Niet alleen schijnen wij het enige volk te zijn dat, in de aanloop naar een groot voetbaltoernooi dat we vanzelfsprekend lachend gaan winnen, massaal onze huizen, auto’s en onszelf oranje verft, we zijn stellig ook wereldkampioen opruimen als we dat toernooi onverhoopt toch niet lachend gewonnen hebben. Zondagavond tegen elven werden vloekend de eerste vlaggetjes naar beneden gehaald, maandagmiddag leek het al of er nooit een EK was geweest.

Misschien heeft die gezwinde spoed iets te maken met het plotselinge besef dat we ons, wéér, hebben laten meeslepen door de collectieve hoogmoed die Nederland om de twee jaar bevangt. Eerst hebben we er niks geen fiducie in, dan komen de krantenbijlagen, de praatprogramma’s, de interviews met de onvermijdelijke Indiaan uit Emmen, de supermarktacties en de liedjes, en na twee weken kan Maurice de Hond melden dat Nederland, volgens de Nederlanders althans, de zege simpelweg niet meer kan ontgaan. Let wel: dit proces staat volkomen los van het...