In het hart van de West-Kruiskade in Rotterdam ligt sinds medio augustus een groot terras met tweehonderd gekleurde stoelen. Het hoort bij een met veel zorg gedesignde eettent die acht speciaalbieren van de tap serveert en vanaf de opening aardig draait. Holy Smoke is de laatste aanwinst van een straat die zes jaar geleden nog een van de onguurste van Nederland was.
Je kunt de West-Kruiskade spiegelen aan de Zeedijk in Amsterdam. Beide straten liggen op loopafstand van het Centraal Station en beide straten stonden synoniem aan rondhangende verslaafden, drugshandel en smoezelige horeca waar een en ander zich afspeelde. Stónden. De Zeedijk krabbelde in de jaren negentig op. De gemeente kocht panden aan, renoveerde die en verhuurde alleen nog maar aan gewenste nieuwe ondernemers. Sindsdien is de straat een van de meest bewandelde van Amsterdam, gevuld met betere restaurants, een verantwoorde bakker, koffiezaken, homocafés en Chinese voetmasseurs.
We zijn meermaals in Amsterdam wezen kijken om te zien hoe ze het daar hebben aangepakt
Spiegelen is wat de gemeente Rotterdam deed. ‘De Zeedijk was een voorbeeld voor ons,’ zegt Ron van Gelder, die altijd al met bewondering naar de veel opgedirktere hoofdstad keek – maar dat terzijde. Van Gelder is procesregisseur van de Alliantie West-Kruiskade, het verbond van de gemeente, plaatselijke middenstand en corporatie Woonstad Rotterdam. ‘We zijn meermaals in Amsterdam wezen kijken om te zien hoe ze het daar hebben aangepakt. Het sterkte ons in het idee dat een ommezwaai mogelijk was.’
De ommezwaai van de West-Kruiskade begon aanmerkelijk later, in 2009, maar kon zich sneller voltrekken omdat Woonstad Rotterdam al een groot deel van de panden in bezit had – die hoefden niet eerst te worden aangekocht. Weliswaar domineren dönerzaken, afro hair shops en mobiele telefoonwinkels nog altijd het straatbeeld, maar zes overlastgevende horecagelegenheden zijn gesloten, veel panden zijn opgeknapt, de junks verdwenen en de onveiligheid zo goed als opgelost.
Op verzoek van de Alliantie vestigden zich een hip koffiebarretje, een ijssalon, een goed Thais restaurant, een betere Chinese supermarkt en enkele vestigingen van relatief kapitaalkrachtige Marokkaanse en Turkse (horeca-)ondernemers. En sinds kort dus ook Holy Smoke, dat de sfeer in de straat definitief lijkt te doen omslaan. Het zit in een fraai oud pand, aan het centrale plein, op de plaats van een uitgekochte wasserette, een shoarmazaak en een van die smoezelige cafeetjes.
Ook de omliggende buurt, het Oude Westen, is voorzichtig aan het veranderen. In enkele straten heeft Woonstad hele blokken met oude panden laten renoveren en in de verkoop gedaan. Er vestigen zich nieuwe buurtbewoners. ‘Vaak gezinnen uit de omliggende gemeenten die terugkeren naar de stad,’ zegt Van Gelder. ‘Nog geen honderden, maar wel tientallen.’
Hipster heaven
De West-Kruiskade is maar een bescheiden voorbeeld van wat er gaande is in Rotterdam. Elders is de upgrading van straten en buurten veel verder gevorderd. Zo proberen de twee eigenaren van Holy Smoke wat allure mee te nemen van de straat waar ze als ondernemer groot werden: de Witte de Withstraat, op een kwartier lopen. Als er één buurt in Rotterdam de voorbije jaren uitgroeide tot toonbeeld van een eigentijds, grootstedelijk en welvarend milieu dan wel de Witte de With en omgeving. Het is er bezaaid met terrasjes, cafés, galeries, eetzaakjes, modewinkels en kapsalons.
