Hij bemoeit zich vanuit het verleden graag met het heden en schrijft voor een breder publiek dan alleen een kleine kring van vakgenoten. Historicus Ewoud Kieft ‘Mijn boek is zoiets als The Wire, maar dan over de Eerste Wereldoorlog.’

Historicus Ewoud Kieft (37) zit schuin onderaan het spreekgestoelte in de Oude Lutherse kerk aan het Amsterdamse Singel en bladert driftig in een boek. De dikke pil is het proefschrift van historicus Jaap Cohen, De onontkoombare afkomst van Eli d’Oliveira. Kieft is een van de paranimfen bij de promotie van zijn vriend en een geleerde opponent heeft net verwezen naar een citaat dat Cohen even niet paraat heeft.

Kieft is te laat met zijn hulpvaardig geblader, maar dat staat een cum laude voor het onderzoek naar de geschiedenis van een Nederlands-Portugees-Joodse familie uiteindelijk niet in de weg.

Kieft en Cohen deelden geruime tijd een werkkamer in het gebouw van het NIOD in Amsterdam. Terwijl Jaap Cohen daar lange jaren aan zijn proefschrift werkte, schreef Ewoud Kieft aan het bureau naast hem zijn boek over W.F. Hermans en de Tweede Wereldoorlog en later Oorlogsenthousiasme, een meeslepend standaardwerk over de Eerste Wereldoorlog.

De twee hebben meer gemeen. Ze zijn allebei muzikant, Cohen is drummer en Kieft singer-songwriter. Maar vooral: ze bemoeien zich vanuit het verleden graag met het heden en ze schrijven voor een breder publiek dan alleen een kleine kring van vakgenoten. Ewoud Kieft, een paar dagen later: ‘Mijn ambitie is vooral het schrijven zelf, het vertellen van een goed verhaal. Ik heb me nooit echt een wetenschappelijk onderzoeker gevoeld. Daarin vonden Jaap en ik elkaar. Literaire geschiedschrijving? Als mijn boeken zo genoemd worden, protesteer ik daar niet tegen.’

Is er binnen de universiteit wel ruimte voor vertellers zoals jullie?

‘Niet echt, en dat vind ik kwalijk. De academische geschiedschrijving heeft die kant van haar taak, het toegankelijk maken van de geschiedenis voor een breder publiek, links laten liggen. Vanuit de academische instituties die over het geld gaan is er geen waardering voor wetenschappers die wel werk maken van het verhalen vertellen.’
Freud ging ondanks zichzelf mee in het enthousiasme over de oorlog. Hij noemde het een roes, veroorzaakt door zijn libido

Waar komt die weerstand vandaan?

‘Dat is de mal van de natuurwetenschappen die nog altijd op de geesteswetenschappen wordt gedrukt. Terwijl het vak eigenlijk meer verwantschap heeft met literatuur, afgezien van het feit dat je bronnen uiteraard steeds moet verantwoorden. Het achterhaalde idee dat geschiedenis een exacte wetenschap zou moeten zijn, leidt tot een soort spelletje. Op congressen en in vaktijdschriften doet iedereen alsof geschiedschrijving een harde wetenschap is en mede daardoor is er binnen de academie geen financiering voor publieksboeken te vinden. Er is hoofdzakelijk geld voor Engelstalige peer reviews in jargon. Eén zo’n artikel levert je meer punten op dan een heel boek waar je jaren werk in hebt gestoken. Ik heb de academische geschiedschrijving vier jaar lang meegemaakt, tijdens mijn promotie, en daarna heb ik besloten dat het niets voor mij was.’

Wie zijn de historici die u zelf wel graag leest?

‘Dat zijn er niet heel veel. Ik vond Graham Robbs boek over Parijs erg mooi en creatief gedaan, Carl Schorskes boek over Wenen rond 1900 was een belangrijk boek voor mij, maar dan nog niet eens zo vanwege de stijl. Eigenlijk vond ik Robert Harris’ roman over de Dreyfusaffaire het beste wat ik de laatste tijd gelezen heb. Ook al is dat dan fictie, het is ook een heel zorgvuldige reconstructie van die episode en het benadert de historische werkelijkheid misschien wel beter dan de meeste geschiedwetenschappelijke werken dat doen. Iedere historicus kent die ambitie van het mooie schrijven, maar de meesten laten dat verlangen varen zodra het stempel “wetenschappelijk” op een publicatie moet komen. Of je het nou wil of niet, voor je het weet sluipt er iets academisch in je stijl, bij mijn proefschrift was dat ook zo. Ik heb er hard aan moeten werken om dat eruit te slijpen in mijn laatste boeken, ik heb geprobeerd stilistisch best ver te gaan. Niet iedereen is bereid – of heeft de kans – om daar de tijd voor te nemen.’

