In de strijd om de Iraakse stad Mosul zijn de burgers het grote slachtoffer. Zij vrezen niet alleen de meedogenloosheid van IS, maar ook de achterdocht aan de andere zijde. Wraak en wantrouwen leggen de zaden voor de volgende strijd. 

Drie bussen staan bij een controlepost buiten de onlangs bevrijde Iraakse plaats Qayyara. Het vale licht van de namiddag wordt beperkt door dikke rookwolken van olievelden die IS – of Daesh, de lokale naam voor de groep – bij vertrek in brand stak. Een Iraakse soldaat bekijkt de papieren van de uitgeputte passagiers. In de ogen van de kinderen staat angst te lezen, en jonge mannen duiken achter de banken als de fotograaf zijn camera op hen richt.

Ze komen uit het IS-bolwerk Hawija, vertellen de vrouwen, die de door IS verplichte zwarte nikab hebben verruild voor gewone hoofddoeken. Slechts een enkele jonge vrouw bedekt haar neus en mond met een tip ervan. Ze zijn al de hele dag onderweg, want na hun riskante vlucht is hun in de oliestad Kirkuk de toegang geweigerd.
Indirect zijn zij slachtoffer van de aanval die zo’n tweehonderd IS-aanhangers daar een week eerder uitvoerden, waarbij honderd doden vielen onder politie en burgers. In de driedaagse actie vonden zeker 120 aanvallers de dood. Omdat de meesten van hen, net als de buspassagiers, afkomstig waren uit Hawija, is iedereen die daar vandaan komt nu verdacht en worden ontheemden niet meer in Kirkuk toegelaten.

Dit illustreert een van de dilemma’s in de strijd die midden oktober begon om de tweede Iraakse stad Mosul. Terwijl het Iraakse leger en politie samen met de Koerdische peshmerga-troepen en sjiitische milities in twee weken een lus om de stad wisten te leggen, kwamen burgers in de daarbinnen liggende dorpen en steden tussen twee vuren terecht. Als ze IS overleefden en wisten te ontkomen, wachtte hun het wantrouwen van de andere zijde.

Wantrouwen is een ingesleten gewoonte in Irak, die voortkomt uit de manier waarop politieke, religieuze en etnische groepen zich tot elkaar verhouden als gevolg van de vele conflicten van de afgelopen jaren.

Burgers die uit IS-gebied zijn gevlucht en Kirkuk niet in mochten, zijn op een bus gezet en zwerven nu in de buurt van Mosul. Foto: Eddy van Wessel.
Rechteloosheid

Tijdens de Iran-Irak-oorlog (1980-1988) gebruikte de inmiddels verdreven Iraakse dictator Saddam Hoessein niet alleen gifgas tegen de vijand, maar ook tegen zijn eigen onderdanen. Maanden voor de oorlog wegens de uitzichtloosheid ervan werd beëindigd, bestookte hij er in maart 1988 de Koerdische stad Halabja mee, omdat die zou samenwerken met de vijand. In de jaren erna joeg hij nog eens zo’n 180.000 Koerden over de kling, alleen omdat ze zich tegen zijn juk verzetten.

Burgers waren de dupe: de 5.000 doden in Halabja waren vooral gewone mensen, net als de inwoners uit de 4.500 Koerdische dorpen die hij vernielde, en anderen die hij voor executie afvoerde naar de woestijnen van Zuid-Irak.

Toen de Koerden aan het einde van de Golfoorlog van 1991 in opstand kwamen, stuurde hij zijn leger op hen af, waarna ze massaal de bergen in vluchtten. De internationale gemeenschap stelde een no-flyzone in, een bescherming die de honderdduizenden opstandige sjiieten in het zuiden niet kon helpen. Van het bloedbad dat Saddams leger aanrichtte, zijn de exacte dodentallen nog altijd niet bekend.

Het is de combinatie van rechteloosheid en gebrek aan respect waaruit IS voortkwam, zegt Khidher Domle, onderzoeker in vredesopbouw en conflictoplossing aan de Universiteit van Duhok. ‘Saddam was het begin. Niemand is bestraft na wat hij deed met de Koerden en de sjiieten. In Irak wist niemand iets van mensenrechtenverklaringen. En de meeste van de politieke spelers van na zijn val in 2003 zijn in die tijd opgeleid. Zij volgen dezelfde lijn.’