Minstens zo happening inmiddels is het door twee stadshavens omgeven schiereiland Katendrecht, bij oudere Rotterdammers bekend als de hoerenbuurt en tippelzone van de stad. Sinds enkele jaren brengt een loopbrug vanaf het bekende Hotel New York je ernaartoe, eerst naar een heringerichte loods die onder andere het onderkomen is van Fenix Food Factory: een met evenveel aandacht als ruigte vormgegeven versmarkt met een ambachtelijke bakker, slager, bierbrouwer, koffiebrander, kaasmaker en een boekwinkeltje. Op een doordeweekse ochtend zit het plein van tweedehands meubels er vol studenten, zakenlui, toeristen en jonge moeders met kinderwagens.
Grenzend aan de loods ligt het geheel gerenoveerde Deliplein, domein van de betere restaurants, espressobars en ‘winkelcafés’. En daaromheen nieuwe appartementenblokken, die nog maar het begin zijn van wat gemeente en ontwikkelaars voor ogen hebben met ‘De Kaap’.
Ook is er Spangen, waar dichtgetimmerde panden in de jaren negentig nog de sfeer bepaalden. Mede door sloop en nieuwbouw is de wijk getransformeerd in een normale tot zelfs populaire stadswijk. Zie het Oude Noorden, waar sommige straatjes – Zwaanshals, Zaagmolenkade – aandoen als een hipster heaven: het ene boetiekje na de volgende vintage kledingzaak, urban bistro, cafés en lunchzaken, galerieën, een brocante lifestyle–shop, tot aan een whiskyspeciaalzaak en een stadsbrouwerij aan toe. En wie het CS aan de achterzijde verlaat en de rand van de Provenierswijk verkent, belandt via een schilderachtige singel met antiekzaakjes en creatieve bedrijfjes op de begane grond via een bruggetje op een kruising met op elke hoek een restaurant of eetcafé en daaromheen terrassen, nog meer restaurants en een bio-winkeltje.
‘Je moest eens weten hoe het er hier uitzag toen ik kwam, in 1999,’ zegt Celal Kaygun, eigenaar van een van de restaurants. De Proveniersstraat was een bestemming voor drugshandelaren uit Antwerpen en Lille. Totdat de gemeente ingreep, min of meer op dezelfde manier als aan de West-Kruiskade gebeurde en eerder aan de Witte de Withstraat.
En dat zijn alleen nog maar de wijken met een tot voor kort erg slechte reputatie. We hebben het nog niet over de peperdure appartementen in de nieuwe Markthal Rotterdam, de woontorens die verrezen op de Kop van Zuid, de herbestemde industriële gebouwen in Delfshaven en de nieuwe complexen in het centrum van de stad.
Gewilder dan ooit
Al hoppend van de ene Rotterdamse hotspot naar de volgende buurt in opkomst ontkom je niet aan het idee dat Rotterdam dezelfde kant op beweegt als Amsterdam, zoals de Zeedijk de weg wees aan de West-Kruiskade.
In Amsterdam is de gentrificatie – de sociologische term voor de economische opwaardering van buurten die tenslotte leidt tot verdringing van mensen met lagere inkomens – zo ver gevorderd dat burgemeester Eberhard van der Laan vreest voor Londense toestanden. ‘Daar kan geen gewone Londenaar meer wonen,’ zei hij op een van de vele discussieavonden over dit thema, die bijna wekelijks worden gehouden. ‘Ze worden allemaal verdreven naar de suburbs.’
In nog geen twee decennia is de Nederlandse hoofdstad onherkenbaar veranderd. Voormalige tramremises bieden onderdak aan filmhuizen en food courts, aan de rafelranden die ooit een vrijplaats waren voor alternatievelingen staan nu prijzige wooncomplexen en in een voormalige probleemwijk als De Baarsjes hebben shoarmazaken en theehuizen plaats gemaakt voor koffiebarretjes en hippe cafés, terwijl appartementen van tachtig vierkante meter van eigenaar verwisselen voor vier ton.
