Sociale mobiliteit heeft ervoor gezorgd dat uit de lagere klasse de intelligente kinderen verdwenen. Nu zitten we met een akelige kloof tussen hoog- en laagopgeleiden, volgens filosoof Kees Vuyk.

Wanneer Jos Palm in zijn geschiedenis van De gewone man is aangekomen bij de tweede helft van de twintigste eeuw wordt zijn stijl nog bloemrijker en energieker. Hij gaat gelijk op met de transformatie die de gewone man na de oorlog in korte tijd ondergaat: van sappelaar in corduroy-broek tot de man in een confectiepak. Het ‘eeuwenlange vernachelde leven’ van de ‘brood-, pap- en spruitjesmensen’ werd eindelijk een beetje op waarde geschat. De gewone man werd in de jaren van wederopbouw een ‘gezeten armoedzaaier’ die zich ‘een leuk mantelpakje’ voor zijn vrouw kon permitteren.

Dat op waarde schatten van de gewone man is aan verandering onderhevig, zo blijkt uit Oude en nieuwe ongelijkheid van Kees Vuyk, zijn boek ‘Over het failliet van het verheffingsideaal.’ Het vooral...