Hij wijst erop dat ook de Amerikanen met hun strijd tegen het verzet van na 2003 indirect bijdroegen aan de rechteloosheid in Irak. Duizenden kwamen om. ‘Wie weet wat Amerika uitvoerde tijdens de gevechten in Fallujah? Er is geen onderzoek geweest, geen rapportage.’ Maar ook naar de misdaden van leden van milities als Al-Qaida bleef openbare rapportage uit, en velen werden zonder berechting pas na jaren vrijgelaten. Een verkeerd signaal, vindt Domle, dat nog steeds gevolgen heeft.

Tovenaarsleerling

De Amerikanen probeerden na 2003 een onderwijsprogramma over mensenrechten op gang te brengen, maar dat mislukte. ‘De grootste uitdaging voor mensenrechten in Irak is het gebrek aan respect voor de ander,’ zegt Domle. Saddam gebruikte gifgas tegen zijn De grootste uitdaging voor mensenrechten in Irak is het gebrek aan respect voor de anderburgers en stak oliebronnen en -greppels rondom Bagdad in brand om de vijand het zicht uit de lucht te ontnemen, maar burgers leden eronder. Hij stationeerde tanks in woonwijken, sloeg wapens en explosieven op in scholen. En als het hem uitkwam, gebruikte hij diezelfde burgers voor zijn propaganda; toen in 1991 bij een bombardement van een schuilkelder in Bagdad meer dan vierhonderd doden vielen, werd dat het voorbeeld van de wandaden van de Amerikanen.

IS stamt rechtstreeks af van Saddams regime, met leden van zijn Baath-partij die de geheime dienst ontwierpen, militaire strategieën uitzetten en rekruten trainden op hoge posities. Geen wonder dus dat IS hem ook bij de behandeling van burgers als een ware tovenaarsleerling imiteert en overtreft.

Berichten uit het kalifaat dat IS uitriep, leggen de wreedheden bloot jegens mensen die zich weigeren aan te sluiten – een kopie van Saddams adagium dat wie niet voor hem was, tegen was. Er staan strenge straffen op overtreding van de kleding- en gedragsregels en op het bezit van een werkende simkaart. Kinderen kunnen niet naar school, of worden onderwezen in een systeem dat uitgaat van oorlogsvoering. IS’ belastingstelsel heeft velen tot de bedelstaf gedreven, maar wie het waagt te ontsnappen, kan dat met de dood bekopen. Via executie, of met mijnen op de vluchtroute zoals bij burgers die uit het IS -bolwerk Hawija proberen te ontsnappen, of met een autobom die midden tussen de vluchtelingen ontploft zoals in Mosul.
De groep heeft burgers zo bang gemaakt, dat veel vrouwen hun vermaledijde nikab pas in een vluchtelingenkamp durven af te leggen. En gelijk hebben ze, want in enkele dorpen die het Iraakse leger had bevrijd en daarna weer verlaten, kwamen IS-strijders uit hun tunnels om de bevolking die de bevrijders had begroet hardvochtig te straffen.

Menselijk schild

De strijd om Mosul begon op 17 oktober met het bevrijden van een honderdtal dorpen in de wijde omgeving. In de twee weken voordat het Iraakse leger de stad bereikte, sloegen bijna 18.000 mensen op de vlucht. Maar vele duizenden konden niet ontkomen en kwamen klem te zitten.

‘Mijn dorp was het laatste dat nog vreedzaam werd bevrijd,’ vertelt het Iraakse oud-parlementslid Mohammed Khalif Jibouri, een van de leiders van de Jibouri-stam. IS trok zich uit zijn dorp ten zuiden van Mosul terug om een naburig dorp te verdedigen, en het Iraakse leger liep gewoon binnen, vertelt hij in de ontvangstkamer van zijn huis in de Koerdische hoofdstad Erbil.

‘Daarna nam IS alle families uit de dorpen mee naar Mosul als menselijk schild. Ze moesten lopen, om de strijders te beschermen toen die zich terugtrokken. Als ze een
dorp bereikten, bleven ze een nacht of twee, en dan weer verder.’ In Mosul werden ze vrijgelaten. ‘Sommigen hadden er familie, vrienden, maar ze mochten de stad niet uit.’
VN-organisaties melden dat IS op die manier duizenden burgers gedwongen heeft verplaatst. Soms om terugtrekkende troepen te beschermen tegen luchtaanvallen, soms als menselijk schild bij locaties die doelwit zouden kunnen zijn voor bombardementen. Op 28 oktober verklaarde de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN dat zeker 5.300 gezinnen uit Al-Shura, veertig kilometers van Mosul, ‘onder bedreiging van wapens, en dood als ze zich verzetten (…) verplaatst worden naar strategische locaties waar IS-strijders zich bevinden.’

De mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) sprak met inwoners die wisten te ontsnappen en vertelden dat strijders van deur tot deur gingen, dat ze voedsel beloofden in het volgende dorp maar geweld gebruikten als mensen zich verzetten. Journalisten hoorden van vluchtelingen over een hoogzwangere vrouw die onderweg moest bevallen, wat zij noch de baby overleefden. Haar tweejarig dochtertje zou onderweg zijn bezweken, net als veel andere kinderen.

Vluchtende IS-strijders

Mohammed Jibouri voegt er zijn verhaal aan toe: ‘Een man duwde de rolstoel van zijn moeder, en toen hij niet snel genoeg ging, schoten ze hem en zijn moeder dood.’
Hij ziet dit gedrag van IS-strijders vooral als wraak. ‘In hun visie hebben deze dorpelingen hen teleurgesteld. Toen ze met het Iraakse leger vochten, hebben sommigen hen in de rug aangevallen. En ze hadden gehoord hoe ze het leger verwelkomden.’

Het lijkt erop dat IS een plan had liggen voor deze ‘operatie menselijk schild’. Zo zijn eind oktober in de stad Hamam al-Alil, op zo’n tachtig kilometer van Mosul de inwoners van tientallen omliggende dorpen verzameld, waardoor de stad groeide van 23.000 naar 60.000 inwoners. De mannen, vrouwen en kinderen werden ondergebracht in scholen en openbare gebouwen, om daarna per vrachtwagen en bus naar Mosul te worden Het is moeilijker om in de stad zelf met de IS-terroristen te vechten omdat zij niet aarzelen om onschuldige burgers in te zetten ter bescherming.gebracht, waar IS zich op de westelijke oever van de Tigris heeft verschanst.
Een deel is overgebracht naar Talafar, dat op de route ligt tussen Mosul en Syrië. Zij kregen te horen dat ze naar Syrië worden overgebracht, blijkbaar als schild voor IS-strijders die Mosul ontvluchten. Datzelfde gebeurde afgelopen zomer bij het Syrische Manbij, toen coalitievliegtuigen honderden vluchtende IS-strijders ongemoeid moesten laten omdat zij zich tussen burgers uit de voeten maakten. Ook tijdens de strijd om Hamam al-Alil zelf zijn burgers als schild rondom belangrijke doelen geplaatst, tot het Iraakse leger op 10 november de stad innam en de strijders wegvluchtten.

De strategie heeft grote gevolgen voor de operatie in Mosul, zei de chef van de operatie, de Iraakse generaal Najim Jibouri tegen het Koerdische medium Rudaw. De operatie wordt erdoor vertraagd; het is ‘de grootste zorg’ van zijn leger. ‘Het is moeilijker om in de stad zelf met de IS-terroristen te vechten omdat zij niet aarzelen om onschuldige burgers in te zetten ter bescherming.’

Greppels vol olie

Burgers worden nog op andere manieren de dupe van de oorlogsvoering. Een grote regio werd getroffen toen IS eind oktober niet alleen oliebronnen, maar ook een zwavelfabriek in brand stak. De zware, giftige wolken leidden tot gezondheidsklachten en vier doden; zo’n duizend mensen meldden zich voor medische behandeling. IS gebruikte een Saddam-truc om vijandelijke vliegtuigen het zicht te ontnemen, en stak daarom ook alle huizen in de christelijke stad Qaraqosh in brand. Dat de bevolking hiervan slachtoffer is, interesseert IS niet.
Hetzelfde geldt voor de strijd in Mosul: daar liggen greppels vol olie te wachten om op het juiste moment in brand te worden gestoken. IS zou een deel van de zwavelvoorraden naar de miljoenenstad hebben overgebracht om de vijand te kunnen uitroken. Slechts een enkele inwoner heeft kans gezien een gasmasker te bemachtigen.
Met het steeds maar oprukkende Iraakse leger steeg de paranoia bij IS ten top. In Mosul dwong ze jongens vanaf negen jaar oud dienst te doen. VN-organisaties melden dat in de eerste twee weken van de slag om Mosul zeker vijfhonderd burgers zijn gedood, vaak op beschuldiging van spionage.
Bij razzia’s zijn voormalige ambtenaren en oud-leden van politie en leger opgepakt, opdat die zich niet bij de vijand kunnen aansluiten. Dat zij eerder boete hadden gedaan en honderden dollars hadden betaald, was vergeten. En hoewel velen onderdoken, zijn zeker 180 oud-ambtenaren en honderden politiemensen en soldaten geëxecuteerd.
Jibouri hoorde van zijn stamgenoten hoe deze groepen er bij de gedwongen verplaatsingen uitgehaald werden. ‘De mensen werden van dorp naar dorp gedreven, en bij de controleposten werden hun namen gecheckt in de computer. Als iemand na 2003 in het leger of bij de politie had gezeten, werd hij weggevoerd en vermoedelijk geëxecuteerd.’