Nu houdt het grote aandeel van sociale huurwoningen in Nederland (in Amsterdam bijna de helft, in Rotterdam ook) woeste gentrificatie zoals in Londen nog in toom, maar dat aandeel neemt gestaag af. Bovendien maakt het de stad niet per se toegankelijker of diverser. Veel zittende huurders in Amsterdam zijn scheefwoners: mensen die goed verdienen, maar hun sociale huurwoning niet meer uitgaan. Wie een plekje in Amsterdam heeft bemachtigd, geeft dat niet snel meer op. Ook niet als er kinderen bij komen; steeds meer jonge gezinnen blijven in de stad wonen.
Tegelijkertijd zwelt de stroom toeristen aan. Ze voorzien de horeca en andere voorzieningen van nog meer clientèle en maken de stad en zijn inwoners nog welvarender – via Air-bnb kunt je met gemak je woning verhuren aan een buitenlandse gast voor tachtig euro per nacht.
Nu hebben steden altijd een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op mensen; daarom zijn het steden geworden. ‘Maar bedenk dat ze in het westen min of meer waren opgegeven,’ zegt stadsgeograaf Willem Boterman, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. ‘In de jaren zeventig en tachtig verlieten inwoners massaal de stad. Toen kwam internet en leek locatie er niet meer toe te doen. Dat idee wordt nu wereldwijd gelogenstraft. De stad is gewilder dan ooit. Gentrificatie is daarvan het ultieme symbool.’
Overigens is de wens om in de stad te wonen sterker verbonden met opleidingsniveau en beroepskeuze dan met inkomen. Loodgieters die veel verdienen, of bijvoorbeeld verpleegkundigen, willen doorgaans niet in de stad wonen, stelde Boterman vast. Het zijn de hogeropgeleiden, en dan vooral degenen met een beroep als advocaat, kunstenaar of mediaprofessional.
In de ene stad speelt het meer dan in de andere. In de grootste steden het meest. Sommige steden blijven achter. De vraag is: gaat de tweede stad van Nederland dezelfde kant op als de eerste?
Rauw en industrieel
Op het eerste oog is dat inderdaad het geval. ‘Je ziet de gentrificatie in bijna alle oude wijken van Rotterdam in meer of mindere mate plaatsvinden,’ zegt de jonge stadssocioloog Ewout Versloot (27), die een scriptie schreef over de gentrificatie in de wijk Middelland, in het verlengde van de West-Kruiskade. Daar werden de voorbije jaren honderden sociale huurwoningen verkocht. Het gemiddelde besteedbare inkomen van de huishoudens in Middelland steeg van een kleine 24.000 in 2006 naar bijna 28.000 euro in 2012. Het aandeel ‘inactieven’ nam af – zeventig procent van de huishoudens genoot in 2012 inkomen uit loon of winst, waar dat acht jaar eerder 62 procent was – en de woningwaarde nam er bovengemiddeld toe.
‘Mensen willen weer in de stad wonen, vooral millennials,’ zegt Versloot. ‘Ook als ze kinderen hebben. Dan misschien niet meer in het centrum, maar liefst wel zo dicht mogelijk er tegenaan.’
Hij groeide zelf op in Maassluis en kocht enkele jaren geleden een huis in het Oude Noorden. Hij somt de vele hippe horecagelegenheden op die de laatste jaren verspreid door de stad verschenen, de lelijke kantoorgebouwen en oude wooncomplexen die nieuwe allure kregen doordat creatieve ondernemers er in trokken, en de gewezen zeevaartscholen en fabrieken in de stadshavens waar hetzelfde gebeurt. Rotterdam wordt ‘ontzettend cool’ gevonden, meent hij, en ‘sluit aan bij de tijdgeest’. ‘De stad is nieuw, industrieel, rauw, niet zo aangeharkt als Amsterdam. Tegelijk heeft het historie.’
Imagoprobleem
‘Toen ik hier kwam, in 2008, kampten we met een serieus imagoprobleem,’ zegt Ron Voskuilen, tot vorig jaar de directeur van de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling en sindsdien directeur van Rotterdam Partners, de promotor van de Rotterdamse economie. ‘Als ik vertegenwoordigers van bedrijven de stad liet zien, waren ze enthousiast, maar toch wilden ze zich hier niet vestigen. Dat is nu volkomen anders.’
