zei de oude Moszkowicz tegen ons. ‘Sinds er boeken zijn verschenen waarin – hoe is het mogelijk – werd gesteld dat Auschwitz niet heeft bestaan, is het belangrijk daarvan te getuigen.’ Na afloop van dat interview informeerde zoon Bram wat zijn vader allemaal had gezegd. ‘Misschien heeft hij jullie zaken verteld die ik nog niet weet.’

Het kampverleden kwam ook kort ter sprake aan tafel bij Ivo Niehe. De interviewer vroeg de zonen: ‘Wie heeft gezegd: ik denk dat hij (vader Max, red.) na de oorlog nooit meer gelukkig is geweest?’ Het was de vader zelf die het woord meteen nam. Feilloos draaide senior zich om en wees naar Bram: ‘Hé lange. Dat heb jij gezegd.’ Toen vervolgde hij: ‘Ik ben een ander mens geworden. Drie jaar Auschwitz draag ik met me mee. Hard werken heeft voor mij gewerkt als therapie. Met werken kun je verdriet verdringen.’

Ondanks het vaderlijk zwijgen was ‘de oorlog nooit ver weg’, schrijft Bram Moszkowicz in zijn in 2012 verschenen autobiografische boek Liever rechtop sterven dan op je knieën leven. De geur van rode bieten kon kampherinneringen oproepen en de vader in huilen doen uitbarsten. En hoewel hij graag mijmert over een beschermde, liefdevolle jeugd, erkent de zoon dat ook hij kenmerken van het ‘tweedegeneratiesyndroom’ vertoont. ‘Je droomt van een nieuwe fiets, maar je gaat er niet om zitten zeuren,’ vertelt hij in zijn boek. ‘Je bent afgewezen door het eerste meisje dat je nu eens echt leuk vond, maar thuis loop je niet huilerig of chagrijnig rond. Ben je gek? Wat is een fiets, wat zijn een paar kussen van dat meisje in vergelijking met het kamp?’

Toen hij in 2007 een avondlang werd ondervraagd in het televisieprogramma Zomergasten, noemde Moszkowicz zijn jeugd ‘een mijnenveld’. ‘Het is verschrikkelijk als je je vader verdriet ziet hebben. Er zijn boeken vol geschreven over het tweedegeneratiesyndroom. Het staat wetenschappelijk vast dat wij meer geneigd zijn vader of moeder te pleasen.’ En in een ander interview: ‘Ik ga van het slechte uit van de mensen. Je krijgt niet van mij het vertrouwen. (…) Het komt omdat ik probeer aan te voelen wat (mijn vader) heeft meegemaakt.’

Ondergoed, lingerie en kousen

De oorlog als ijkpunt. Maar voor Max senior ging het leven in 1945 verder. Terug in Neder­land werd hij opgevangen door het katholieke boerengezin Bessems. Hij zou uiteindelijk trouwen met Berthe, de dochter des huizes en moeder van zijn vier zonen. Na zijn herstel maakte Max het gymnasium af, dat hij eerder voortijdig had moeten onderbreken. Daarna studeerde hij rechten in Nijmegen en dreef – om zijn studie te kunnen bekostigen – in Maas­tricht een winkel in ondergoed, lingerie en kousen. Na een stageplek bij een advocatenkantoor begon de oude Moszkowicz in 1958 voor zichzelf. Dat was het begin van een praktijk die lange tijd toonaangevend zou zijn in de Nederlandse strafrechtadvocatuur. Bekende strafpleiters als Piet Doedens, Theo Hiddema en Gabriël Meij­ers begonnen er hun carrière. De inmiddels door de wol geverfde advocaat Jozef Rammelt schreef er samen met de huidige rechter Ronald Thiessen zijn vingers blauw op pleitnota’s voor Max senior.

