Jonathan Israel

Het horloge en de klok werden in de achttiende eeuw zulke begerenswaardige voorwerpen dat in elke adellijke vestzak een horloge moest zitten en op elke schoorsteenmantel in de salons een klok moest tikken. Die voorwerpen lieten zien dat men zich deze luxe kon permitteren en gaven bovendien het signaal af dat men op de hoogte was van de zegeningen van het vernuft en de vooruitgang. Ook maakten het horloge en de klok de eigenaar tot onderdeel van het gespannen, echte leven. Paste men niet goed op, dan werd men slaaf van Vader Tijd.

Dat gevaar werd vrij snel onderkend door de filosoof die de terugkeer naar de natuur zou prediken, Jean-Jacques Rousseau. Hij, nota bene de zoon van een vermaarde klokkenmaker uit Genève en bevriend met de meester horlogemaker Abraham Gagnebin, de grondlegger van het Favre-Leuba-horloge, gooide op een gegeven moment zijn horloge weg. Hij wilde niet in het gareel van de tijd en de vooruitgang lopen.

Het horloge is de perfecte vertolker van...