Een andere indicatie van groeiende populariteit: het toerisme neemt ook in Rotterdam flink toe. Het is van een andere orde dan in Amsterdam (12,5 miljoen hotelovernachtingen), maar vorig jaar steeg het aantal hotelovernachtingen in Rotterdam met ruim 18 procent tot een record van 1,5 miljoen. Vooral dankzij het verrijzen van enkele nieuwe markante gebouwen – het nieuwe Centraal Station, de Markthal en de opeengestapelde blokken van De Rotterdam van Rem Koolhaas – belandde de stad op invloedrijke lijstjes als de ‘52 places to go in 2014’ van The New York Times en de steden top-10 van de Rough Guide.
Nog een signaal: ook in Rotterdam begint een discussie op te leven over dreigende ontoegankelijkheid voor de gewone man en een doorgeslagen ‘veryupping’. Zo wierp een andere jonge stadssocioloog, Gwen van Eijk, op het Rotterdamse weblog Vers Beton de vraag op hoe Rotterdam betaalbaar blijft voor huishoudens met lage en modale inkomens. Ze vreest dat bijvoorbeeld verplegers en politieagenten er straks niet meer kunnen wonen. ‘Een bezwaar van gentrificatie is dat het, eenmaal in gang gezet, een gemengde buurt voorbij gaat. Stijgende huur- en woningprijzen, zeker in combinatie met bezuinigingen op sociale voorzieningen, kunnen wijken onbetaalbaar maken voor huishoudens met een laag inkomen. Als een wijk afstevent op volledige gentrificatie, raakt de balans zoek.’
Op een andere website, Rotterdam Inside Out, uitte filosoof en welzijnswerker Jeroen van der Starre zijn woede over de afname van de sociale huurwoningen in de stad – twintigduizend in tien jaar tijd – en de veryupping die is overgeslagen ‘van de Wilhelminapier en de Kop van Zuid naar Katendrecht en nu ook de Afrikaanderwijk en zelfs Hillesluis. Het is een voorproefje van wat ons nog te wachten staat. Zo viel het mij op dat Feijenoord sinds kort haar eigen hockeyvereniging heeft. “Welke Feijenoorder zit dáár nou op te wachten,” vroeg ik me in mijn naïviteit af. Totdat ik me realiseerde dat die hockeyclub er helemaal niet voor de huidige Feijenoorders is, maar voor het kroost van de gedroomde nieuwe hoogopgeleide tweeverdienende Feijenoorder is bestemd. De huidige Feijenoorders zijn boventallig en worden vervangen.’
Naar zijn grootje
De kritische geluiden deren beleidsmakers als Ron Voskuilen nauwelijks. Zij kijken eerder met jaloezie dan met afgrijzen naar de gentrificatie in Amsterdam. Je hoort ze denken: niet zo lang geleden – denk aan de Fortuynrevolutie aan het begin van deze eeuw – dreigde de stad nog naar zijn grootje te gaan. Nu we weer een beetje in trek beginnen te raken, mogen we daar niet anders dan heel blij mee zijn.
Als dat inderdaad de discussie wordt in Rotterdam – veryupping en in hoeverre die dreigt door te slaan – dan zijn de dingen opmerkelijk snel gegaan.
Maar voorlopig is het nog een discussie in de marge, toegespitst op enkele wijken, straten of nieuwe projecten als de Markthal. In Amsterdam dijt de gentrificatie uit als een olievlek: vanuit het centrum zijn vrijwel alle wijken sterk veranderd en onbetaalbaar aan het worden. In Rotterdam gebeurt het verspreid, her en der.
Bovendien, als je de steden in volle breedte bekijkt en je vergelijkt het sociaal-economische welvaren van Rotterdam met dat van Amsterdam of de twee andere grote steden in Nederland, Den Haag en Utrecht, dan biedt de havenstad een allesbehalve veryupte aanblik. Naar vrijwel alle maatstaven scoort de stad slecht. Rotterdam kent een fors hogere werkloosheid en een hardere groei ervan in de laatste jaren, een lagere WOZ-waarde van de woningen en een lager opgeleide beroepsbevolking. En ook een gemiddeld schooladvies van vmbo gemengd/theoretische leerweg, waar dat in andere steden richting de havo gaat.