Had u een voorbeeld voor ogen bij het schrijven van ‘Oorlogsenthousiasme’?

‘Ja, zeker, maar geen historisch werk, eerder een televisieserie. Mijn grote voorbeeld voor dit boek was David Simon en zijn serie The Wire. Net als mijn promotor Geert Buelens, die de serie ooit “het tot dusver grootste kunstwerk van de 21ste eeuw” noemde, was ik daar erg enthousiast over. Terwijl ik schreef aan dit boek heb ik vaak herhaald: als het lukt, wordt het net zoiets als The Wire, maar dan over de Eerste Wereldoorlog. Verschillende verhaallijnen door elkaar gevlochten en behoorlijk in your face.’

Er zijn al zoveel boeken over de Grote Oorlog. Wat is er nieuw?

‘Ik laat zien uit welke ideeën het oorlogsenthousiasme voortkwam en wat de link is met de opkomst van het fascisme en nationaal-socialisme van de jaren twintig en dertig. Bovendien is de manier waarop ik het verhaal vertel nieuw, aan de hand van de levensverhalen van grote Europese denkers en kunstenaars van wie je niet verwacht dat ook zij oorlogsenthousiast waren, van Freud tot Majakovski.’

Hoe selecteerde u uw hoofdpersonen?

‘Dat is nog zoiets wat je als academisch historicus nooit mag zeggen, maar wat in de praktijk wel zo werkt: het materiaal zelf is natuurlijk de sturende factor. Je stuit op prachtige verhalen, waar je tegelijkertijd veel over de grotere gebeurtenissen en thema’s mee kan laten zien. Ik ging dus op zoek naar materiaal waar nog niet veel mee was gedaan en waarmee ik mijn verhaal het beste kon vertellen. Het eerste criterium daarbij was de vraag of ik kon uitpakken op het moment suprème: vanaf de zomer van 1914, het begin van de oorlog, moest er absoluut een veelbetekenend verhaal zijn. Bij Freud draaide het erom dat hij ondanks zichzelf meeging in het enthousiasme over de oorlog. Hij noemde het een roes, veroorzaakt door zijn libido, en hij zei te hopen dat “de storm van de oorlog de ergste gifdampen zou wegblazen”. Freud analyseerde vervolgens zijn eigen oorlogsenthousiasme. De oorlog maakt ons tot helden die weer geloven in onsterfelijkheid, schreef hij. Oorlog maakt vreemden tot vijanden, zorgt ervoor dat we de dood van dierbaren accepteren. Dat beoordeelde hij als positief: het leven zou interessanter zijn als de hoogste inzet, dat leven zelf, wordt geriskeerd. Al voegde hij eraan toe dat hij een stuk enthousiaster zou zijn als zijn zoons buiten de oorlog zouden blijven. De brieven over de oorlog aan zijn kinderen zijn heel interessant en daar was nog weinig mee gedaan. Drie van zijn zoons, de twintigers Martin, Olivier en Ernst, zouden uiteindelijk in dienst van het Oostenrijkse keizerlijke leger deelnemen aan de oorlog.’
Al die gekwelde kunstenaars en vrijheidsstrijders hadden het idee dat oorlog een noodzakelijke stap was

Het boek is een mozaïek van verhalen en daardoor zijn er ook losse eindjes. Hoe liep het bijvoorbeeld af met de zonen van Freud?

