Gisteren heeft een rechtbank in Libië Seif-al-Islam Khadaffi bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Het hof acht hem schuldig aan volkerenmoord. De zoon van Muammar Khadaffi, die in Londen studeerde, leek ooit een veelbelovende hervormer. In 2011 schreven we dit profiel van een ongrijpbare kroonprins.
 

Het boekwerk telt 428 pagina’s. Onderwerp: de noodzaak van democratisering. Auteur: Seif-al-Islam Khadaffi. Wie? Inderdaad, de tweede zoon van de Libische dictator Muammar Khadaffi schreef een proefschrift aan de London School of Economics waarin hij pleitte voor meer democratie in internationale organisaties en een grotere rol voor ‘het maatschappelijk middenveld’. Blijkbaar was Seif-al-Islam tevreden over zijn leermeesters. Zijn liefdadigheidsstichting doneerde een slordige twee miljoen euro aan het opleidingsinstituut.

Toen ook in Libië de Arabische lente losbarstte, verscheen er ineens een heel andere Seif-al-Islam. De afgelopen maanden groeide hij uit tot de woordvoerder van de familieclan. Voorbij waren de pleidooien voor meer democratie. Hij hield tirades tegen buitenlandse machten die zijn land kapot maakten. Hij riep te zullen vechten ’tot de laatste man, de laatste vrouw en de laatste kogel’ en dreigde dat er ‘rivieren van bloed’ zouden vloeien als het volk zich niet achter zijn vader zou scharen.

In Londen fronsten ze de wenkbrauwen. Hoe kon het, zo vroegen tegenstanders van de Libische dictatuur zich af, dat de leiding van de London School of Economics een donatie had geaccepteerd van iemand met bloed aan zijn handen? En hoe zat het eigenlijk met dat proefschrift? Volgens activisten was er sprake van plagiaat. Ook zou de kersverse doctor een ghostwriter in dienst hebben genomen. De geschrokken leiding van de LSE gaf eind februari een verklaring uit waarin ze afstand nam van haar alumnus. Ook werd een onderzoek ingesteld naar de plagiaatbeschuldigingen. Sir Howard Davies, de LSE-directeur die het geld had aangenomen, stapte in maart op. Een onafhankelijke commissie onderzoekt de banden tussen de universiteit, Khadaffi’s zoon en het Libische regime.

Een dictatorszoon die er alles voor doet om zijn familie in het zadel te houden

Seif-al-Islam leidde in Londen het leven van een miljonairszoon. Na gedane arbeid kon hij elke avond wat baantjes trekken in zijn privézwembad of een filmpje pikken in de huisbioscoop van zijn kapitale villa in de buitenwijk Hampstead. Maar die tijden lijken voorbij. Buitenlandse tegoeden van de familie zijn bevroren. En mocht Seif al toestemming krijgen om terug te keren naar Groot-Brittannië, dan zal hij krakers aantreffen in zijn Londense optrekje. In maart van dit jaar bezette een groep die zich ‘Topple the Tyrants’ noemt zijn huis. Op het dak ontrolden ze een spandoek met de tekst ‘Out of Libya, out of London’. Een van de krakers zei: ‘We willen er zeker van zijn dat dit huis wordt teruggegeven aan het Libische volk.’

De tweede zoon van Khadaffi was niet alleen een graag geziene gast in Londen. Op een Facebookpagina zijn foto’s te zien waarop hij tal van dignitarissen ontmoet. In een kaki tropenpak, met bloemenkrans om de hals, begroet hij een rij hoogwaardigheidsbekleders onderaan een vliegtuigtrap. Op een kade vol motorjachten staat Seif, deze keer in wit zomerkostuum, naast de omstreden Oostenrijkse politicus Jörg Haider. En er zijn foto’s waarop hij de hand schudt van de Japanse premier Junichiro Koizumi of de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice.

Seif-al-Islam Khadaffi (zijn naam betekent ‘Zwaard van de islam’) werd geboren op 25 juni 1972. Zijn familie is, volgens de Amerikaanse ambassadeur Gene Cretz in een door WikiLeaks onthuld bericht aan Washington, ’totaal ontwricht, disfunctioneel en getekend door een voortdurende onderlinge machtsstrijd’. Vader Muammar Khadaffi zou een ‘excentriek figuur’ zijn die leidt aan ‘ernstige fobieën, houdt van flamencodansen en paardenrace, impulsief is en vriend en vijand kan irriteren’. De negenenzestigjarige dictator wordt niet alleen verdacht van oorlogsmisdaden, hij zou volgens de ambassadeur ook angst hebben om ‘op bovenste verdiepingen te verblijven of over open water te vliegen’. Moeder Safya bestierde een vliegtuigmaatschappij die het monopolie had op het transport van Libische pelgrims naar Saoedi-Arabië en liet zich uitsluitend per vliegtuig of door een stoet geblindeerde Mercedessen vervoeren. Terwijl broer Hannibal er een bandeloos jetsetbestaan op na hield, broer Khamis de gevreesde leider werd van de elitetroepen en broer Mutassim op al even afschrikwekkende wijze de Nationale Veiligheid moest waarborgen, leek Seif-al-Islam de afgelopen jaren uit te groeien tot dé hervormer van Tripoli.