‘Ik kon goed opschieten met Max senior. Ik hou ervan om zelfstandig te werken en dat kon in zijn praktijk,’ vertelt Rammelt. ‘Max las onze pleitnota’s door en noteerde ondertussen wat op kleine stukjes papier. Hij pleitte vervolgens uit zijn hoofd.’ De oude Moszkowicz had kennis van zaken, zegt Rammelt. ‘Ik heb regelmatig meegemaakt dat hij getuigen die lulkoek voor waarheid verkochten binnen drie minuten in de hoek had gedreven.’ De oud-medewerker schetst een kantoor met een hiërarchische en formele sfeer, waar de patroon werd aangesproken met ‘meneer Mosz­kowicz’. Maar het was tegelijkertijd een ‘warm bad’, benadrukt Ram­melt. ‘Althans, als de oude heer Moszkowicz je mocht. Ik kreeg een huis van hem en mocht gebruikmaken van de kantoorchauffeurs, meneer Emile of meneer Han­ne­man. Als we in Am­ster­dam een zitting hadden gehad met goede afloop, gingen we nadien naar de Bon­ne­te­rie. “Om spulletjes te kopen,” zei hij dan. Strop­dassen, tabak, pijpen. We kregen ook cadeautjes en hij trakteerde ons op etentjes bij de betere restaurants in Maastricht.’

Het was eerst en vooral een familiebedrijf. De vier zonen werden allen klaargestoomd voor het advocatenvak en schoven na hun afstuderen aan op kantoor of bij een nevenvestiging in een andere grote stad. Drie van hen – Bram, David en Max junior – vormden later samen met senior de maatschap Moszkowicz, Mosz­ko­wicz, Moszkowicz & Moszkowicz.

Wichelroede

Max senior was het middelpunt van kantoor en gezin. Maar ook daarbuiten was hij volop aanwezig. In de kringen van Maastrichtse notabelen werd gesproken over de advocaat. Zijn handgemaakte pakken, camelkleurige overjassen en klassieke sportwagens vielen op. Uit de toon wellicht, in dat katholieke bastion. Wat moest die niet-gelovige jood in hun midden, die flamboyante verschijning die ook nog eens het weinig respectabele beroep van strafpleiter met succes uitoefende?

Tegelijkertijd was Max senior achttien jaar lang voorzitter van de VVD-fractie in de gemeenteraad van Maastricht. Toch bleef er altijd een latente animositeit bestaan tussen het lokale establishment en de ongrijpbare jurist. Uiteindelijk kwam hij op een onverkiesbare plaats terecht, schreef de Volkskrant in 1997: ‘Alles moest zoals hij het wilde en het bestuur pikte zijn dominante opstelling niet meer. Zijn Liberale Partij Maastricht haalde het vervolgens niet, evenmin als zijn Realisten 81 bij de Kamerverkiezingen.’ Het apocriefe verhaal wil dat de oude Moszkowicz, toen hij na een eindeloze ballotage uiteindelijk lid werd van de Maastrichtse Watersport Club, de andere leden de stuipen op het lijf joeg door met een speedboot over de Maas te razen.

De paapse mores deerden de Auschwitz-over­lever niet; hij was inherent overtuigd van zijn eigen kunnen.

‘Vader Max was een bijzondere advocaat,’ zegt Richard de Casseres. ‘Veel van die Limburgse katholieke advocaten liepen bij wijze van spreken achteruit de zittingszaal uit. Kruiperig onderdanig voor het gezag van de rechter. Max had ook ontzag en respect voor de rechters, maar hij deed heel gewoon tegen ze.’

De paapse mores deerden de Auschwitz-over­lever klaarblijkelijk niet; hij was inherent overtuigd van zijn eigen kunnen. Niet alleen binnen zijn vak, maar ook op mystiek gebied. In De pleitvader liet senior weten over bovennatuurlijke gaven te beschikken. ‘Zo heb ik ontdekt dat ik kan hypnotiseren en magnetiseren,’ vertelde hij de auteur van het boek, waarna enkele voorbeelden volgden. Hoe hij in een kamer altijd op zoek ging naar de meest geschikte hoek om te slapen – vanwege de aardstralen. Hoe hij in staat was om met een wichelroede zaken op te sporen. Hoe hij de toekomst kon voorspellen. Hoe hij een van zijn zonen van diens eczeem afhielp en een ander – Bram – tijdens een autorit behandelde toen de hoofdpijn ondraaglijk werd. ‘We bleven in de auto zitten en ik magnetiseerde hem. De migraine was na tien minuten finaal verdwenen.’

