Dat we geluk tegenwoordig boven welvaart stellen weerhoudt ons ervan iets te doen aan ongelijkheid, zegt de marxistische sociologe Ashley Frawley.  ‘Als ons zwakke psychologische gestel hét probleem is, dan lijkt het omvergooien van het kapitalistische systeem wel erg buitenproportioneel, nietwaar?

Geld is ook niet alles. Immers, na tientallen jaren van economische groei zijn we er niet exponentieel gelukkiger op geworden. Die constatering is niet langer voorbehouden aan lieden van het linkse politieke spectrum. De regering van de conservatieve premier David Cameron trachtte het Britse volk met beleidsmaatregelen in de richting van een hogere geluksbeleving te sturen. Als president van Frankrijk pleitte de centrum-rechtse Nicolas Sarkozy voor een nieuwe indicator van vooruitgang, waarin ruimte mocht zijn voor geluk.

Op de golven van positieve psychologie heeft elk zichzelf respecterend bedrijf een chief happiness officer in de arm genomen en doen de zelfhulpboeken over geluk het gegarandeerd goed. Op naar geluk van een van ’s lands invloedrijkste psychologen, Ap Dijksterhuis, stond vorig jaar in de boeken-toptien. Eet puur geluk is dit voorjaar hét mediagenieke kookboek. De kop boven een interview met auteur Dymphina Jooren in Vriendin, begin maart: ‘Ik at mezelf gelukkig.’ Later die maand vierden de Verenigde Naties een heuse Internationale Dag van het Geluk en verscheen het jaarlijkse World Happiness Report, geschreven door onder meer stereconoom Jeffrey Sachs. (Denemarken voerde de lijst aan, Nederland kwam uit op nummer 7.)

De trends suggereren een trend die de zonnige kant van het leven benadrukt. Niets is minder waar, meent Ashley Frawley. De dertigjarige Canadese sociologe meent dat geluk wordt geproblematiseerd. De indruk wordt immers juist gewekt dat we zwak, overspannen en depressief zijn en het advies van experts nodig hebben om nog iets van ons leven te maken. Erger nog: het is zelfs zo dat allerlei maatschappelijke problemen zouden kunnen worden opgelost als we zouden leren wat gelukkiger te zijn met wat we hebben. In haar in februari verschenen boek, Semiotics of Happiness, betoogt Frawley hoe ‘geluksstudies’ worden misbruikt als instrument voor maatschappelijke en politieke veranderingen, waardoor échte vooruitgang wordt verhinderd.

Wat is er mis met zoeken naar geluk?
‘Daar is niets mis mee. Ik zeg niet dat je niet gelukkig moet willen worden. Hoe mensen geluk vinden in hun leven, is totaal niet waar ik me mee bezighoud. Ik ben geïnteresseerd in het onderwerp, omdat geluk – of het gebrek eraan – steeds vaker wordt aangevoerd als zowel de oorzaak voor maatschappelijke problemen als de oplossing.’

Geeft u daar eens een paar voorbeelden van.
‘Ongelukkige kinderen zouden op school onderpresteren, dus wordt gepleit voor verplichte lessen in emotionele intelligentie om de prestaties in het onderwijs te verbeteren. Ongelukkige mensen zouden te veel eten, dus als je ze nu maar leert gelukkig te zijn met wie ze zijn, dan zouden ze geen overgewicht krijgen en zo besparen we op de uitgaven voor de gezondheidszorg. En dan heb je nog de economische crisis en de milieuvervuiling, die beide het resultaat zouden zijn van een meedogenloze, misplaatste jacht op groei die ons geluksniveau niet beïnvloedt, dus onnodig is.’

Gebrek aan geluk wordt steeds vaker aangevoerd als de oorzaak voor maatschappelijke problemen. Die zijn dan ónze schuld, nooit die van het systeem.

Zegt u dat we steeds meer geobsedeerd zijn door geluk?
‘Nee, want ik geloof niet dat het gewone mensen zijn die op deze expliciete manier hun persoonlijke of maatschappelijke problemen verwoorden. Het is wél hoe wordt geredeneerd door beleidsmakers, experts, commentatoren, columnisten et cetera. Zij vullen het vacuüm dat is ontstaan door het verlies van ideologieën die in het verleden de invloedrijke lieden in de samenleving verbonden met het volk. Daarom is het politieke ideaal van een utopie of de religieuze belofte van een verlossing vervangen door het ideaal van een gezond lichaam en een gezonde geest.’

