In Melancholie van de onrust, het essay dat Joke Hermsen schreef voor de Maand van de filosofie, wordt melancholie niet beschouwd als het zwarte gat waarin niks te zien is. Integendeel.

Het zeventiende-eeuwse vanitas-schilderij is het beste voorbeeld van een melancholie die cultureel was ingebed: we weten dat alles ijdelheid is, dat alles voorbijgaat, en dat stemt droef. Al die juwelen, zilveren kannen, gouden broches en damasten tafelkleden kun je niet mee je graf in nemen. Dat vertellen de symbolen van de vergankelijkheid die op het schilderij te zien zijn: de kaars, de schedel, de botten en de zandloper. Het calvinisme wreef deze vergankelijkheid nog eens extra in door de nietigheid van de mens te benadrukken. Wee degenen die niet uitverkoren waren. Met het katholicisme kon je ten minste nog op eigen kracht in de hemel komen.

Het besef van vergankelijkheid is maar één van de bronnen voor melancholie als een milde vorm van droefheid. Je kunt ook denken aan de verdrijving uit...