Het moet een uur of drie in de nacht zijn geweest. Opeens was het er en kennelijk was ik wakker. De angst zat in mijn hoofd, maakte mijn hersenen tot autonoom motortje. Mijn benen deden niet mee, armen omarmden mijn borstkas, ik begon te wiegen.
Het zit in me! Het kan niet weg! Het kan er niet uit!
In vlagen begreep ik wat er gebeurde: ik was bang, heel bang, maar ik kon de bangheid niet beheersen, mijn denken draaide in een rad. Het spinde rondjes, steeds wijder lopende rondjes, en ik – ik? Wie was de ‘ik’ op dit moment? – kon niet stoppen met denken.
Het zit in me! Het kan niet weg! Het kan er niet uit!
Dit was geen droom. Het is echt waar, er zat een computer met batterij in mijn rug
Ik vluchtte het bed uit, zette me op de grond tegen een bank. Fijn, koud, maakte dat ik...
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.