Speciale aanmeldcentra

Een ooggetuige vertelde Human Rights Watch dat IS in twee dagen vrachtwagenladingen met in totaal zo’n vijfhonderd politieagenten heeft afgevoerd. Een politieman die zich dagenlang verborg nabij de Tigris, zag daar de lijken voorbijdrijven. Andere getuigen vertellen dat strijders in Hamam al-Alil alle mannen en jongens boven de twaalf verzamelden, en ongeveer 75 ex-leden van politie en leger in bussen laadden. Na de bevrijding van de stad is daar een massagraf met meer dan honderd onthoofde lichamen gevonden.

Geen wonder dat veel burgers in bevrijde gebieden het Iraakse leger met open armen ontvangen, en dat zij die weten te ontkomen hun opluchting niet verbergen als ze de frontlinies veilig over zijn. Toch hebben ze niet alleen van IS te vrezen. Bij hun vlucht naar veiliger streken gaan ze opnieuw door de mangel in het proces dat moet vaststellen dat ze niet met IS hebben samengewerkt.

Dat gebeurt in speciale aanmeldcentra die gevestigd zijn aan de rand van Koerdisch gebied. Volgens Jibouri, die hier regelmatig stamgenoten ophaalt, duurt dit Alle mannen boven de vijftien jaar worden apart gezet, een enkeling zit er al honderd dagen, en niemand heeft een advocaat.screeningsproces normaal twee weken, maar vaak langer. ‘Dat is lang,’ beaamt hij volmondig. ‘Het ligt eraan wat voor informatie ze over iemand hebben.’
De Koerdische veiligheidsdienst Assaish bepaalt op basis van informatie uit haar computer of er reden is om de ontheemde nader te onderzoeken op banden met IS. ‘Ze controleren of iemand bij de politie of het leger was, en waarom hij toch is gebleven. En ze ondervragen hem over familieleden en vrienden,’ zegt Jibouri. Is alles in orde, dan wordt de man met zijn familie in het kamp herenigd.
Mensenrechtenactivisten klagen over de behandeling tijdens de screening. Alle mannen boven de vijftien jaar worden apart gezet, een enkeling zit er al honderd dagen, en niemand heeft een advocaat. Er is geen onafhankelijk toezicht en als iemand wordt overgeplaatst, is er geen communicatie met de familie.

Het Iraakse leger heeft het gebied ten zuiden van Mosul heroverd op IS. Foto: Eddy van Wessel
Standrechtelijke executies

Volgens HRW-onderzoekster Belkis Wille vormen vijf tot zeven lijsten de basis voor het proces; ze zijn samengesteld uit informatie van verschillende etnische en religieuze gemeenschappen. Ze herinnert zich een bijeenkomst met leden van de Yezidi-minderheid in Irak, waarbij een van de aanwezigen vertelde over een lijst van Arabieren ‘die ons aan IS hebben verraden’. Hij doelde op dorpelingen en buren die IS-strijders bij hun invasie in de Yezidi-provincie Sinjar in augustus 2014 van informatie zouden hebben voorzien.
De behandeling zet ook kwaad bloed. Mahmoud (die niet onder eigen naam wil praten) vertelt hoe hij vanuit het aankomstkamp Debaga is overgebracht naar de Assaish in Erbil, waar hij twee maanden vastzat. Omdat hij als ingenieur onder IS bij een elektriciteitscentrale was blijven werken, was hij verdacht. Bang voor repercussies wil hij slechts kwijt dat de ondervraging gewelddadig was, en dat er enorme psychische druk werd uitgeoefend. ‘Ik geef de Koerden het recht hun land veilig te houden, maar ze moeten niet overdrijven,’ zegt hij voorzichtig.

Koerdische autoriteiten zeggen dat ze zo zorgvuldig mogelijk werken. Vele malen erger zijn de sjiitische milities, die bij de bevrijding van Fallujah in de zomer honderden mannen in bewaring hebben genomen van wie nooit meer iets is vernomen. Maar ook het Iraakse leger, dat de afgelopen weken vooral is geprezen vanwege zijn goede behandeling van burgers, ontkomt niet aan kritiek.