Wie kan daar op tegen zijn?
‘Deze redenering leidt ertoe dat we altijd gezonder en gelukkiger kunnen zijn. Het betekent dat de deskundologen stellen dat wij mensen niet in staat zijn onze emoties te beheersen en dat we dus hun therapeutische begeleiding en politieke interventies nodig hebben. Ons kennelijk natuurlijke tekort aan geluksbeleving en ons kennelijke gebrek aan handelingsbekwaamheid zien zij als de reden waarom er allerlei sociale problemen zijn. Het is uiteindelijk allemaal ónze schuld, nooit de schuld van het systeem.’

Ah, het Systeem…
‘Zelfs met mensen van mijn eigen soort, marxisten, kan ik nauwelijks de problemen van het kapitalisme bespreken zonder dat het gesprek die psychologische kant op gaat. Ik kan aanvoeren wat ik wil – dat kapitalisme de productiviteit en vooruitgang ondermijnt vanwege de periodieke crises, dat we nooit echt vrij kunnen zijn omdat we onze arbeid moeten verkopen aan de kapitalist – maar wat ik al snel terugkrijg, is dat kapitalisme slecht is omdat het ons ongelukkig maakt. Ze voeren aan dat kapitalisme zorgt voor koopziekte, keuzestress, ziekelijke hebzucht, angst voor statusverlies, een gevoel van onmacht en een reeks van andere mentale problemen. Ze zien dus feitelijk als het grootste probleem dat wij allemaal kwetsbare, zwakke mensen zijn.’

U klinkt wat cynisch. Denkt u niet dat we problemen van het kapitalisme kunnen tegengaan als we onze aandacht verleggen van economische groei naar geluk?
‘Tja, dat hoor je tegenwoordig zó vaak. Het is typisch zo’n argument dat eindeloos wordt aangevoerd en herhaald, omdat het zo simpel klinkt. Maar omdat het ook zo simpel ís als het klinkt, is het een waardeloze manier om te begrijpen hoe we onszelf en de samenleving ontwikkelen. Er is de neiging om groei te zien als optioneel en als de uitkomst van allerlei weloverwogen politieke besluiten – en dat is het natuurlijk niet. Iedereen die iets begrijpt van economie weet dat groei absoluut noodzakelijk is. Je mag groei een vies woord vinden, maar we hebben het nodig.’

Waarom?
‘Omdat mensen anders hun baan verliezen. Dan heb je dus steeds meer productieve handen en creatieve geesten die ongebruikt blijven.’

Dan is er wel meer tijd om te zorgen voor familie en…
‘Och, bespaar me dat zweverige gepraat! Dat spreekt vast aan bij een hoop mensen die economisch analfabeet zijn – en dat zijn er veel, en trouwens, daar reken ik mijzelf ook toe, al doe ik tenminste nog erg mijn best om het te doorgronden. Weet u, ik zie die redenering als een oppervlakkige manier om diepere vragen te ontwijken over de werking van het kapitalistische systeem. Die vragen worden vandaag niet beantwoord, omdat ze niet eens meer worden gesteld. Dat is volgens mij tekenend voor het verlies aan vocabulaire voor linkse, radicale, kritische denkers. Vanwege het gebrek aan de juiste woorden kunnen we niet begrijpen wat er gebeurt. We analyseren niet langer hoe het systeem werkt en wat er mis mee is, maar we praten over onze emotionele kwetsbaarheid als de oorzaak van hun en onze problemen.’

En op die manier lossen we de problemen volgens u niet op?
‘Precies. De oplossing wordt gezocht in veranderingen in gedrag, gedachten of gevoelens van mensen.’

Is de oplossing niet dat we herdefiniëren wat we verstaan onder vooruitgang?
‘Wat mij betreft kun je herdefiniëren wat je wilt, maar het maakt uiteindelijk geen verschil. Er zijn dieperliggende mechanismen onder de samenleving dan definities.’