Daarbij leven de wijken rond het centrum weliswaar op – het Oude Westen, het Oude Noorden, de Provenierswijk, Middelland, eigenlijk allemaal – maar goedbeschouwd gaat vooral nog om een verandering van sfeer: het verschijnen van cafeetjes, winkeltjes en andere voorzieningen in één of enkele straten, aan de randen van een buurt. Als je even doorloopt, wat andere straten neemt, met buurtbewoners praat, dan krijg je nog altijd de indruk dat de sociale problemen de boventoon voeren – een indruk die bevestigd wordt door de cijfers.
Met een heuse Gentrification Monitor heeft de gemeente geprobeerd de ontwikkelingen in de oude buurten te meten. Worden er veel woningen verkocht? Vestigen zich jonge nieuwkomers, mensen met hogere inkomens? Verschijnen er creatieve bedrijfjes? De cijfers lieten wel wat zien, maar in de meeste wijken niet zo veel. ‘In een wijk als Katendrecht zie je duidelijke verandering,’ zegt onderzoeker Wim van der Zanden van de gemeente Rotterdam. ‘Maar die wijk is helemaal veranderd door nieuwbouw van dure appartementen. Een sterk gestuurd proces. Dat is iets anders dan dat een buurt op een min of meer spontane manier gewild raakt.’
Mede daarom is de gemeente gestopt met de Gentrification Monitor. ‘We zoeken naar nieuwe manieren om de verandering te kunnen meten, liefst te voorspellen waar de ontwikkeling zich doorzet. Want dat de sfeer in veel wijken aan het kantelen is, is onmiskenbaar.’
Bakfietswijken
Eigenlijk is gentrificatie in Rotterdam vooral iets waar de gemeente heel hard aan werkt – door het verbeteren van de openbare ruimte, het subsidiëren van renovatie, het (laten) verkopen van huurwoningen, het werven van horeca en gewenste detailhandel met gunstige voorwaarden en vooral door het (laten) bebouwen van de oude stadshavens – en waarvan je het begin van een succes ziet.
Waar het in Amsterdam de spuigaten uitloopt, probeert Rotterdam uit alle macht een voorhoede van hoger opgeleiden en jonge welvarende gezinnen te trekken die de wijken over een kantelpunt heen moeten helpen.
De laatste maatregel in dit opzicht is het aanwijzen van negen ‘bakfietswijken’. Het Rotterdamse gemeentebestuur maakte eerder dit jaar bekend een miljoen euro uit te trekken om samen met corporaties, projectontwikkelaars, schoolbesturen en andere organisaties wijken gezins- en kindvriendelijker te maken, te beginnen met Middelland, het Nieuwe Westen en het Oude Noorden. Er moeten betere (koop)woningen komen, meer groen en ruimte op straat, betere scholen, en initiatieven voor sport en cultuur.
Van een stad van opgestroopte mouwen moet Rotterdam transformeren in ‘een aantrekkelijke ontmoetingsplek voor creatieve en innovatieve geesten
In de gewenste gentrificatie komen twee motieven samen. Het sterkst zichtbaar is het vergroten van veiligheid en leefbaarheid in de wijken, vooral uitgedragen door de grootste politieke partij, Leefbaar Rotterdam, die het ook niet erg vindt als de wijken weer wat autochtoner worden. Maar daaronder ligt iets veel groters: de sterk veranderende economie. Wil Rotterdam meedoen, is de overtuiging, dan heeft de stad een andere bevolking nodig.
In zijn recente H.J. Schoo-lezing bood burgemeester Ahmed Aboutaleb een blik op de toekomst, waarin hij door digitalisering, robotisering en ook de impact van 3D-printers een ‘derde industriële revolutie’ voorziet. Of nee, niet voorziet, we zitten er middenin: de meeste laagwaardige banen worden momenteel overgenomen door machines en computers. Vooral hoogwaardige – kennisintensieve of creatieve – banen blijven over. ‘Vijftien tot twintig jaar geleden waren er acht mensen nodig om een kraan in de haven te bedienen,’ zei Aboutaleb. ‘Nu staan op de Tweede Maasvlakte kranen die door één persoon vanuit een regelkamer worden aangestuurd. Dat heeft gevolgen voor de werkgelegenheid.’