‘Losse eindjes volgen nu eenmaal uit deze aanpak. De zonen van Freud overleefden alle drie zonder kleerscheuren de oorlogsellende. Als ik alle verhalen had afgerond, was er stroefheid in het boek geslopen. Bovendien: het zijn bewust fragmenten, stukjes van de puzzel. Zoals de passages over Adolf Hitler, die zich in augustus 1914 als vrijwilliger opgaf voor het Duitse leger en in het 16de Reserve-infanterieregiment terecht kwam. Hitler beschreef in een brief hoe ze de Engelse loopgraven naderden: “We bewegen ons bliksemsnel over de velden en na veel bloedige tweegevechten halen we al die kerels uit de ene loopgraaf na de andere.” Hoewel driekwart van zijn regiment sneuvelde, berichtte de jonge Hitler over zijn frontervaring alsof het een groot succes was. In de Grote Oorlog leerde hij dus al de kracht van propaganda kennen. “De mens hoopt en gelooft nu eenmaal altijd datgene wat hij graag wil,” schreef hij later in Mein Kampf. Maar op zeker moment laat ik in het boek ook Hitler weer in de steek, zonder te vertellen hoe het hem verder verging.’ Lachend: ‘Je zou het kunnen oplossen met een epiloog, maar dat ziet er raar uit: “Werd een omstreden Oostenrijkse politicus die veel ophef veroorzaakte met zijn Tweede Wereldoorlog .”’

Er is een hoofdrol in uw boek voor sciencefiction-schrijver H.G. Wells.

‘Ik kende Wells alleen van The War of the Worlds, maar hoe meer ik me in hem verdiepte, des te meer werd hij een voorbeeld hoe je fictie kunt gebruiken in geschiedschrijving en hoe dat ook nog iets heel relevants kan opleveren. Het extreemste voorbeeld is wel zijn voorspelling van de atoombom in The World Set Free in 1913. En in de Eerste Wereldoorlog zou een andere uitvinding van Wells een doorslaggevende rol spelen. In een kort verhaal uit 1903 beschreef hij het prototype van de tank: “Zeer sterke stalen constructies, gedragen door grote rupswielen.” De eerste tanks werden door de Engelsen ingezet op 15 september 1916 tijdens de uiterst bloedige Slag aan de Somme – zij het nog niet erg succesvol. Na de oorlog kreeg Wells een bedankbriefje van Churchill voor zijn geniale idee. Een jaar voor zijn dood zou Wells ook nog net het bombardement van Hiroshima meemaken, de atoombom waar hij ooit over had gefantaseerd.’

Hoe verhoudt al dat geweld zich tot de idealistische kunstenaarscommune op Monte Verità bij Ascona?

‘Al die teleurgestelde socialisten, gekwelde kunstenaars en zelfbenoemde vrijheidsstrijders in Europa hadden het idee dat een oorlog een noodzakelijke stap was. Hun enthousiasme voor oorlog had te maken met het idee dat er een Europese wederopstanding moest plaatsvinden, een soort gigantische reset. Na al het tromgeroffel waarna iedereen van links tot rechts naar het front marcheert, ga ik veertien jaar terug in de tijd en zoom ik in op die hippies op hun berg. De idealen op Monte Verità waren een praktijkvoorbeeld van het streven naar de zuivere wereld, het nieuwe begin waar zovelen naar verlangden, een breed gedragen gevoel in die kringen waar het oorlogsenthousiasme uiteindelijk uit voortkwam. De bloemenkinderen liepen daar naakt rond en aten raw food. Veel personages uit mijn boek kwamen er op bezoek, van Lenin en Erich Mühsam tot Herman Hesse.’

Oorlogsenthousiast: Sigmund Freud en zijn zoons Ernst en Martin. Foto: HH

De culturele elite was politiek niet van grote betekenis. Op welke manier wel?

‘Op het slagveld gesneuvelde Franse schrijvers als Charles Péguy en Ernest Psichari werden veel gelezen, net als Herman Hesse en H.G. Wells. Ze hadden weliswaar geen invloed op de besluitvorming over de oorlog, maar met hun verhalen hebben oorlogsenthousiaste schrijvers als zij geprobeerd er zin aan verlenen: het idee van regeneratie, van wedergeboorte, van een nieuw begin waarvoor de oude wereld moest sneuvelen, dat is de legitimatie die zij aan de verschrikkingen van oorlog hebben gegeven. Hesse vergeleek de oorlog met de geboorte van een reusachtige vogel uit een ei: om zich te bevrijden, moest hij dat ei kapotmaken. In zijn roman Demian, gepubliceerd ten tijde van de ondertekening van het Verdrag van Versailles op 28 juni 1919, laat Hesse zijn hoofdpersoon zeggen: “Deze wereld, zoals hij nu is, wil sterven, wil te gronde gaan en hij zál te gronde gaan.” De oorlog, een primitieve oerkracht, was onlangs de rampzalige gevolgen een onvermijdelijke fase in de geschiedenis.’