Al snel kreeg de Maastrichtse gemeenschap lucht van Moszkowicz’ wonderbaarlijke gaven. ‘Na een tijdje had ik elke zaterdagmorgen in de wachtkamer een man of tien zitten. Ken­nis­sen en mensen die van mijn “gave” hadden gehoord en ook door mij behandeld wilden worden. (…) Die praktijk werd me na enige maanden echter te veel. Ik had er eigenlijk helemaal geen tijd voor.’

Hervonden roots

De mystieke kant van het leven leek gaandeweg belangrijker te worden voor Max Mosz­ko­wicz senior. Hij was dan weliswaar geen religieuze jood, maar zijn komaf kreeg na verloop van tijd een pregnantere rol. Zeker toen hij op een gegeven moment een joodse vriendin kreeg met wie hij ging samenwonen. Dat uitte zich in een koosjere huishouding, met gescheiden koelkasten voor vlees en melkproducten, in het zoeken van raad en daad bij de Ant­werp­se rabbijn Rav Friedrich en de New Yorkse ‘Rebbe’ Schneerson, en in het aanspreken van zijn zonen met joodse namen. ‘Robert werd veranderd in “Baruch”,’ zegt een oudgediende van het Maastrichtse kantoor. ‘David was ook een nieuwe naam, want hij had voordien altijd gewoon Paul geheten. En Bram werd voortaan aangesproken met “Abraham”. Max junior bleef Max.’

De hervonden roots kwamen Max senior overigens soms ook praktisch van pas, gniffelt dezelfde voormalige kantoormedewerker. ‘Als Max op vrijdagmiddag een zitting had in Amsterdam en geen zin had, schreef hij een briefje aan de rechtbankvoorzitter: ik red het niet in verband met de sjabbat. Zat-ie ’s middags doodleuk stukjes voor De Telegraaf te schrijven.’

In diezelfde periode, hij was toen midden twintig, worstelde Bram Moszkowicz naar eigen zeggen met zijn identiteit. Met alleen een joodse vader was hij officieel niet joods, maar hij voelde zich wel joods. In 2011 zei hij in een interview met Libelle: ‘Ik wilde per se een joodse vrouw trouwen en joods worden, dus ik ging studeren bij rabbijn Lilienthal en “ik kwam uit” voor de joods liberale synagoge. Ik wilde erbij horen, het gevoel formaliseren dat ik had.’ Daarna volgde een eerder gehoord zelfinzicht. ‘Misschien wilde ik ook mijn vader pleasen. Dat schijnen kinderen van oorlogsslachtoffers vaker te doen.’ Misschien dat hij daarom ook de politieke voorkeur van senior overnam. Als student had hij een poster van Wiegel op zijn kamer hangen, die met een sigaar in de hand het volk opriep om te gaan werken.

Het zijn vader naar de zin maken leek een rode draad. Maar dat was niet alles. Tussen Max senior en zoon Bram was ‘een grote intimiteit’, beweerde de laatste in een gesprek met Opzij. ‘Daar is niets op tegen volgens mij; ik hoop dat ik ook zo’n vertrouwensband met mijn kinderen krijg. Mijn vader is advocaat pur sang, daarvan zijn er maar drie in een eeuw. In de vorige eeuw waren dat François D. Pauwels, A.F. Kokoski en mijn vader, dan komt er even niks, dan Spong en – laat ik maar eens onbescheiden zijn – ik en nog wat andere mensen.’

Zijn vader was zijn leermeester, de man die kon wat Bram Moszkowicz zelf zegt nooit te hebben gekund. ‘Zo pakkend pleiten, zo op de emotie inspelen, dat kantoorgenoten die in de zaal zitten, moeten huilen. (…) Mijn vader is veel wijzer en minder heftig dan ik. Ik kan in de rechtszaal nog wel eens onverstandig uit de hoek komen, tegen een officier van justitie zeggen: “Lul niet”, of: “Dat is geouwehoer.” Daar schudt mijn vader zijn wijze hoofd over. Zulke dingen moet je natuurlijk nooit zeggen.’

Tijdens een interview in 2011 bestudeerde de verslaggeefster van NRC Handelsblad de polsen van Bram Moszkowicz. Ze noteerde: ‘om de linkerpols een gouden horloge met diamantjes én een dun rood touwtje. Kabbala? Moszkowicz knikt. Het touwtje moet met zeven knoopjes worden vastgemaakt door iemand die van je houdt. De eerste knoopte zijn vader, toen hij met hem meeging naar Talmoedles in Ant­wer­pen. En toen dat touwtje kapotging, hij moet het erkennen, overviel hem rampspoed. Ja, dat was een jaar of vier geleden.’