‘Wij acquireren voornamelijk nog innovatieve bedrijven,’ zegt ook de directeur van Rotterdam Partners Ron Voskuilen. ‘Alles wat standaard is, wordt geautomatiseerd. En als het om een arbeidsintensief product gaat, kunnen ze het in China tien keer goedkoper maken. Het enige waarmee wij kunnen concurreren, is innovatie: het beter maken van diensten en producten.’
Vroeger leefde de opvatting dat je als stad bedrijven moest aantrekken en dat de mensen daar vervolgens op afkwamen. Maar sinds de Amerikaanse econoom Richard Florida met zijn The Rise of the Creative Class het denken over economie en steden domineert, is dat omgedraaid. De mensen – de inwoners en hun creativiteit – zijn het belangrijkst. Die moet je als stad aan je binden. Dan volgen de bedrijven.
Van een stad van opgestroopte mouwen en laagopgeleide migranten moet Rotterdam transformeren in ‘een aantrekkelijke ontmoetingsplek voor creatieve en innovatieve geesten’, aldus de economen Bart Kuipers (Erasmus Universiteit) en Walter Manshanden (TNO) in de laatste Economische Verkenning Rotterdam.
‘Wij hebben een grotere opgave dan steden als Amsterdam of Utrecht, die al langer een grotere diensteneconomie kennen,’ zegt Voskuilen. ‘Je ziet het ook in andere voormalige haven- en industriesteden: een mismatch tussen werkgelegenheid en menselijk kapitaal. Het betekent dat we extra ons best moeten doen om hogeropgeleiden aan ons te binden.’
Ja, Rotterdam zit helemaal op de lijn van Richard Florida en zijn creative class, erkent Voskuilen. Maar dan wel op zijn Rotterdams. Creativiteit en innovatie zijn brede begrippen. ‘We moeten uitgaan van het dna van Rotterdam en daarop verder bouwen.’
Rotterdam wil bijvoorbeeld een internationaal centrum zijn voor havenverwante diensten: banken in de maritieme sector, verzekeraars, advocaten, accountants, schade-experts en bedrijven die vernieuwende kennis op het gebied van veiligheid en automatisering van de containerterminals kunnen leveren. Daarbij kent de stad al een grote medische sector, werken er veel architecten en wil het een centrum worden van ‘de 3D-maakindustrie’, dichtbij de grondstoffen die ervoor worden aangeleverd in de haven.
De Rotterdamwet
Aboutaleb schetste in zijn lezing overigens nog een ander toekomstbeeld: ‘Er zijn winnaars en verliezers. Wereldwijd nemen de verschillen toe: tussen arm en rijk binnen de steden, tussen stad en platteland, en tussen stedelijke regio’s.’
Het zijn contouren die zich ook aftekenen in Rotterdam en omgeving. In een rapport over de aanzuigende werking van steden benoemde het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) enkele maanden geleden de probleemgebieden van de toekomst: voormalige groeikernen als Capelle aan den IJssel, Spijkenisse en Hellevoetsluis. ‘Deze steden vergrijzen in snel tempo en zijn voor jongvolwassenen als woonmilieu meestal oninteressant,’ noteerden de PBL-auteurs. ‘Het aandeel huishoudens met een laag of een lager middeninkomen neemt er toe.’
Voorlopig een groter probleem zijn de verschillen binnen de stad. Waar in Amsterdam de ring A10 een grove sociaal-economische grens markeert, heb je in Rotterdam Noord en Zuid. Het contrast tussen de twee gebieden in de Maasstad is van een andere orde. Zijn de gemiddelde sociaal-economische cijfers van Rotterdam al zorgwekkend in vergelijking met de andere drie grote steden, die van Rotterdam-Zuid zijn ronduit onthutsend: nog meer werkloosheid (27 procent van de jongeren in Rotterdam-Zuid was in 2012 werkloos), de huizen hebben een nog lagere waarde, de kinderen halen er nog lagere cito-scores en zo verder.
