17-11-2007
Door Carel Peeters

Aad Nuis, de vorige week overleden oud-staatssecretaris van Cultuur, wilde al vroeg geen vrijzwevende intellectueel zijn. Hij was dan wel dichter, literair criticus, wetenschappelijk medewerker en columnist, maar hij voelde zich er ongemakkelijk bij, alsof hij dan aan het spijbelen was.

In 1966 schreef Aad Nuis de brochure ‘Wat gebeurde er in Amsterdam?’ over de manier waarop het Amsterdamse bestuur was omgesprongen met de happenings en protesten van de Provo’s, studenten en bouwvakkers. Hij liet het niet bij een analyse van de gebeurtenissen, maar kwam met concrete aanbevelingen voor de toekomst: ‘De politiefunctionaris die de leiding heeft als het om demonstraties of happenings gaat, zal het contact met allerlei vertegenwoordigers van de burgerij als een essentieel deel van zijn taak moeten beschouwen.’ Volgt een opsomming van de eigenschappen waarover deze functionaris moet beschikken: zo moet hij weten ‘dat er belangrijker dingen zijn dan...