Het is toch mogelijk om via politieke beslissingen geluk belangrijker te maken dan economische groei?
‘Hoe je een probleem definieert, beïnvloedt de oplossing. Omdat we maatschappelijke problemen zijn gaan individualiseren en medicaliseren, zoeken we de oplossing steeds vaker in de psychologie. Dus als het probleem van het kapitalisme is dat het psychisch lijden veroorzaakt, dan zoeken we de oplossing in manieren om mensen minder ongelukkig te maken en wat op te vrolijken. Zo brengen we de oplossing voor een maatschappelijke kwaal dus terug op het niveau van het individu. Daarmee isoleren we onszelf van een systeem dat niet functioneert.’

Foto: Glenn Halog / CC / Flickr
Tevreden met wat ze hebben

Precies tien jaar geleden haalde Vanuatu, een eilandengroep in Oceanië met minder inwoners dan de stad Utrecht, het wereldnieuws door bovenaan ’s werelds eerste Happy Planet Index te eindigen. Voor deze ranglijst had de Britse denktank New Economics Foundation voor elk land indicatoren voor menselijk geluk en de ecologische voetafdruk geanalyseerd. Het leverde een reeks van nieuwsberichten en columns op, waarin de verklaring voor deze verrassende uitkomst werd gevonden in de ‘eenvoudige leefstijl’ in Vanuatu, die al duizenden jaren ongewijzigd zou zijn, ongestoord door de problemen die de moderniteit met zich meebrengt. De mensen zouden er trots zijn en tevreden met wat ze hebben. Er is geen plaats voor hebzucht, omschreven als ‘een van de grootste ziekten in het Westen’. Niemand leek er een punt van te maken dat de onderzoekers geen voet op Vanuatu hadden gezet, of hadden meegewogen dat vrouwen er worden achtergesteld en huiselijk geweld er een omvangrijk probleem is.

Ashley Frawley hekelt de kritiekloze omarming van dergelijke geluksstudies – waarin Nederland bij de laatste telling overigens eindigde op nummer 67, nog net boven Jemen, Malawi en Iran. Volgens Frawley voorzien deze studies het gevoel van desillusie met het moderne leven en de hang naar een eenvoudiger, primitiever leven van een stempel van wetenschappelijke autoriteit.

In Bhutan is het bruto nationaal geluk op de kaart gezet als alternatief voor het bruto nationaal product.
‘Klopt. Een van Bhutans pijlers van geluk is behoud van traditie en culturele waarden. Dat heeft ertoe geleid dat grote groepen etnische minderheden het land met geweld zijn uitgezet.’

Oh.
‘Maar gaat u door.’

Frankrijk heeft aangekondigd geluk te willen meewegen als maatstaf voor de welvaart. Wat vindt u van het bruto nationaal geluk?
‘Ik heb er twee problemen mee. Ten eerste is het veel te zwaar aangezet. Het suggereert dat politici werkelijk iets kunnen doen om een heel volk gelukkiger te maken. Alsof politici poppenspelers zijn die simpelweg aan de juiste koordjes moeten trekken om eenvoudige marionetten als wij in de door hen gewenste richting te sturen.

Diepere vragen over de werking van het kapitalistische systeem worden vandaag niet beantwoord, omdat ze niet eens meer worden gesteld.

Ten tweede vind ik het nogal wrang voor de mensen in Bhutan dat hun leefstijl wordt gezien als een nastrevenswaardig model. We hebben allerlei romantische beelden bij het leven in zo’n bergachtig koninkrijk, maar de realiteit is dat veruit de meeste mensen in volstrekte armoede leven. Wie het Bhutanese beleid om geluk voorop te stellen prijst, zegt eigenlijk dat het leven van een kleine boer die amper zelfvoorzienend is te verkiezen valt boven het leven vol moderne rijkdommen en mogelijkheden waarin wij dagelijks leven. Ik vind zo’n opstelling verachtelijk. Het definieert armoede als een leefstijlkeuze. Dat is toch uiterst conservatief? Voor iedereen die zichzelf links noemt, vind ik het een onvergeeflijk standpunt.’

