er bestaat een literair genre dat in het Engels ‘the familiar essay’ heet. Ook al waren Engelsen als William Hazlitt en Max Beerbohm er al goed in, het werd als begrip geïntroduceerd door de Amerikaan Joseph Epstein voor zijn boek met ‘familiar essays’ The Middle of My Thether (1987). Het zijn essays over vertrouwde, intieme, veelal dagelijkse onderwerpen als vrienden, werk, buren, roddelen, sport en slapen. Die onderwerpen eigent de schrijver zich toe, ze worden ingelijfd en voorzien van zijn persoonlijk stempel, waardoor ze van hem worden.

In Nederland kennen we het familiaire essay van K. Schippers in boeken als Museo Sentimental, van Maarten Asscher in Dingenliefde, van Eric de Kuyper in Dag stoel naast de tafel en van de Kroatische, maar in Nederland goed bekende Dubravka Ugresic door boeken als Ministerie van pijn. In het familiaire, intieme essay is men ongegeneerd mentaal aan het flaneren. Ongedwongen wordt in bezit genomen wat men ziet, leest en ervaart.