Genetisch materiaal

Hij leek het oogappeltje, de beoogde troonopvolger. Meer nog dan zijn broers koesterde hij de relatie met Max senior. Werd Bram Mosz­ko­wicz daarmee bevoordeeld of juist belast? Het is voer voor psychologen. Zeker is dat de Am­sterdamse strafpleiter graag put uit het gedachtegoed van zijn Maastrichtse voorbeeld. Zijn in 2012 verschenen boek Liever rechtop sterven is niet voor niets opgedragen aan ‘papa’.

Bram schrijft: ‘Ik heb nog nooit iemand ontmoet die beantwoordt aan de karikatuur van de door en door slechte mens.’ Max senior meldde veertien jaar eerder al in De pleitvader: ‘Wezenlijk slechte mensen bestaan niet. Ik ben ze nog nooit tegengekomen.’ In datzelfde boek legt de oude Moszkowicz uit hoe hij reageert als mensen hem vragen waarom hij in staat is een moordenaar te verdedigen: ‘Ik ben la bouche de l’accusé, de mond van de verdachte, zeg ik dan.’ En wat zegt zijn zoon op 11 mei 2006, tijdens de eerste zitting van het Holleeder-proces? ‘Ik bén de spreekbuis van Willem Holleeder; ik ben la bouche de l’accusé.’

De nazaat omarmt in zijn boek uit 2012 de ideeën van vader met de stelling: ‘De geschiedenis leert dat er niets is wat een verblijf in de gevangenis werkelijk oplost.’ Senior schreef ruim een decennium eerder: ‘Van de gevangenis is nog nooit iemand beter geworden.’ En als Max senior beweert: ‘Ik ben niet het soort jood dat wegloopt als hij wordt aangevallen. Ik sla terug,’ resoneert die tekst in de mededeling van Bram: ‘Ik weet wel dat hij en ik beiden vechters zijn, en beiden nooit vergeten wie ons onrecht heeft aangedaan.’

De oorlog, zijn joodse achtergrond en zijn vak hadden Max Moszkowicz tot een outsider gemaakt. Hij had een haat-liefdeverhouding met de gegoede kringen. Ook binnen zijn eigen domein. In zijn publieke uitlatingen roemde hij soms afzonderlijke rechters en officieren van justitie, maar de magistratelijke goegemeente kreeg ook klop. In De pleitvader vertelt senior hoe hij in 1941 door de rector van het gymnasium van school werd gestuurd als jood. ‘Ik herinner me hem als een koude kikker, die bekakt deftig sprak. Bij de rechterlijke macht vind je die hooghartige figuren met dat bekakte spraakje ook thans nog wel ’ns. (…) Ik vind dat lachwekkend en het kost mij vaak de grootste moeite hun dat niet te laten blijken.’

Het is zijn zoon die jaren later de confrontatie met de rechterlijke macht zoekt. Die het oordeel van een kortgedingrechter ‘teleologisch, abject en infaam’ zal noemen. Die de voorzitter van de strafkamer in de Wilders-zaak als een ‘humorloze, krampachtige magistraat’ karakteriseert en die meent dat ‘de tijd dat de rechter geen kritiek mag krijgen, al lang voorbij is’.

Om te zeggen dat Bram een kopie van Max senior is voert te ver, maar het genetisch materiaal lijkt bij de jongste zoon zeker gewaarborgd. ‘Ik heb er alles aan gedaan om hem trots op mij te maken,’ zei Moszkowicz in het televisieprogramma Kwestie van kiezen. Advocaat Gerard Spong, vriend van senior, vatte het ooit wat minder poëtisch samen. ‘Hij was een jongen die zo vreselijk zijn vader probeerde na te apen.’

Gemiddelde student

Ondanks de hechte familieband koos de jongste Moszkowicz er toch voor om Maastricht te verlaten. Hij ging begin jaren tachtig studeren in de hoofdstad. Maar Limburg bleef een veilig baken. ‘Ik leefde het eerste jaar van week tot week en nam elke vrijdagmiddag braaf de trein naar huis,’ vertelde Moszkowicz in 2007 aan studentenkrant Folia.

