Polemiek onder schrijvers is een schaars goed geworden in de Nederlandstalige literatuur. Collega’s zijn het tegenwoordig, in plaats van rivalen met een diametrale literatuuropvatting of aan het schrijverschap rakende maatschappelijke overtuiging die een principiële stemverheffing waard is.

Polderaars zijn het nu. Allen dingen naar de lezersgunst en bejegenen elkaar in elk geval voor de bühne uitermate hartelijk. Ja, ik ben een schrijver, ik moet dit doen, als ik niet zou kunnen schrijven… Nee, ik heb het boek van mijn collega nóg niet gelezen, maar dat ga ik zeker doen! Natuurlijk zijn er uitzonderingen; Jamal Ouariachi gooit als columnist af en toe een steen in de literaire vijver. Een oudere schrijver als Wessel te Gussinklo, die de Grote Drie nog heeft meegemaakt, durft tegendraads te zijn. Maar over het algemeen, zeker bij degenen die gezellig mogen aanschuiven bij de televisietalkshows, lijkt het middenstandersinstinct te regeren. Niets zeggen dat de handel in gevaar...