Steeds meer werd Joost Zwagerman gefascineerd door het wit in de kunst, het niets, de stilte, de leegte. Uiteindelijk is zijn ‘verlangen om er niet te zijn’ sterker gebleken dan alle levensdrift die hij in zich had.

Wie, zoals de meeste mensen, vertrouwd was met een extraverte Joost Zwagerman die geregeld op de televisie was te zien, die voortdurend werd geïnterviewd, gerecenseerd en gefotografeerd, kan niet anders dan opkijken bij het lezen van zijn laatste gedichtenbundel Voor alles, eind vorig jaar verschenen. De onschuldig lijkende titel hoort bij een gedicht van twee pagina’s en drieënzestig regels dat een droge opsomming geeft van alles waar Zwagerman bang voor was. Joost Zwagerman? Ergens bang voor? Die durfde en deed toch zo ongeveer alles?

Een ochtendlijk stapeltje post na een doorwaakte nacht was nog maar één ding waar Zwagerman bang voor kon zijn. Hij was bang voor alles, ‘altijd’: ‘voor te veel mensen in een lift of streekbus’, ‘voor mails en...