Om aansluiting te vinden bij de hoofdstedelijke studentencultuur koos hij voor het dispuut Atomos. Hij hield het er niet lang uit en maakte er volgens dispuutgenoten zijn groentijd niet af. ‘Ik heb mijn vriendschappen daarbuiten gezocht en gevonden. Ik heb geen behoefte aan netwerken, ik ben wars van netwerken.’

Hij zocht in het begin vooral steun bij medestudenten uit Maastricht met wie hij eens per week ging eten. Het broeierige en opstandige deel van Amsterdam dat in de jaren tachtig flink van zich liet horen, was niet aan student Moszkowicz besteed. Hij was wel eens in Paradiso geweest, maar ging liever naar de Kleine Zaal van het Concertgebouw.

In het universiteitsblad noemt Moszkowicz zijn studie ‘een noodzakelijk kwaad’ en zichzelf een ‘gemiddelde student’. Bestuursrecht en economie lagen hem niet. En hij volgde niet elke dag trouw colleges. ‘Dat liet ik afhangen van de betreffende professor, of ik die boeiend vond.’ Dat beeld wordt bevestigd door docenten, zoals Ben Olivier, bij wie Moszkowicz bestuursrecht volgde. ‘In mijn vak was hij een zwakke broeder. Na drie herkansingen slaagde hij op het nippertje. Ik zei dat ik hem nooit meer wilde zien op het terrein van bestuursrecht. Daaraan heeft hij zich gehouden.’

Met een van de docenten kreeg de student Moszkowicz een band. Hendrik Kaptein, tegenwoordig verbonden aan de Universiteit Leiden, doceerde in de jaren tachtig rechtstheorie en -filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Ik was tot 1990 bevriend met Bram. Hij was een bijzondere verschijning in de collegebanken, maar hij was geen briljante student. Je kon goed met hem uitgaan. Hij had humor. Hij was een typische Maastrichtenaar en kwam uit een beschermd milieu. Ook in Amsterdam werd er nog een beetje over hem gewaakt door een joodse zakenman, een vriend van zijn vader.’

De vriendschap is tegenwoordig bekoeld. In ieder geval sinds Kaptein zijn oud-student publiekelijk bekritiseerde vanwege de – inmiddels iconische – foto van Moszkowicz waarop hij zijn cliënt Desi Bouterse omarmt. ‘Het was in die zaak flink misgegaan met Bram. Hij heeft daar een grondopvatting van het advocatenvak verraden,’ zegt Kaptein nu. ‘Je moet niet te close worden met je cliënt. Het gaat me niet om de persoon van Bram zelf. Als een andere advocaat dit had gedaan, had ik ook aan de bel getrokken.’

In Folia reageerde Moszkowicz op de vete. ‘Die verwijdering heeft ermee te maken dat Kaptein zich te pas en te onpas ging bemoeien met mijn manier van werken toen ik een gevestigd advocaat was. Dan hoorde je hem weer in een televisieprogramma iets over me zeggen waarvan ik dacht: hoe kun je dat zeggen? Je kent me beter. En ook in geschrift heeft hij zich negatief over mij uitgelaten. (…) Zo’n vriend hoef ik niet want dan heb je geen vijanden meer nodig.’

Heineken-ont­voer­ders

Ondanks zijn ‘middelmatigheid’ haalde Moszkowicz zijn meestertitel in 1985, mede met behulp van bijlessen die kantoorgenoten van zijn vader hem op vrijdagmiddag gaven. Hij was toen al aan het werk bij het familie­bedrijf. In 1984 schoof Bram aan op het Amsterdamse kantoor van de Moszkowicz-maatschap waar advocaat Richard de Casseres als kwartiermaker de hoofdstedelijke tak had opgezet. In Maastricht zaten Max senior en junior, Baruch had zich gevestigd in Roermond en David was neergestreken in Den Bosch. Amsterdam was tot dan toe ‘slechts’ een onbemand kantoor met een doorgeschakelde telefoon. Daarvan maakten de raadslieden gebruik bij bezoeken aan de Amsterdamse clientèle. ‘Bram deed strafrechtzaakjes zoals vechtpartijen,’ memoreert De Casseres. ‘Als zijn patroon nam ik hem ook mee naar bijvoorbeeld faillissementszaken. Hij moest immers alle aspecten van het vak leren kennen.’