Waren er niet ook kritische geesten die protesteerden tegen de oorlog?

‘Dit boek gaat over een invloedrijke minderheid die bijna ondanks zichzelf in de oorlog werd meegesleept. Wat pacifistische intellectuelen betreft: die waren er wel, maar ik laat zien dat het tijdens de eerste maanden van de oorlog vrijwel onmogelijk was om die positie vol te houden. Wat veel indruk op me maakte, waren de dagboeken van Erich Mühsam, waarin je ziet dat zelfs hij, als overtuigde antimilitarist, bijna geen weerstand kon bieden aan het meeslepende van de oorlog. “Je laten meevoeren door het noodlot, geraakt te worden door de belevenis die alles in beweging brengt. Dat vind ik heel merkwaardig, en het maakt me argwanend tegenover mezelf.” Hij had gelijk, want hij hechtte daardoor ten onrechte geloof aan de propagandaverhalen dat Belgische en Franse burgers die door de Duitsers werden terechtgesteld francs-tireurs waren, volksmilities. Je ziet het ook bij fijngevoelige geesten als Thomas Mann, die in 1914 hoopte dat de oorlog “een eind zou maken aan de oude verrotte wereld, waar we zo genoeg van hadden! Hoe zou de soldaat in de kunstenaar anders kunnen dan God loven voor de ineenstorting van een vreedzame wereld, die hij zo zat was, zo door en door zat!” Zelfs de vredelievende Stefan Zweig vond dat “voor elk fatsoenlijk mens boeken nu de laatste zorg horen te zijn. Je voelt de kracht en de vastbeslotenheid van de natie, en je raakt gerustgesteld. Want die, dat weet je zeker, is onverstoorbaar en onoverwinnelijk”.’

Ontluisterend, grote schrijvers die reclame maken voor oorlog.

‘Er is alle reden tot bescheidenheid. Want wij denken misschien van onszelf dat we pacifisten zijn, maar dat zijn we dan vooralsnog alleen in theorie. Ik ben er door het schrijven van dit boek van overtuigd geraakt dat voor pacifisme onder extreme omstandigheden veel moed nodig is. Dat het geen slappe houding is, maar juist een actief, dapper standpunt. Ik heb zoveel meer bewondering gekregen voor degenen die daarin tegen de massa in durven te gaan. Romain Rolland was een van de weinige intellectuelen die zich in 1914 meteen uitspraken tegen oorlog. Het gevolg was dat hij als verrader werd aangemerkt en werd uitgekotst in de Franse media. Met de kennis van 1918 waren er veel mensen “altijd al” pacifist geweest. Maar in de zomer van 1914 hielden ze of hun mond of ze waren enthousiast voor de oorlog. Romain Rolland is wat mij betreft een van de weinigen die niet door de mand is gevallen.’
Na MH17 schreef De Telegraaf dat de maat vol was, maar welke maat dat precies was, bleef onduidelijk

En met wie van de oorlogspredikers kon u zich identificeren?

‘Met bijna allemaal wel.’ Lacht: ‘Mijn boek is eigenlijk een verkapte autobiografie. Ik snap hoe de Dreyfusard Charles Peguy, die sneuvelde in de eerste slag bij de Marne, teleurgesteld raakt in het socialisme, ik begrijp de geldingsdrang van H.G. Wells, de romantische inborst van de latere Nobelprijswinnaar Ivo Andric, bevriend met Gavrilo Princip, die het schot in Sarajevo loste. Herman Hesse is de puber en de hippie in mij, Demian gaat over oorlogsenthousiasme en het was het eerste boek dat grote indruk op me maakte, op mijn zestiende. Met de futurist en fascist Ardengo Soffici had ik het minst.’

Keek u door het schrijven anders naar de actualiteit?

