De Japanse Kyotoschool probeert het westers, differentiërend denken op te heffen. Maar je kunt jezelf nog zo vrij denken, hoe haal je de muur uit je hart?

‘Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’ Zo alarmeert hulporganisatie WarChild al jaren. Vorige week interviewde Vrij Nederland de marxistische sociologe Ashley Frawley: ‘De tendens om geluk boven welvaart te stellen weerhoudt ons ervan iets te doen aan ongelijkheid.’

De liefde maakt vaak duidelijk: je kunt mensen alle vrijheid gunnen en belemmeringen elimineren, dan nog haal je de muur niet uit hun hart. Je kunt dolende zielen via alle mogelijke apps in contact brengen, je kunt homo’s huwen en verschillende culturen in één bed samenbrengen, maar het doet de liefde nog niet ‘slagen’. Het ik-jij-onderscheid staat daarvoor te veel in de weg.

Onlangs leerde ik over de Japanse Kyotoschool, waar een filosofie wordt bedreven die dit westers, differentiërend denken wil opheffen. De Kyotoschool werd begin twintigste eeuw opgericht en bekritiseert het ‘subject-object’-onderscheid waarbij dingen en personen tegenover elkaar staan. We categoriseren eerst dat we, bijvoorbeeld, naar een rode bal kijken en beginnen hem dan pas te bestuderen. Wij denken hokjes nodig te hebben om te kunnen denken.

Je kunt mensen alle vrijheid gunnen, dan nog haal je de muur niet uit hun hart.

Zo ongeveer, als een verpletterend samenvallen met alles, leek dichter Leo Vroman de eerste ontmoeting met zijn Tineke te ervaren. In Hoe mooi alles. Een liefde in oorlogstijd beschrijft biograaf en poëzieredacteur Mirjam van Hengel hoe de twee elkaar in 1938 ontmoetten tijdens een studentenetentje. Hij hoefde haar maar één keer in de ogen te kijken om zijn hele verdere leven te zien. Ze kenden elkaar pas net toen de oorlog hen scheidde. Ze overleefden op een dieet van brieven en fantasieën. Pas na zeven jaar zagen ze elkaar weer terug. Op een hotelkamer in New Brunswick, NY vreeën ze voor het eerst met elkaar. Ze bleven de rest van hun leven samen.

‘In Tineke is Leo altijd de Tineke blijven zien op wie hij verliefd werd,’ schrijft Van Hengel. Dat klinkt verstikkend – de ander maakt je immers ongeloofwaardig overzichtelijk door veranderingen te negeren en hevig durende romantiek lijkt meestal gebaseerd op projectie. Maar wanneer je het meer vanuit de Kyoto-filosofie beziet, zou je best kunnen ervaren dat je maar één glimp van iets of iemand nodig hebt om het hele universum te doen verschijnen. ‘Leo haalt vaak het principe aan van entanglement,’ schrijft Van Hengel, ‘een begrip uit de kwantummechanica waarbij verschillende delen alleen in verhouding tot elkaar beschreven kunnen worden, ook al bevinden ze zich op verschillende plaatsen.’ Als je in entanglement gelooft, maakt het niet uit of er een muur, oceaan of oorlog tussen geliefden in staat. Het suggereert een innige verbondenheid die de materiële kant van het bestaan ontstijgt. De marxistische sociologe zou protesteren.

Beeld: Elise van Iterson

Misschien zijn we een beetje als de aap in Kafka’s verhaal ‘Ein Bericht für eine Akademie’. Daarin geeft een aap een lezing over het feit dat hij op een mens is gaan lijken. Hij vertelt hoe hij in West-Afrika gevangen is genomen. Om uit de kooi te komen, imiteerde hij de mannen die hem hadden opgesloten. Hij had geen verlangen om mens te zijn, noch verwachtte hij ‘vrijheid’ te beleven. Hij wilde niet langer achter tralies zitten en zocht slechts ‘een uitweg’.

Het idee dat je, middels geestelijke ontwikkeling, altijd en overal vrijheid kunt bereiken, klinkt schitterend. Maar om te voorkomen dat materiële ongelijkheden worden vergoelijkt, verdient het vinden van een uitweg meer eer.