Toen Robert Musil, de schrijver van de roman De man zonder eigenschappen, zich in 1926 afvroeg of hij zijn essays in een boek moest verzamelen, begon een voor hem karakteristiek mentaal gemier: waren die essays wel goed genoeg, waren het niet altijd gelegenheidsstukken, zat er wel samenhang in, had hij het eigenlijk niet altijd over bijzaken gehad en nooit over ‘het wezenlijke’?

Wat hij in zijn eigen essays zoekt, is zichzelf. Hij wil een verborgen samenhang tegenkomen die hijzelf nog niet kent; hij zoekt ‘een mogelijk wereldbeeld, een mogelijke persoon’. Waarmee gezegd is dat Robert Musil zijn eigen identiteit niet bepaald op zak had en hem als een witte zakdoek tevoorschijn kon halen om er pacificerend mee te zwaaien als bewijs dat hij wel degelijk in het bezit was van zo’n identiteit.

Musil was wat men noemt een gecompliceerde persoonlijkheid, die essays schreef maar zichzelf geen essayist vond, die het steeds over filosofie had, maar zich geen filosoof voelde....