In het badhuis

Dat ik besneden ben, komt niet slecht uit: het clubje joodse Russen met wie ik iedere woensdag naar het badhuis ga, kijkt er onbewust toch naar. Het is een duur badhuis, met dure auto’s voor de deur. Ook de bediening, het interieur, de menukaart – alles is er eigenlijk duur. Maffiastijl à la jaren dertig. Veel gouden kettingen.

Misja is doorgaans vrolijk en met zijn wijnhandel de rijkste van ons allen. Maar zelfs na het derde rondje hellehok (de stoomstoker is een Tsjetsjeen) is zijn gezicht nog even verschrompeld als zijn penis. Hij slaat het bier af; laat de schaal met dampende garnalen onberoerd. ‘Ze wilden me laten dood zuipen!’ Hij drapeert het klamme laken over zijn lichaam. ‘Hé Igor!’ maant hij de badhuisober. ‘Een kroes thee met honing!’

Hij had pas een mooie deal met Armenen gesloten. ‘Misja, je hebt de poen binnen. Jij gaat ons nu een mooie avond bezorgen!’ Dat had hij wel vaker gedaan: een banket, uitmondend in een orgie. ‘Ik belde...