Het is twaalf uur ’s nachts en ik sta met Rickey Washington in een hoekje van de broeierige catacomben van Paradiso. Hij is een knappe, fitte man van 65, al zou je 45 ook geloven, en hij is in een euforische stemming. Zojuist heeft de zevenkoppige band van zijn zoon Kamasi onder donderend applaus afscheid genomen van het publiek. Rickey, aangekondigd als ‘the man that taught me everything I know,’ speelde vier nummers mee op de sopraansax. Toen de zaallichten aangingen, kon hij het niet laten zijn mobieltje tevoorschijn te trekken om de juichende massa te filmen.

Nu duwt hij me diezelfde telefoon in handen. We kennen elkaar helemaal niet, maar dat maakt hem niet uit. Journalist, toch? Nou, hier, op die telefoon staat het verhaal. Of eigenlijk: het boek. Want het liep allemaal een beetje uit de hand toen hij begon te schrijven. Even goede vrienden als ik hem niet kan helpen, maar hij probeert het gewoon. Ken ik uitgevers? Want het moet naar buiten, dit verhaal, liefst in...