wie niet bereid is alles met open, onbevooroordeelde blik te onderzoeken, zal altijd ‘blijven rondwentelen in de drek van onwetendheid’, schreef Adriaan Koerbagh plastisch in Een licht dat schijnt in duistere plaatsen, het boek waarin hij in 1668 met ‘het licht van de rede’ de houdbaarheid analyseert van christelijke fenomenen als de drie-eenheid, de hemel, de hel, de engelen, de duivel, de erfzonde en de wonderen.

Van die houdbaarheid bleef niet veel over. Jammer alleen dat het resultaat van Koerbaghs gedurfde ontleedkunst onbekend bleef aan de wereld. Een licht is nooit verschenen. Toen ongeveer de helft gedrukt was, wierp de drukker een blik op wat hij aan het drukken was. Net als later de Amsterdamse Kerkenraad werd hij besprongen door een ‘grote ontsteltenis des gemoets’ bij wat hij las. Koerbagh schreef dat kerkelijke dienaren arrogant en heerszuchtig waren, en er alleen maar op uit om de baas te spelen over mensen. De drukker las ook dat God als een persoon...