De dichter Johan Andreas dèr Mouw, die zich Adwaita noemde, was een eigenzinnig man. Daar kon je niet alle kanten mee op zonder dat hij zich zachtaardig recalcitrant verzette. Hij had diverse eigenschappen die niet met elkaar rijmden, maar juist met elkaar overhoop lagen. Zo kon de bewondering voor iemand samengaan met de felste kritiek. Degene die het betrof wist dan niet hoe hij het had.

Voordat hij rond zijn vijftigste jaar als dichter ontbrandde voerde Dèr Mouw filosofische polemieken met Nederlands bekendste hegeliaanse filosoof Bolland. Die schreef zinnen die ‘achter elkaar aan sukkelen als kamelen’, in plaats van zich voort te bewegen als paarden ‘met dansende veerkracht.’ Maar die kamelen droegen wel ‘goud’ met zich mee. Bolland zorgde met zijn gebrek aan ‘taalfinesse’ voor begripsverwarring, goochelde met woorden en de werkelijkheid.

Dèr Mouw was een meester in ambivalentie zodat lof en blaam elkaar opvolgden: Bollands ‘afgrijselijke, onheldere...