De Portugese dichter Fernando Pessoa splitste zich op in zes dichterlijke persoonlijkheden en gaf ze elk een eigen naam, karakter en gedachtewereld. Toen zijn gedichten eind jaren zeventig in de vertaling van August Willemsen uitkwamen, was dat een openbaring. Het zoeken naar een eigen identiteit was ineens niet meer alleen iets voor adolescenten. Pessoa had het tot een volwassen thematiek omgesmeed. Rázend was Willemsen dat hij dat van die heteroniemen, de fragmentatie van de identiteit, niet zelf had bedacht. Bij de eerste lezing van de gedichten had hij nooit eerder ‘bladzijden onder ogen gehad die me zo duidelijk vertelden wat er in mij omging.’

Dat was nu precies de ervaring van de lezers van Willemsens vertaling.
Willemsen was in 1961, toen hij met Pessoa kennismaakte, vijfentwintig. Hij studeerde Portugees nadat hij een aantal jaren piano had gestudeerd aan het Conservatorium in Amsterdam. Hij had zijn identiteit gesplitst in een pianist, vriend, potentiële minnaar,...