02-01-2008
Carel Peeters

Bij een prikkelende boek­titel als De machtige filosoof (uitgeverij Boom) vraag je je meteen af wie hier bedoeld mag zijn. Welke filosoof is ooit ‘machtig’ geweest? Socrates? Plato? Diogenes? Augustinus? Descartes? Voltaire? Marx? Heidegger? Sartre? Derrida? Rorty? Frederik de Grote – als we hem minder als vorst en meer als filosoof zien, schrijver als hij is van filosofische brieven en een essay gericht tegen Machiavelli? Als je deze namen ziet, blijkt ‘macht’ helemaal niet een begrip waarmee je uit de voeten kunt als het om filosofen gaat. ‘Invloed’, dat is iets anders. De invloed van Plato is enorm geweest, van Augustinus ook, en van Descartes lange tijd. Maar als het om invloed gaat, verschijnt vanzelf de vraag: op wat en wie dan? Dat Descartes zich liet verleiden om hoffilosoof van Christina van Zweden te worden om haar zucht naar kennis vanaf ’s morgens zes uur te bevredigen, betekende dat hij zich weliswaar heel dicht in de buurt...