Het lot dwong de dichter J.C. Bloem (1887-1966) zijn leven lang als ‘een verlangende’ te leven. Dat staat al in het eerste gedicht in zijn eerste bundel Het verlangen uit 1921. Dat is ‘de levenslange straf der onvervulden’. Volgens Clara Eggink, de vrouw met wie hij zes jaar was getrouwd en aan wie hij zijn hele leven verknocht bleef, was Bloem een onhandig levende dichter die ‘in een ander gebied’ leefde, ‘het gebied waar grote verzen werden gemaakt.’ Hoe onhandig ook, en hoe ouderwets hij er ook uitzag, hij bleef zijn hele leven ‘een sprankelende geest’ die zijn verlangens soms toch omzette in reële vervullingen, zoals trouwen met de negentienjarige Greta Garbo-achtige Eggink.

Het leven van Bloem was een aaneenschakeling van groteske mislukkingen. Hij paste niet in het reguliere leven. Zijn werk, onder meer als griffier, was geen succes, hij dronk te veel en maakte schulden. Dit werd gecompenseerd door een solide poëtisch oeuvre. Door de herinneringen...