‘Ik heb nog nooit zo’n grappig interview gehad,’ roept de stem uit de keuken. Het Vondelpark ligt te blakeren onder de serre vanwaar uit de interviewers hun vragen roepen. ‘Willen jullie er vlees in?’
In de tuin staan witte en rode rozen, en zelfs een leek kan het zien: mizonder liefdevolle zorg zouden ze niet zo ver gekomen zijn. Zou er, zelfs in de zomer, zoveel verse mest bij moeten?

Willen we misschien ijsthee, de soep moet toch nog trekken. Vrolijk komt de dichteres de serre binnen. Lange witte slobberbroek, misschien wel van bombazijn, een steenrood kledingstuk erboven dat het midden houdt tussen trui en T-shirt en een bewerkt dun zijden shirt daaroverheen. De serre is ineens gevuld. Judith Herzberg, winnares van de P.C. Hooftprijs van dit jaar, is groot en aanwezig. Als een zorgzame huisvrouw (‘Ik was nooit een moeder met zachte rokken,’ dichtte ze ooit) zet ze de volle glazen en een reservekaraf neer, gaat dan behoedzaam zitten, knoopt met twee vingers zonder te kijken...