In diezelfde periode kreeg Max Moszkowicz senior landelijke bekendheid. Het grote publiek zag hem optreden als de advocaat van Heineken-ontvoerder Cor van Hout, die samen met zijn maatje Willem Holleeder in Frankrijk was opgepakt. ‘Mijn collega Ronald Thiessen is toen in 1984 samen met Max senior afgereisd naar Parijs,’ vertelt strafpleiter Jozef Rammelt. ‘In de trein kwam Ronald, een briljant jurist, erachter dat er een lacune zat in het uitleveringsverdrag tussen Nederland en Frankrijk. Ontvoering stond niet op de lijst van delicten. Daar maakte Max toen een hele show van in Parijs. Het gevolg was dat de Heineken-ont­voer­ders die in Frankrijk waren gearresteerd niet konden worden uitgeleverd aan Neder­land.’ Volgens Rammelt was Bram aanwezig bij een van de latere bezoeken aan de ontvoerders, maar had de kersverse advocaat geen directe bemoeienis met de Franse zaak. Wel­licht dat de jonge Moszkowicz daar, in Parijs, voor het eerst de hand heeft gedrukt van zijn latere cliënt Holleeder.

Mede dankzij de verdediging van de Heineken-ontvoerders werd de naam Moszkowicz landelijk bekend. Maar kort daarop kreeg het kantoor ook zijn eerste publieke knauw. Eentje van formaat. Zoon Baruch ontspoorde volledig. Hij bleek verslaafd te zijn aan cocaïne en heroïne. En dat niet alleen; om zijn verslaving te bekostigen bleek hij geld van klanten te hebben gestolen. De tweede zoon van Max en Berthe werd gearresteerd wegens oplichting en flessentrekkerij en belandde in de cel. Daar kon hij drie weken gedwongen gaan afkicken, waarna hij voor de rechter moest verschijnen.

Hij werd verdedigd door zijn vader, die vanwege de emotionele binding de zaak samen met een Utrechtse collega deed. Baruch kreeg vier maanden cel, die later werden omgezet naar dienstverlening. Hij werd tijdelijk van het tableau geschrapt. De strafmaatregelen bleven zonder louterende werking: na nieuwe malversaties raakte de afgedwaalde strafpleiter in 2006 definitief zijn advocatentitel kwijt.

Het bleek het einde van Baruchs plek aan de Moszkowicz-stamboom. De afgegleden telg werd geëxcommuniceerd: hij was niet langer welkom in Maastricht. Hij werd daarna in het openbaar door zijn vader doodgezwegen. ‘Dat was heftig voor mijn moeder,’ zei Moszkowicz in een interview over de kwestie. Inmiddels werkt de verstotene als juridisch adviseur, zonder enige bemoeienis met de overige Mosz­ko­wiczen. Hij heeft de naam Baruch afgezworen en gaat door het leven als Robert. ‘Mijn vader bepaalde voor mijn broers en mij dat wij een joodse opvoeding moesten hebben,’ vertelde Robert Moszkowicz in 2001 aan het Nieuw Isra­ë­lie­tisch Weekblad. ‘We moesten onze namen veranderen, ik koos Baruch, “de gezegende”, omdat elk joods gebed ermee begint. Dat is trouwens ook de reden waarom ik die naam later heb afgezworen. Het werkte niet, dus ik ben weer Robert geworden. Mijn vader gaf ons op niet mis te verstane wijze te kennen dat hij verwachtte dat we met een joodse vrouw zouden trouwen. Ik zie het als compensatie voor het feit dat hij zelf niet met een joodse vrouw getrouwd is, en wij dus naar de letter van de joodse wet gewone gojim zijn.’

Het drama rond de verloren zoon is de reden dat de familienaam maar vier keer voorkomt in de maatschap Moszkowicz, Moszkowicz, Moszkowicz & Moszkowicz.

