De interessantste tekenaars van The New Yorker komen al een aantal jaren uit Nederland, België en Frankrijk: Sempé, Benoit van Innis, Ever Meulen, Joost Swarte, Loustal, François Avril, Floc’h en Petit-Roulet. Het zijn tekenaars die het cartoonisme en het traditionele striptekenen achter zich hebben gelaten. Hun tekeningen zijn grafische hoogstandjes. Door hun eigen stijl, ironie en melancholie werden het individuele kunstenaars met een heus oeuvre.

Deze Nederlandse, Belgische en Franse kunstenaars behoren allemaal min of meer tot de school van de ‘klare lijn’, de strakke stijl waarin strips als Kuifje en Blake & Mortimer zijn getekend. Maar François Avril en Philippe Petit-Roulet behoren nog tot een andere school. In de jaren tachtig en negentig vormden zij met Philippe Dupuy en Charles Berberian de ‘Ecole Pigalle’. Dat was niet alleen omdat ze allemaal bij elkaar in die Parijse buurt woonden, maar vooral omdat ze in de klare lijn tekenden en een grootstedelijke...