Het verschil: waar ‘buiten de ring’ in Amsterdam langzaamaan ook gentrificeert, geldt Rotterdam-Zuid anno 2015 als het grootste achterstandsgebied van Nederland, waar een nationaal programma van grootschalige renovatie, sloop en nieuwbouw op is losgelaten om de problemen te bedwingen. In een groot deel van Zuid geldt de ‘Rotterdamwet’, die vestiging van nieuwe inwoners met een laag inkomen in achterstandswijken tegenhoudt. De naam van de wet is veelzeggend is. In andere steden is die niet nodig.
Bedenk: alle eerder genoemde wijken die voorzichtig opleven, liggen in Noord (al hoort Katendrecht officieel bij Zuid).
Zero sum game
Ook de verschillen tussen hoofd- en Maasstad nemen toe. Het inwonertal en de economie van Amsterdam groeien harder. De gemiddelde inkomens van de Amsterdammer en de Rotterdammer zijn sinds 2000 verder uit elkaar gelopen. En waar de huizenprijzen in de hoofdstad sky high zijn, zijn die in Rotterdam relatief laag.
‘Ik zie Rotterdam wel dezelfde kant op gaan als Amsterdam, maar de verschillen hebben een zelfversterkend effect,’ zegt stadsgeograaf Willem Boterman, die voor het Planbureau voor de Leefomgeving onderzoek doet naar de twee steden.
De twee voornaamste redenen waarom mensen naar een stad verhuizen of waarom studenten er na hun studie blijven wonen zijn een (mogelijke) baan en een (potentiële) partner. Amsterdam heeft van beide meer, dus trekt die stad sterker aan. Bovendien hebben werkenden in de creatieve of zakelijke dienstverlening een sterkere wens om in de stad te wonen dan bijvoorbeeld technici of artsen. Die eerste branches zijn in Amsterdam nog altijd veel sterker vertegenwoordigd dan in Rotterdam.
Steden kunnen wel zeggen dat ze niet met elkaar concurreren, maar het is een zero sum game, zegt Boterman: als hogeropgeleiden voor de ene stad kiezen, gaan ze niet naar de andere. In Amsterdam strijken ook nog eens veel expats neer, waar de belangrijkste migranten in Rotterdam de laatste jaren laaggeschoolde Oost-Europeanen waren. ‘Amsterdam is de enige échte internationale stad van Nederland,’ zegt Boterman. ‘Het speelt in een andere league.’
Een nieuwe culturele voorhoede
Duurdere woningen betekent dat de mensen die er komen wonen rijker zijn, waardoor er meer mogelijkheden zijn voor horeca en culturele voorzieningen, die het stadse milieu voor velen nog aantrekkelijker maken.
Anderzijds is Rotterdam met zijn goedkope woningen en bedrijfsruimten juist aantrekkelijker voor jonge kunstenaars en creatieve ondernemers. En liggen er kansen die er in het verzadigde Amsterdam niet meer zijn. Zoals bijvoorbeeld de filmliefhebbers Jan de Vries en Frank Groot ontdekten. Zij openen komend voorjaar om de hoek bij de West-Kruiskade een nieuw filmhuis en een creatieve plek voor de audiovisuele branche: Kino Rotterdam.
De Vries en Groot kennen elkaar van de Amsterdamse studentenbioscoop Kriterion en dromen al jaren van een eigen plek. In Amsterdam was er geen ruimte voor. ‘Daar heb je buiten de zalen van Pathé veertien filmtheaters voor arthouse,’ zegt De Vries. ‘In Rotterdam zijn er twee. We merken aan alle reacties dat er grote behoefte is aan Kino.’
De Vries heeft het gevoel deel uit te maken van een nieuwe culturele voorhoede die in Rotterdam ruimte ziet die Amsterdam niet meer heeft. Hij vond een huis op een fraai plein in het Nieuwe Westen. Een pand uit 1912, met glas-in-loodramen en een tuin. ‘Twee keer zo groot als het huis dat we in Amsterdam hadden, maar even duur. Na een paar maanden voelen we ons al helemaal thuis. Je hebt hier geen last van toeristen en je hoeft niet te reserveren als je op vrijdagavond uit eten wil.’