Bericht uit de Republiek

Opeens zie ik overal mensen falen.

Bij De meeuw van Tsjechov zag ik de falende jonge schrijver Kostja. Hij voert een zelfgeschreven, avantgardistisch toneelstuk op voor zijn moeder, een gevierd actrice, en haar succesvolle vrienden. Ze lacht hem uit, vraagt hem om alsjeblieft op te houden met die onzin. Na de vernedering kan het erger: Kostja’s vriendin wordt verliefd op de vriend van zijn moeder en gaat een fatale verhouding aan met die wél succesvolle schrijver. Maar ook die schrijver faalt, bij elk boek ondervindt hij weer dat hij niet zo uniek is als Dostojevski of Toergenjev. Trouwens, faalt het toneel zelf niet? wordt ook nog eens gevraagd in de prikkelende uitvoering van Toneelgroep Amsterdam.

Alle grote literatuur is tragedie. We zien het falen van de ander, liefst van de overmoedige ander, en wat we ondervinden heet troost.

Maar waarom heb ik de indruk dat het falen steeds nadrukkelijker wordt?

Op straat spelen jongetjes, plagend roepen ze...