Een journaliste vertelde Belkis Wille hoe een soldaat van het Iraakse leger meldde dat hij iedereen die langs zijn controlepost kwam en die hij verdacht van banden met IS, in elkaar sloeg tot hij bekende. ‘Hij vertelde haar trots dat hij de afgelopen dagen twee mannen ter plekke had geëxecuteerd omdat hij had vastgesteld dat ze strijders van de Islamitische Staat waren. Dat is een duidelijke oorlogsmisdaad.’

Na de aanslag in Kirkuk namen burgers de wapens op om de indringers te lijf te gaan, wat leidde tot standrechtelijke executies door ophanging aan een lantarenpaal en ritjes met het lichaam van een IS-strijder achter de auto. Ook uit bevrijde wijken van Mosul komen verhalen van kinderen die met lijken van IS-strijders slepen.

Om eigenrichting te voorkomen, heeft de Iraakse Orde van Advocaten bekendgemaakt dat iedereen die banden met IS heeft gehad maar geen ernstige misdrijven heeft begaan, zich bij de orde kan melden voor verdediging. Want de haat jegens IS heeft gevolgen voor hele groepen burgers. Jibouri, die vanwege de goede banden tussen zijn stam en de Koerden de afgelopen maanden tientallen stamgenoten uit de opvangkampen elders heeft kunnen onderbrengen, vertelt dat hem dat sinds kort niet meer lukt. ‘Ze laten niemand meer vertrekken, zelfs al is Debaga-kamp overvol.’ Alleen verplaatsingen tussen de kampen of terugkeer naar bevrijde dorpen is nog toegestaan.
Sinds de aanslag van IS van 21 oktober zit met name Kirkuk potdicht voor ontheemden uit door IS bezette regio’s, zoals ook de buspassagiers uit Hawija ondervonden. Omdat die aanslag was uitgevoerd door mensen uit Hawija met hulp van anderen uit IS-gebied die in Kirkuk woonden, besloten de Koerdische veiligheidsdiensten twee dagen later dat Arabische ontheemden een gevaar vormden.

Ondanks protesten uit binnen- en buitenland zijn honderden van hen Kirkuk uitgezet, en is een groot aantal huizen vernield, officieel omdat ze illegaal gebouwd zouden zijn, maar even illegale woningen van Koerdische buren bleven ongemoeid.
Tegelijkertijd zijn inwoners uit drie Arabische dorpen ten zuiden van Kirkuk gedwongen te vertrekken. De aanval op Kirkuk zou vanuit deze regio zijn uitgevoerd. Koerdische veiligheidstroepen stuurden de honderden inwoners naar het opvangkamp van Daquq, waar de mannen het screeningsproces ingingen.

Willekeur en wraak

Daarmee beperkt de oorlog tegen IS zich niet tot de strijders, maar raakt in feite alle soennitische Arabieren, ook slachtoffers van haar wrede bewind. ‘Iedereen wordt gewantrouwd,’ stelt Mohammed Jibouri vast. ‘Door de grote misdaden van IS hebben we geen keus en moeten we zelfs het meest wrede gedrag accepteren. Dat we oneerlijk behandeld worden, komt door IS. IS is ons grootste probleem.’
Na de val van Saddam werd ieder lid van zijn Baath-partij een paria, terwijl velen niet aan dat lidmaatschap konden ontkomen. Het leidde tot frustratie en verzet, en uiteindelijk tot IS. En aansluiting bij IS was opnieuw vaak de enige manier om te overleven. Voor Khidher Domle is daarom een eerste vereiste daders snel te identificeren en te berechten. ‘Als gemeenschapsleiders, stamhoofden en religieuze leiders vaststellen wie lid is van IS en wie een aanhanger, wie slaven hield, wie stal en wie vernielde, kan recht worden gedaan. Maar als daders worden beschermd, dan geven we een nieuwe IS de kans onder een andere naam terug te komen.’

Maar juist dat proces kan tot nieuwe problemen leiden, waarschuwt Belkis Wille. Ze wijst op het gevaar van willekeur en wraak, als ook mensen op lijsten terecht komen vanwege ruzies en vetes. ‘Dit beleid zal dezelfde extremistische groep die de Iraakse troepen nu proberen te bestrijden, juist voeden.’
De strijd tegen IS is bijna niet te winnen. Oude vetes doen mee, nieuwe frustraties worden geboren. Zo kunnen politici het maar niet eens worden over de politieke toekomst van Mosul. Ze beweren dat het winnen van de vrede even belangrijk is als het winnen van de oorlog, maar burgers in het nu bezette Mosul geven ze geen stem. En zo oogst Irak wat Saddam heeft gezaaid.