Robert Moszkowicz is niet alleen verstoten door zijn vader, ook Bram ziet zijn oudere broer als de risee van de familie. ‘Over hem praat ik niet, nee, echt niet,’ benadrukte hij in 2001 tegenover Opzij. ‘We hebben ons als advocaten van hem moeten distantiëren. Dat moet u begrijpen als u ziet wat hij gedaan heeft. (…) Mijn broer van toen is niet meer de broer van nu. Hij komt niet meer bij ons thuis, ook niet bij mijn ouders. Pijnlijk, jazeker. (…) Hij heeft zich wel eens laten interviewen, veel mea culpa, maar wel met af en toe een steek naar mijn vader. Zijn misstappen zouden te maken hebben met een oorlogstrauma. Nou, dat gaat bij mij tegen het zere been. Maar ik wil er verder niks meer over zeggen.’ Tien jaar later is hij wat milder. In 2011 tegen Libelle: ‘Of ik Robert mis? In goeden doen was het een bijzondere jongen.’

Ideaalbeeld

Tegenwoordig ligt Bram Moszkowicz zelf onder vuur. De Raad van Discipline die eerder zijn broer uit het ambt zette, oordeelde onlangs dat ook de jongste Moszkowicz ‘de advocatuur onwaardig is’. Hoe is dat bericht aangekomen bij de pater familias, inmiddels de tachtig ruim gepasseerd? Waarschijnlijk heeft Max senior geen weet van het drama waarin zijn jongste zoon is beland. In 2006 kreeg hij een beroerte. De Maastrichtse nestor was toen al enkele jaren uit het openbare leven verdwenen. Het ging slecht met zijn geheugen. Hoezeer hij ook zijn best had gedaan om jong te blijven – hard werken, sporten, musiceren en vitaminepillen slikken – de ouderdom knaagde aan zijn geest. Senior had zich diep geschaamd toen hij voor het gerechtshof in Den Haag, waar hij moest pleiten, niet meteen zijn eigen verweer voorlas, maar de zinnen herhaalde uit het daarvoor al uitgesproken requisitoir van de advocaat-generaal. Het was een pijnlijk moment voor iedereen in de zittingszaal toen de raadsman zich dat na enige tellen realiseerde.

Max Moszkowicz senior wilde niet dat het publiek zou weten hoe hij eraan toe was. Zijn zonen eerbiedigden zijn wens. Er werd geen ruchtbaarheid gegeven aan het feit dat hij het rustiger aan ging doen. En wie – ook binnen de advocatuur – wel van de hoed en de rand wist, zweeg net als de zonen. Aan het ideaalbeeld van de oude, gelauwerde mastodont werd niet getornd. Wie dat wel deed, riep de toorn van de zonen over zich af. Pas na 2006 sijpelde mondjesmaat door dat de ‘pleitvader’ ook nog eens was getroffen door een beroerte en veel aan bed was gekluisterd. Hij was halfzijdig verlamd en kon nauwelijks nog praten.

Bram Moszkowicz heeft er grote moeite mee om te moeten toezien hoe zijn vader aftakelt. Hij gaat nog hooguit een enkele keer per jaar naar hem toe. Senior herkent zijn zoon vaak niet meer. ‘Het is een emotioneel onderwerp,’ zei hij in 2011 tegen Libelle. ‘Mijn vader was altijd superfit, hij rende als een kieviet de trap op. (…) Hij was vader en vriend in één. Ik besprak alles met hem, ook mijn huwelijksproblemen. Ik ben een zwart-witdenker en ongeduldig. Als ik wilde weten of ik in een conflict redelijk had gereageerd, legde ik hem de situatie voor. Hij gaf altijd een antwoord waar ik iets mee kon.’

Een paar jaar eerder, tijdens de uitzending van Zomergasten in 2007, ontbrak het de Am­ster­damse advocaat nog aan woorden om de tragische ontwikkeling van zijn vader te bespreken. Liever koos hij voor beelden uit een documentaire over zijn lievelingsschrijver Philip Roth. Het zijn fragmenten waarin de Amerikaanse auteur wordt geïnterviewd over zijn boek Patrimonium, waarin hij schrijft over zíjn zieke oude joodse vader. ‘Nu ik alleen was, huilde ik wanneer ik zin had om te huilen,’ zegt Roth tegen de kijker, ‘en die zin was het allergrootst toen ik de serie foto’s van zijn hersenen uit de envelop haalde – niet omdat ik duidelijk de tumor kon zien die zijn hersenen aantastte, maar gewoon omdat het zijn hersenen waren, de hersenen van mijn vader, die hem op zijn eigen onsubtiele manier lieten denken, op zijn eigen nadrukkelijke manier lieten praten, op zijn eigen emotionele manier lieten redeneren, op zijn eigen manier impulsieve beslissingen lieten nemen.’