Mensen die aanvoeren dat geluk belangrijker is dan economische groei zien dat anders. Zij noemen zich juist radicaal.
‘Tja, dat is dus wat het vandaag betekent om radicaal te zijn. Dan ben je aartsconservatief. Dan ben je zó radicaal conservatief, dat je de vooruitgang helemaal wilt stopzetten en dat je maar het beste probeert te maken van je huidige situatie.’

Het is toch een geaccepteerd links standpunt om tegen groeiende ongelijkheid te zijn? Of bent u het daar ook niet mee eens?
‘Soms halen mijn “linkse” vrienden Marx erbij in deze discussie. In Loonarbeid en kapitaal schreef hij dat een huis groot of klein kan zijn, zolang de omliggende huizen dezelfde omvang hebben, zijn de maatschappelijke verlangens van de bewoners bevredigd. Maar zodra er naast een huis een paleis wordt gebouwd, schreef hij, verschrompelt het huis opeens tot een hut. Zie je wel, zeggen mijn vrienden dan: je moet niet steeds meer willen, want je wordt er ongelukkig van.

We houden onszelf graag voor dat arme boeren in Bhutan of Vanautu best gelukkig zijn in hun hut. Dat is beter voor hun ziel… Yeah, right.

Maar dat is niet hoe Marx het heeft bedoeld. Marx bedoelde dat zichtbare ongelijkheid ons bewust maakt van wat er allemaal mogelijk is en hij zou willen dat die mogelijkheden voor iedereen toegankelijk zouden zijn. Een wereld met uitbundige rijkdom zag hij juist als een voorwaarde voor de opbloei van het communisme, omdat de aanblik van rijkdom een verlangen in mensen naar een betere wereld zou aanwakkeren. Zolang er paleizen zijn terwijl jij in een hut woont, moet je volgens Marx in opstand komen om maatschappelijke veranderingen af te dwingen, zodat jij óók in een paleis kunt wonen. Ik vind het tekenend dat zelfs linkse mensen er nu klakkeloos vanuit gaan dat Marx zou hebben gezegd dat we niet de rijkdom van een kapitalist zouden moeten willen, maar tevreden zouden moeten zijn in onze hut.’

Ook al word je ongelukkig van het streven naar het paleis?
‘Ook al word je er ongelukkig van. Slavernij heeft altijd kunnen bestaan doordat tegen slaven werd gezegd dat het goed was voor hun ziel. Toen slavernij werd afgeschaft, schreef Oscar Wilde eens, was de grote ironie dat de slaven zich vaak niet bewust waren van hun gruwelijke omstandigheden. Ze moesten erover worden ingelicht door anderen en wisten zich geen raad met hun vrijheid. Nu, in 2016, zeggen we tegen mensen die ver weg in gruwelijke omstandigheden wonen, dat het beter voor hen is als ze zich niet realiseren dat het leven nog een heel stuk beter kan, want ze zouden er nog ongelukkiger van worden. Dus we houden onszelf graag voor dat het arme keuterboertje in Bhutan, Vanuatu, Ethiopië of Haïti best gelukkig is op zijn stukje land. Laten we hem – en onszelf – vooral niet de illusie bieden dat wij hier in het Westen zoveel gelukkiger zijn dan hij. Laten we hem vooral niet wijsmaken dat het paleis waarin wij wonen iets is voor hem om na te streven, maar laten we hem duidelijk maken dat hij toch echt gelukkiger is in zijn hut. Dat is beter voor zijn ziel… Yeah, right.’

Vanuatu: ‘Eenvoudige leefstijl’ | Foto: Fus Macleod / CC / Flickr
Bang voor de toekomst

We spreken elkaar tijdens een debatfestival in Londen. Op de achtergrond zorgt een accordeonist voor enige sfeer in de hal van het immense Barbican Centre, ooit gekozen tot het lelijkste gebouw van de stad. Ashley Frawley praat alsof de duivel op haar hielen zit. Ze vuurt volzinnen af als kogels uit een mitrailleur. Twee keer legt ze het gesprek volkomen stil om haar gedachten te organiseren, alvorens in haar rappe tempo weer verder door te stomen. Wanneer ze argumenten noemt waarmee ze het niet eens is, zet ze een stemmetje op.Bang voor de toekomst