Hij durfde als enige in het openbaar kritiek te uiten op zijn vader; hij drong aan op de invoering van nieuwe wetten en een onafhankelijke rechtspraak. Het leek erop alsof Seif-al-Islam bezig was met een ingewikkelde koorddans-act om binnen de bestaande verhoudingen veranderingen door te voeren. Of dat met steun van zijn vader gebeurde, is onduidelijk. In 2005 pleitte Seif-al-Islam tijdens de prestigieuze conferentie in het Zwitserse Davos voor de vorming van een moderne, open economie in zijn land. Ook stond hij aan het hoofd van zijn eigen liefdadigheidsorganisatie, die naar verluid tonnen aan hulp doneerde na de aardbeving in Haïti. Hij bemiddelde bij de uitlevering van de Bulgaarse verpleegsters die samen met een Palestijnse arts door de Libische autoriteiten waren gearresteerd op verdenking van het verspreiden van hiv. En het was Seif die zijn vader er toe bracht de biologische, chemische en nucleaire wapenprogramma’s op een laag pitje te zetten, wat een doorbraak betekende in de verhouding met het Westen. Ook was hij nauw betrokken bij de succesvolle onderhandelingen over de uitlevering van Abdelbaset al-Megrahi, die vastzat vanwege zijn aandeel in de Lockerbie-aanslagen. ‘Seif acht een goede relatie met de Verenigde Staten en het Westen in het belang van Libië,’ zei de Amerikaanse ambassadeur Cretz in mei 2010 in The Washington Post. Rond diezelfde tijd rapporteerde de Amerikaanse ambassade in de uitgelekte WikiLeaks-berichten dat ‘jonge Libiërs Seif-al-Islam beschouwen als de “hoop van Libië”. Twintigers willen zijn zoals hij en zien in hem de juiste man om het land te leiden.’

Wij zijn niet bang voor het Internationaal Strafhof

Nu, een jaar later, heeft Seif zijn ware gezicht laten zien. Hij blijkt niet de vriendelijke, moderne, hervormingsgezinde belofte voor de toekomst, maar een dictatorszoon die er alles voor doet om zijn familie in het zadel te houden. Zelf is Seif er van overtuigd dat hij noch de rest van het regime iets verkeerd heeft gedaan. Hij toonde zich in The Washington Post in april diep teleurgesteld over beloftevolle Libiërs die hij terug naar huis had gehaald om te helpen met de hervormingen. Ze waren allemaal overgelopen naar de vijand. Neem Mahmoud Jibril, een in de VS opgeleide hoogleraar, die inmiddels voor de rebellen de buitenlandse betrekkingen onderhoudt. ‘Hij was mijn beste vriend,’ zei Seif-al-Islam, ‘en hij is compleet veranderd.’

Zijn vaders tegenstanders zijn in de visie van Seif brute misdadigers en terroristen, geleid door Al-Qaida. Hij ontkent categorisch dat er sprake is van aanvallen op onschuldige burgers. De wereld is ten strijde getrokken tegen Libië op basis van niets meer dan ‘geruchten en propaganda’. Hij maakte de vergelijking met de overhaaste inval in Irak in 2003. Toen wees de VS op massavernietigingswapens die nooit zijn aangetroffen, nu roept het Westen dat de bevolking wordt uitgemoord zonder dat daar enig bewijs voor is. ‘Het is precies hetzelfde,’ beweerde Seif-al-Islam. In het interview riep hij vertegenwoordigers van Human Rights Watch op om met eigen ogen te komen vaststellen dat er niks mis was. ‘Wij weten zeker dat we geen enkele misdaad tegen ons volk hebben gepleegd. Wij zijn niet bang voor het Internationaal Strafhof.’

Het is nog maar de vraag of hij van dat Strafhof niets te vrezen heeft. De openbare aanklager Luís Moreno Ocampo laat niets over van ‘Seif-al-Islam de hervormer’. Hij beschuldigt hem van misdaden tegen de menselijkheid. Volgens Moreno Ocampo is Seif samen met zijn vader en Abdullah al-Senussi (de zwager van dictator Khadaffi, die mogelijk is omgekomen) schuldig aan ‘systematische’ en ‘grootscheepse’ aanvallen op de burgerbevolking. Hij zou een actieve rol hebben gespeeld bij het werven van buitenlandse huurlingen. Moreno Ocampo houdt Seif-al-Islam medeverantwoordelijk voor het ‘vermoorden, arresteren, gevangen nemen, laten verdwijnen en mishandelen van ongewapende demonstranten’.

Afgelopen zondag leken de dagen van Seif-al-Islam geteld. Hij viel in handen van oprukkende rebellen en uitlevering aan Den Haag leek een kwestie van dagen. Maar Seif-al-Islam keerde onverwacht en omstuwd door aanhangers terug in Tripoli. Een beteuterde Waheed Burshan, een van de leiders van de Nationale Overgangsraad, liet via Al Jazeera weten er ‘niets van te begrijpen’. De arrestatie was persoonlijk aan mij gemeld, aldus Burshan. ‘Onze strijders zijn onervaren. We hebben geen gestructureerde militaire wacht. Het is niet goed gegaan aan onze kant.’

Seif-el-Islam daagde de internationale gemeenschap uit door te verschijnen bij het hotel waar alle pers zich verzameld heeft. ‘Wij hebben de ruggengraat van de rebellen gebroken,’ riep hij triomfantelijk. ‘Tripoli is in handen van de regering.’ Over het Internationaal Strafhof was hij kort en bondig: ‘Rot op met dat Strafhof.’