‘Het ging me bij het schrijven om het heden, dat is de motivatie achter het boek. Ik wilde laten zien hoe we in elkaar zitten, ook in de westerse, verlichte cultuur. Onze relatie tot oorlog en de hypocrisie daarvan. De mensen over wie ik schrijf, dachten dat ze de primitieve oorlogszucht achter zich hadden gelaten, maar zodra ze daadwerkelijk met oorlog geconfronteerd werden, juichten ze die toe of marcheerden ze zelfs mee naar het front. Een eeuw later ziet de wereld er heel anders uit, voor gevoelens van nationalisme is minder ruimte, nu zijn het de westerse waarden die als legitimatie voor oorlog dienen.’

Herkent u tekenen van hernieuwd oorlogsenthousiasme?

‘Ik was in de laatste fase van het schrijven toen de ramp met de MH17 gebeurde. In die dagen ontstond er een sfeer die ik herkende van honderd jaar eerder. De verontwaardiging, de gevoelens van nationale rouw, het ging veel over saamhorigheid en hoe noodzakelijk die was. “De maat is vol,” schreef De Telegraaf, maar welke maat dat precies was, bleef onduidelijk. De oorzaak van de ramp was nog niet onderzocht, maar iedereen was ervan overtuigd dat Poetin erachter zat. Daar moest je op dat moment ook niet al te kritisch over zijn en dat was ook verklaarbaar, het verdriet en de woede waren te groot. In eerste instantie reageerde Rutte volgens velen te gematigd, hij moest zijn toon aanpassen. Mijn waarneming was misschien gekleurd door het onderwerp van mijn boek, maar ik denk echt dat het nog steeds zo werkt: als de emoties loskomen, laten de meeste mensen al die waarden varen die wij normaal gesproken zo hoog in het vaandel dragen. Hoor en wederhoor bijvoorbeeld: in het Westen horen wij vrij weinig over het Russische perspectief. Het andere verhaal past nu eenmaal niet in ons beeld. Eigenlijk willen wij dat gewoon niet weten. Vrijheid van meningsuiting, kritische distantie, een open debat: dat valt allemaal in één klap weg als er doden te betreuren zijn en er een gemeenschappelijke vijand is.’
Ik ben door het schrijven van dit boek ironischer geworden over mensen die van zichzelf zeggen dat ze pacifist zijn

Zag u ook de uitzonderingen, potentiële Romain Rollands?

‘Arnon Grunberg kwam als eerste met een kritisch stuk over nationale rouw in The New York Times en in Vrij Nederland, dat deed hij trouwens na de aanslag op Charlie Hebdo ook weer. Toen dacht ik: dat is iemand aan wie je echt iets hebt als het helemaal misgaat. Maar als het er echt om gaat spannen, worden juist dat soort kritische mensen vaak gezien als verraders van het landsbelang.’

Is zoiets als Europees oorlogsenthousiasme überhaupt mogelijk?

‘Nee, dat lijkt me bijna van niet. Weinig burgers zouden in naam van de Europese Unie de wapens willen opnemen. Hoogstens zou de gezamenlijke strijdlust kunnen worden aangewakkerd door zoiets als “vrijheid van meningsuiting”, waar “de vijand” dan tegen zou zijn. Je zag zoiets gebeuren na de verschrikkelijke aanslag op Charlie Hebdo. Dat zorgde voor een gevoel van saamhorigheid, maar de grens met oorlogspropaganda vond ik zorgwekkend dun. Ik ben door het schrijven van dit boek ironischer geworden over mensen die van zichzelf zeggen dat ze pacifist zijn. In feite zijn we al lang en breed in oorlog, dat is wat elke jihadganger zegt, en je kan ze niet helemaal ongelijk geven: het Westen is al decennialang betrokken bij conflicten in het Midden-Oosten. Maar zolang die oorlog zich ergens ver weg afspeelt, kunnen we ons veroorloven om weg te kijken. O ja, behalve wanneer mensen die oorlog proberen te ontvluchten en op de deur van het vrije Europa kloppen. Onze houding is een hypocriete omkering van het oorlogsenthousiasme van een eeuw geleden. Wij zijn al lang in oorlog, maar we doen of we van niets weten.’