Vandaag werd u tijdens het debat verweten zoveel negativiteit in te brengen, terwijl mensen simpelweg hun best doen een beetje gelukkig te zijn.
‘Ha, het is de wereld op zijn kop! De negativiteit in onze samenleving is precies de reden waarom we zulke serieuze discussies voeren over iets als geluk! U denkt toch niet dat er zoveel bestsellers over geluk waren geschreven als onze cultuur er een was waarin we de menselijke geest en onze veerkracht en inventiviteit zouden vieren, zoals ík graag zou willen? Mensen die zo gewichtig doen over het belang van geluk benadrukken juist dat er een probleem met ons is.’

Maar ze komen óók met oplossingen, die u vervolgens neersabelt.
‘Ja, omdat hun “oplossingen” een teken zijn van hun neerbuigende houding. Iemand in de zaal zei hoe belangrijk het was om mensen te leren dat ze meer geld moeten besteden aan liefdadigheid en níét aan goedkope vliegreizen of aan een nieuwe breedbeeldtelevisie, omdat uit studies was gebleken dat liefdadigheid ons gelukkiger maakt. Zo’n opmerking vind ik zó tekenend. Vanwege de hele geluksindustrie zijn we gaan vinden dat wij, gewone mensen, niet capabel meer zijn om zelf keuzes te maken.’

Wat vindt u toch zo kwalijk aan die suggestie?
‘Ik zie twee problemen. Ten eerste: als ons zwakke psychologische gestel hét probleem is, dan lijkt het omvergooien van het kapitalistische systeem wel erg buitenproportioneel, nietwaar? En overigens, al die kwetsbare, zwakke, ongelukkige, depressieve mensen zijn toch niet in staat om de wapens op te nemen en een revolutie te ontketenen?
En ten tweede: we problematiseren het leven. De geluksindustrie heeft een visie van de mens gekweekt waarin die vooral wordt gezien als zwak en hulpbehoevend. Het leidt ertoe dat we worden aangemoedigd om allerlei gebeurtenissen te zien als traumatisch, waardoor we overal begeleiding voor nodig hebben. We zouden voortdurend kunnen worden beschadigd door de gebeurtenissen in het leven, dus moeten we worden beschermd. We moeten zelfs worden beschermd tegen ongemakkelijke opinies, want je zou bijvoorbeeld als vrouw maar worden geconfronteerd met een mening over abortus die je niet zint.’

In uw boek schrijft u dat het een teken is dat we bang zijn voor de toekomst.
‘Ja. Wanneer we denken aan hoe de wereld er over een paar decennia uitziet, worden we somber. Komen we ooit uit deze economische crisis? Kunnen we klimaatverandering beheersen? Vanwege de onzekerheid kiezen mensen voor de illusie om in het hier en nu te blijven. Als we nu maar gelukkig konden zijn met wat we hebben, denken ze, dan kunnen we al die onvoorspelbare dingen vermijden die wel eens zouden kunnen gebeuren als we ons nog verder ontwikkelen. Het is volkomen naïef. En het is dé manier om vooruitgang af te remmen.’

Foto: Ed Thompson
Wie

Ashley Frawley

Bekend van

Frawley is sociologe en doceert aan de Swansea University in Wales.

Waarom

Frawley heeft een boek geschreven: Semiotics of Happiness: Rhetorical Beginnings of a Public Problem, dat in februari verscheen bij Bloomsbury. Het is niet een boektitel waarvoor je naar de boekhandel holt, maar het zit toch echt boordevol interessante inzichten over de opkomst van ‘geluk’ in de context van maatschappelijke en politieke vraagstukken. Door vakgenoten en recensenten is het boek geprezen als ‘een slimme, zorgvuldige ontleding’ van de bewering dat moderne samenleving een probleem heeft met geluk, en vanwege de ‘rigoureuze en methodische reconstructie’ rondom de problematisering van geluk.

Enz

Momenteel werkt Frawley aan een boek, waarin ze onderzoekt hoe emoties zijn verworden tot een ‘culturele metafoor’ met een ‘deterministische kwaliteit’.