Buitenland

Het moet een hel zijn geweest voor de medewerkers van de kerncentrale in Fukushima. Het was half zeven in de ochtend op 11 maart toen de tsunami over het complex heen sloeg. De stroom viel uit. Noodgeneratoren stonden in volgelopen kelders. En dus was het pikkedonker, controlepanelen deden het niet meer. Communicatie per telefoon was onmogelijk. In het pikkedonker trachtten de medewerkers uit alle macht de reactoren stabiel te houden. Ze struikelden over lukraak neergevallen buizen en brokken beton, en moesten scheuren in het wegdek ontwijken. Omdat de koeling wegviel, steeg de temperatuur snel in de reactoren die op dat moment in werking waren. De plant manager besloot zeewater over de reactoren te spuiten om de kernen en de afgewerkte staven koel te houden. Maar dat hielp niet. De brandstof raakte oververhit. Op 12 maart volgde een explosie in reactor 1 waarbij grote hoeveelheden radioactief materiaal de lucht in gingen. Het gebouw werd ernstig verwoest. Meer explosies...