Een vader dus die niet alleen een leermeester en een rolmodel was, maar ook zijn beste vriend. Een vader die hij adoreert. Wie aan die vader komt, komt aan Bram. Een logische reactie, maar lastig in de discussie. Vooral als iemand zichzelf – en plein public – vaak de patriarchale spiegel voorhoudt.

Toen Germ Kemper, de Amsterdamse Deken van de Orde van Advocaten, dit jaar in een reactie op zijn klachten over Bram Moszkowicz zei dat hij de geplaagde advocaat geen ‘intrinsiek slecht mens’ vond, was dat olie op het vuur. Hoe haalde Kemper het in zijn hoofd te refereren aan een uitspraak van senior, die het vernietigingskamp had overleefd en desondanks tot die humanistische wijsheid was gekomen? ‘Zoiets zeggen, is de Deken onwaardig. Het is abject. Het is infaam en daar hoort-ie nog over,’ fulmineerde Bram Moszkowicz nadien.

Het leidt bij advocaat Nico Meijering, wiens vader ook in Auschwitz zat, tot de volgende verzuchting: ‘Bram gebruikt telkens het oorlogsverleden van zijn vader om zijn eigen falen te maskeren. Bij de woorden “Auschwitz” en “joods” schiet iedereen in de stuip, durft niemand nog iets te zeggen. Hij verschuilt zich daarachter. Dat irriteert mateloos.’

Het geheim

In Het geheim van Bram Moszkowicz portretteren Vrij Nederland-redacteuren Marian Husken en Harry Lensink ’s lands bekendste advocaat. Dat doen ze aan de hand Moszkowicz’ talloze mediaoptredens, van Libelle tot Zomergasten en van NRC Handelsblad tot RTL Boulevard.

Daarnaast spraken ze met collega-advocaten, oud-medewerkers, voormalige cliënten en juridisch specialisten. Het woord bestaat niet in officieel Nederlands, maar het is in feite een ‘mediagrafie’, een boek over een tot Bekende Nederlander verworden raadsman, zijn relatie tot de pers en de rol van de media in de arena van het strafrecht.

Ivoren toren

Deze week doet de raad van discipline opnieuw uitspraak in een klachtenprocedure tegen Bram Moszkowicz. Volgens Germ Kemper, de Amsterdamse deken van de Orde van Advocaten, ging Moszkowicz over de schreef toen hij in december 2011 in De Telegraaf de rechter in het proces tegen Wilders ‘een krampachtige, humorloze magistraat’ noemde, die ‘kennelijk van bovenaf is volgestopt met opdrachten’. Kemper meent dat de strafpleiter met zijn woorden ‘het vertrouwen van het publiek in de rechtspraak’ heeft ondermijnd. Moszkowicz, tijdens de zitting op 17 oktober: ‘De tijd dat de rechter geen kritiek mag krijgen, is toch lang voorbij? De deur van de ivoren toren moet maar eens open.’

Moszkowicz, the movie

Het leven van de familie Moszkowicz dient als basis voor een vierdelig televisiedrama dat in 2014 wordt uitgezonden. In de serie komt het oorlogsverleden van vader Max aan bod, evenals de drugsproblemen van Robert en de recente perikelen rond Bram. Het gaat volgens producent Dutch Mountain Movies om een ‘mengvorm tussen gefundeerde feiten en speculatieve toevoegingen, die niet op gespannen voet staan met de werkelijkheid’. Het scenario wordt geschreven door Hein Schütz en Alma Popeyus. Pim van Hoeve doet de regie. Hij regisseerde eerder de televisieseries Bernhard, schavuit van Oranje en Keyzer & De Boer Advocaten.

Marian Husken en Harry Lensink, ‘Het geheim van Bram Moszkowicz’, Balans, 208 p., € 15,95.