Ach, weet u nog, die zomer die zowat in mei begon, en onze hersenpan zo verhitte dat alles opeens mogelijk leek? Die rare weken waarin we tegen alle verwachtingen in toch pardoes wereldkampioen gingen worden, met dank aan een roedel Feyenoorders die eindelijk weer de onverzettelijkheid van in hun knuisten spugende havenarbeiders toonden, en natuurlijk die gouden pik waar we ons eendrachtig achter schaarden. Dat onze jongens in het verleden altijd net naast de poet hadden gegrepen, sterkte ons juist in die overtuiging. We hadden immers iets recht te zetten.
Het WK werd gevolgd door nog veel raardere weken, waarin er een afgrijselijke ramp plaatsvond en we verenigd werden door gevoelens van rouw en woede. Heel even vonden we het een puik plan om onze commando’s af te sturen op die dronken, bestoppelde karpatenkoppen...
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.