de vooral door zijn essay over de vrijheid beroemde Engelse filosoof John Stuart Mill (1806-1873) werd op een Spartaanse manier opgevoed. Niet zozeer in fysieke zin door het ontwikkelen van buitenissige spierballen en een standvastig karakter, maar in intellectuele zin. Er bestaat een lijst van de boeken die Mill tussen zijn derde en zevende jaar, dus als kleuter en klein kind, heeft gelezen. Die lijst begint onschuldig met de Fabels van Aesopus, maar al snel volgen de Anabasis van Xenophon, de Historiën van Herodotus en de Levens van de filosofen van Diogenes Laertius. Waarna zes dialogen van Plato, Gibbons geschiedenis van opkomst en verval van Rome, John Millars geschiedenis van het Engelse parlement en George Ansons Voyage round the World. Verder boeken over politieke economie, over Afrika, de Egyptenaren, de Engelse koloniën en Cervantes’ Don Quichot. Na deze alfa-invasie volgde een bèta-aanval. Die liep erop uit dat Mill rond zijn twintigste instortte. Het drong toen...